Skip to main content

Nieuwsbrief


Geschreven: 28 maart 2010
Aangepast: 16 juni 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: De dood in beeld

 

Spoorstraat GoudaOp de achtergrond de statige St. Janskerk. In het straatbeeld fietsers, voetgangers en een tweetal vrachtwagens. Een vooroorlogs beeld. Tegenwoordig is het een stuk drukker met veel doorgaand verkeer op de Spoorstraat.

De prentbriefkaart laat nog iets anders zien dat intussen is verdwenen, nl. de joodse begraafplaats. Achter de vrachtwagen is de ommuring te zien. De ingang van deze dodenakker lag aan de Boelekade.

Tot 1815 werden de joden uit Gouda begraven in Rotterdam, in dat jaar kreeg de joodse gemeenschap toestemming een tuin als begraafplaats te kopen. Uitbreidingen volgden in 1846 en 1859. In 1930 werd aan de Bloemendaalse Verlaat een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen. In 1964 werd de joodse gemeente opgeheven, waarna de begraafplaatsen in 1976 in verband met de hoge waterstand werden geruimd. Zerken en resten werden overgebracht naar Wageningen. De poort en een deel van de muur werden verplaatst naar het Raoul Wallenbergplantsoen als herdenkingsmonument.

 

Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van april 2010

Geschreven: 28 maart 2010
Aangepast: 09 mei 2013
Auteur: Leon Bok
Categorie: De lucht is niet te harden

 

Wellicht dat u, net zoals ik, regelmatig hebt rondgelopen op een begraafplaats met enige aandrang. Op veel begraafplaatsen rest dan vaak alleen burgerlijke ongehoorzaamheid... Grotere begraafplaatsen kennen evenwel nette toiletgebouwtjes of toiletblokken bij aula of poortgebouw. Net en modern comfort dat voor veel bezoekers onmisbaar is. Maar ook op kleinere begraafplaatsen en kerkhoven was behoefte aan een fatsoenlijke gelegenheid voor de toiletgang van kerkgangers of begraafplaatsbezoekers. Veel van die gelegenheden zijn dan ook tegen een kerk of toren gebouwd of ze zijn opgenomen in het lijkenhuisje. In sommige gevallen vraag je wel eens af hoe men tientallen jaren geleden nou aankeek tegen het idee dat iemand hooguit een halve meter van een graf zijn behoefte deed! Toch kennen nog tientallen begraafplaatsen en kerkhoven een pisbak of kakdoos. Veel van die gelegenheden zijn in onbruik geraakt omdat het wellicht niet meer op prijs werd gesteld of juist gewoon omdat de stank te erg werd.

Pisbak in WommelsNa een aantal wat onkiese pisbakken die open en bloot nabij kerkgebouwen stonden, dit keer een meer gekuiste pisbak. Op de gemeentelijke begraafplaats van Littenseradiel in Wommels staat een eenvoudig bakstenen huisje. Het is geen typisch lijkenhuisje, maar meer een gebouwtje voor de doodgraver, functioneel als die kunnen zijn. Aan de voorzijde bevat het gebouw een dubbele deur en in de zijgevels zijn een tweetal bovenramen aangebracht. Het gebouwtje dat op een rechthoekig grondvlak staat, is voorzien van een met pannen belegd schilddak. Het huisje staat aan een breed voorplein, van de begraafplaats gescheiden door een hoge haag. Voor wie hoge nood heeft en zich stiekem naar de achterzijde van het gebouwtje begeeft, komt tot zijn verrassing oog in oog te staan met een pisbak. De kleine open ruimte is voorzien van een eenvoudige porseleinen pisbak met daaronder een afvoer. Waterspoeling ontbreekt.

