Beroemde Graven
* Tiel 23 november 1853 - † Utrecht 26 november 1904
Schrijfster, moeder en moordenares?
Op 26 november 1904 overleed in Utrecht Sophia van Wermeskerken-Junius, beter bekend als de schrijfster Johanna van Woude. Enkele bewonderaars richtten dertig jaar later een grafmonument voor haar op dat nog steeds te vinden is op de Utrechtse begraafplaats Kovelswade. Johanna van Woude schreef Hollandsch Binnenhuisje, een bestseller. Dit boek verscheen voor het eerst in 1888 en werd in de veertig jaar daarna zestien keer herdrukt. In Hollandsch Binnenhuisje wordt het gezinsleven van Hein en Truus Smeder en hun twee kinderen beschreven. Een idylllisch bestaan waarin weinig bijzonders gebeurd, maar gewoon het leven van alledag wordt beschreven.
Het boek leverde van Woude veel kritiek op van de 'moderne' Tachtigers, die haar stijl en onderwerpskeuze niet bepaald vooruitstrevend vonden. Maar ook door de eerste feministen uit die periode werd Van Woude niet bijzonder gewaardeerd omdat zij er geen geheim van maakte dat zij het huwelijk de meest ideale bestemming voor de vrouw vond. Het leven van de schrijfster zelf, Sophia van Wermeskerken-Junius was heel anders dan in Hollandsch Binnenhuisje werd beschreven. Zo combineerde zij het moederschap met het schrijven van boeken en het redigeren van het meisjestijdschrift De Hollandsche Lelie. Haar eigen huwelijk leek bovendien totaal niet op het droomhuwelijk uit haar boek, het liep na vijftien jaar zelfs uit op een echtsscheiding. Vlak voor deze scheiding werd Van Woude door haar echtgenoot ook nog eens beschuldigd van een poging tot vergiftiging, waarvoor ze drie weken in voorarrest heeft gezeten. Deze verdenking is echter nooit bewezen. De huishoudster die de poging tot vergiftiging zou hebben gezien werd drie maanden na de echtscheiding de nieuwe mevrouw van Wermeskerken. Na deze scheiding ging het met Johanna geestelijk steeds slechter. Ze leed aan achtervolgingswaan en moest in 1902 worden opgenomen in het Utrechtse Willem Arntszhuis waar ze in november 1904 op 51-jarige leeftijd overleed aan 'hersenverweking'.
Aanvankelijk werd Johanna van Woude begraven op Soestbergen aan de Gansstraat in Utrecht. Op 30 juli 1915 werd ze herbegraven op Kovelswade. Het monument op haar graf werd pas in december 1933 geplaatst. Dit grafmonument laat zien dat haar populariteit 'als schrijfster en moeder' lang in stand is gebleven. Onder op de steen staat de tekst:'dichteres van het heilig huwelijk en van de muziek des levens. Zij was haar kinderen en duizende Hollandsche vrouwen een hooge leidster.' Ondanks de kritiek van de Tachtigers werden haar boeken inderdaad zeer veel gelezen, ook door het voor die tijd wat lossere taalgebruik. Bovendien was de inhoud van haar boeken voor velen zeer herkenbaar. Enige waardering voor haar werk is ook te vinden in het feit dat Johanna van Woude tot de eerste dertien vrouwen behoorde die in 1893 tot de maatschappij der Nederlandse Letterkunde werden toegelaten. Haar werk werd bovendien in het Duits en Engels vertaald en in het buitenland uitgegeven.
Op het graf zien we verder vier boekjes is steen met daarop de titels van het werk van Johanna van Woude. Het boek Een verlaten post is nog het meest omstreden van het rijtje. In dat boek, dat in 1891 verscheen, pleegt de hoofdpersoon René na haar huwelijk zelfmoord door zichzelf te vergiftigen. Het huwelijk bleek al vroeg in het werk van Van Woude toch niet voor iedereen weggelegd.
Wat verder opvalt aan de steen is dat de sterfdatum niet klopt. Johanna van Woude overleed op 26 november 1904, en niet in 1905, zoals de steen vermeld. Ook de zin 'opgericht 1934 vijftig jaar nadat Hollandsch binnenhuisje verscheen, door haar vereerders' moeten we niet al te letterlijk nemen. Hollandsch Binnenhuisje verscheen namelijk voor het eerst in 1888. Ondanks dit hebben de bewonderaars van Van Woude een prachtig monument geplaatst waarmee Johanna van Woude aan de vergetelheid is ontrukt.
Literatuur
- Th Hoven, 'mw S.H.C. van Wermeskerken-Junius' in: Levensberigten der afgestorven medeleden van Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1905) p. 250.
- Johanna van Woude, Mijne levensherinneringen (Haarlem 1907).
- H. Heesen en H. Jansen, 'Pen in ruste: Johanna van Woude, schrijfster en moeder' in: Utrechts Nieuwsblad, 15 februari 2000.
* Leeuwarden, 5 april 1729 - † Heemse, 1 september 1807
Streef, mijn ziel, streef naar 't volmaakte,
Niet bij 't stof, maar bij dien God,
Die voor U in rampen waakte;
Zoek in Hem uw zaligst lot;
Hij alleen, Hij kent uw smart,
Offer Hem 't gevoeligst hart!
Bellingeweer is al lang geen kerkdorp meer. De kerk werd afgebroken in 1824, terwijl de borg Tamminga, ook wel Huis Bellingeweer genoemd, dit lot in 1820 al had ondergaan. Wat rest is een ommuurd kerkhof op de wierde, waarop het dorp zich bevond. Het kerkhof is een beschermd monument en eigendom van de Hervormde gemeente Winsum-Obergum. Bijzonder zijn een drietal gietijzeren grafpalen. Bellingeweer is nu een deel van het Groninger dorp Winsum. In de 18e eeuw kende Bellingeweer een soort Muiderkring met als middelpunt Clara Feyoena van Sytzama. Het was een verzameling van kritische jonge dichters, die in verzet waren tegen, wat zij vonden, een gezapige Groninger regentenrijmelarij. Clara Feyoena werd geboren op 5 april 1729 in Leeuwarden als dochter van Phyrrus Wilhelmus van Sytzama en Isabella Juliana Van Humalda, die de Beslingastate bij Friens bewoonden. In de kerk van Friens bevinden zich een aantal rouwborden van de Van Sytzama's. Clara's moeder stierf in het jaar van haar geboorte. Een paar jaar later hertrouwde Clara's vader met de Groninger weduwe Geertruida Foek van Burmania van de Tammingaborg te Bellingeweer, waar hij zich vestigde. De zorg voor Clara's opvoeding werd toevertrouwd aan een gouvernante. Reeds op jeugdige leeftijd ontwikkelde Clara haar dichterlijke gaven. Van Sytzama, die zelf ook dichtte, was zo onder de indruk van het dichten van zijn dochter, dat hij vond, dat dit gepubliceerd moest worden. Zo geschiedde.
Onder haar beeltenis, voorin die uitgave, stond het vers:
Zo praalt Adeldom bij Deugd
Wijsheid, Schranderheid en Jeugd
Is in Claraas deftig wezen
Maar nog meer in 't werk te lezen
De titel van het werk: Bellingeweerster Uitspanningen. Het eerste gedeelte bevatte "Geestelijke Stoffen" , het tweede gedeelte "Mengelstoffen" , dus van alles wat. Clara's vorming werd toevertrouwd aan een jonge leermeester, Justus Conring. Zijn sympathie voor de patriotten en de liefde, die ontstond tussen leerling en leraar, was Van Sytzama niet welgevallig en betekende al spoedig ontslag. Justus heeft het niet overleefd. Hij stierf, overmand door liefdessmart, na een ziekte van vijf dagen op 4 december 1748. Het heeft Clara zeer aangegrepen. Haar neerslachtigheid deed Van Sytzama besluiten haar te laten logeren bij Jan Andries van Sytzama, een oom, die in Heemse (Ov) woonde. Het was in Heemse, dat ze Isaac Reinder baron van Raesfelt ontmoette, met wie ze op 6 september 1750 trouwde. Na een korte periode gewoond te hebben op de Alerdinck bij Heino, vestigde het echtpaar zich in 1753 te Heemse. Daar werd in 1757 een dochter geboren, Ermgard Ebella Juliana, die in 1775 trouwde met graaf Christiaan Lodewijk van Rechteren en overleed na de geboorte van haar tweede kind. Zij was toen 22 jaar oud. Het heeft Clara veel verdriet gekost. In haar dichtkunst heeft ze getracht dit verdriet te verwerken. De slotregels van de Treurzang, die ze toen dichtte, geven daarvan iets weer:
O, grote Borg, die voor mijn zonden,
van 't murmurerend hart voldee
tot G'U zoo lijdzaam liet doorwonden,
neem weg de prikkels van mijn leed!
dan zal geen kruis hoe zwaar mij deeren,
op welke wegen Gij mij leidt,
dan leun ik op de staf des Heeren
en wacht op Zijne zaligheid.