Naast deze kleine open ruimte is er in de achtergevel nog een ruimte. Deze met een deur afgesloten ruimte bevat misschien wel het damestoilet. Maar of de dames hier hun behoefte kunnen doen blijft onduidelijk want de deur blijkt afgesloten. Dan toch maar…

 

Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van april 2010


Geschreven: 16 december 2009
Aangepast: 16 juni 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: De dood in beeld

 

velsenAnno 2009 zijn crematie en begraven wettelijk gelijk aan elkaar. Het aantal mensen dat zich laat cremeren in plaats van begraven is ongeveer gelijk. Hoe anders was dat in het begin van de twintigste eeuw. Weliswaar was in 1874 'De Vereeniging tot invoering der Lijkverbranding in Nederland' - later de Koninklijke Vereniging voor Facultatieve Crematie - opgericht, maar in Nederland was crematie nog niet mogelijk. Pas in 1913 werd in het Noord-Hollandse Velsen het eerste crematorium van Nederland gebouwd. Op 1 april 1914 vond er de eerste crematie plaats. In de eerste jaren na de ingebruikname deed de vereniging veel moeite om crematie onder de aandacht te brengen als alternatief voor het begraven. Hele reeksen prentbriefkaarten verschenen met daarop heel verschillende afbeeldingen van het crematorium. Alles om duidelijk te maar dat er niets geheimzinnigs was aan een crematie.

Hier ziet u hoe een kist klaar staat om in de oven geschoven te worden. Linksboven zakte de kist vanuit de aula naar beneden. De kist werd op de kar geladen, waarna deze via de rails en de draaischijf (duidelijk zichtbaar onder de kar) in de oven geplaatst kon worden. Rechtsvoor is heel duidelijk de buitenbekisting te zien. Deze kist werd gebruikt als omhulsel voor de daadwerkelijke grafkist, welke vaak gemaakt was van een goedkoper houtsoort. De buitenkist, gemaakt van duurder hout, kon hierdoor herhaaldelijk worden gebruikt.

 

 

Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van februari 2009

 


Geschreven: 16 december 2009
Aangepast: 16 juni 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: De dood in beeld

 

speijkVergane glorie. Begin 20ste eeuw werd Jan van Speijk nog steeds gezien als volksheld, zoals te zien op onderstaande prentbriefkaart met kransen aan zijn grafmonument in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Een kerk waar meer zeehelden zijn bijgezet, waaronder misschien wel de grootste zeeheld die Nederland ooit gekend heeft: Michiel Adriaanszn de Ruyter. Maar waar De Ruyter nog volop wordt geëerd, is daar bij Van Speijk geen sprake meer van. Wellicht dat hij nog bekend is om zijn uitspraak "Dan liever de lucht in!", maar ook weinigen zullen weten waar die uitspraak om draait.

Tijdens de Belgische Opstand, of beter de Belgische Onafhankelijkheidsstrijd, liet hij als commandant van een kanonneerboot op 5 februari 1831 het kruitvat in het schip ontploffen, zichzelf, bijna dertig landgenoten en een onbekend aantal Belgen meenemend in de dood. Een haast onnederlandse wijze van zelfopoffering. Het vaderland was drie dagen in rouw. Een held was geboren. Moeizaam verkregen de Nederlanders de overblijfselen van Van Speijk, wiens resten in een vaatje spiritus door de Belgen werden overhandigd. Een nationale loterij werd uitgeschreven, met prijzen die waren vervaardigd van de overblijfselen van de kanonneerboot. Met de opbrengst, die de verwachtingen ver overtrof, werd een grafmonument ontworpen. De plechtige herbegrafenis van Van Speijk vond ruim een jaar later plaats, op 4 mei 1832 in Amsterdam.

Overigens is Van Speijk nog niet helemaal vergeten, zeker niet door de Koninklijke Marine. Al vanaf 1832 zijn er schepen bij de Koninklijke Marine die de naam Van Speijk naam dragen. Zijn naam wordt anno 2009 levend gehouden door het multi-purposefregat Hr. Ms. Van Speijk, te water gelaten in 1994. Frappant is dat het schip regelmaat wordt ingezet in acties die samen met de Belgische marine worden uitgevoerd... Gelukkig maar dat onze zuiderburen niet zo haatdragend zijn.

 

 

Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van januari 2009