Was Clara over de gedichten in haar eerste bundel, Bellingeweerster Uitspanningen, niet erg tevreden, haar volgende bundels lieten een duidelijke verbetering zien. De tweede bundel uit 1774 was: Heemse, Hof-, Bosch- en Veldzang. Gedichten, waarin het accent lag op de natuur en de lering, die er uit de natuur te trekken valt. Haar derde bundel uit 1794: Gedichten, bevat het stichtelijk werk. Godsdienst heeft veel voor Clara Feyoena betekend. Het Liedboek der Kerken bevat een gezang van Clara Feyoena, dat velen kennen:
Wij knielen voor uw zetel neer,
wij, Heer, en al uw leden,
en eren U als onze Heer
met liedren en gebeden.
Dat alle macht, hoe hoog, hoe groot,
voor U, o Godsgetuige,
o Eerstgeboren' uit de dood
zich diep eerbiedig buige!
Gezang 231 Liedboek der Kerken. Het is een gezang voor Hemelvaart.
Kort voor haar dood in 1807 schonk zij de kerk van Heemse een kerkorgel "uit liefde voor de godsdienst". In 1917 werd dit orgel verkocht naar Pesse (Dr). Het huidige orgel van 1977 is weer geconcipiëerd in de stijl van omstreeks 1800 en is in die zin toch weer een verwijzing naar de Vrouwe van Heemse, Clara Feyoena van Raesfelt, geboren Van Sytzama. Op 1 september 1807 is Clara Feyoena gestorven. Dat zij in Heemse is begraven, daarover is men het wel eens. De meningen verschillen ten aanzien van de plaats.
Sommigen menen in de kerk van Heemse, anderen op het kerkhof. Een steen ontbreekt. Mogelijk ligt zij toch begraven in het familiegraf, waarin haar grootmoeder Ianna Iudith baronesse Blanckvoort Vrouwe te Hofstede en Blanckenhemert douarière Van Sytzama rust. Deze overleed op 1 december 1739 en werd begraven in de kerk van Heemse. Haar graf wordt gedekt door een zerk met de familiewapens en bevindt zich bij de kansel.
Literatuur
- De Hervormde Kerk van Heemse; Kerkvoogdij Herv. gemeente Heemse z.j.
- Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)
- Monumenten in Nederland: Overijssel; Zwolle (1998)
- Dodenakkers, Cees van Raak; Amsterdam (1995)
Header: detail portret van Clara Feyoena van Sytzama door Jan Caspar Philips, 1745. (Collectie Rijksmuseum, RP-P-OB-60.083)
* Amsterdam 28 februari 1879 – † Amsterdam 8 april 1940
De architect J.F. Staal werd geboren te Amsterdam in 1879. In de geschiedschrijving van de Nederlandse architectuur komt hij nauwelijks aan bod. Aan zijn vrouw en zijn voormalige compagnon Kropholler zijn fraaie biografieën gewijd, maar Staal is kennelijk in de vergetelheid geraakt. Dat ligt zeker niet aan zijn architectuur, die heden ten dage nog tot de verbeelding spreekt.
* Kalkar (hertogdom Kleef) 1529 - † Pieterburen 2 juni 1597
Een Geus in Pieterburen
Laat in een gesprek de naam Pieterburen vallen en al spoedig komen zeehonden en wadlopen ter sprake. Tuinfanaten weten van het bestaan van "Domies Toen" (de tuin van de dominee) vanwege de bijzondere bloemen en zeldzame planten in die tuin. Tussen deze tuin en de begraafplaats van Pieterburen bevindt zich een juweel van een gotische kerk uit de 15e eeuw. De toren is echter van veel later datum en stamt uit het begin van de 19e eeuw. Boven de ingang lezen we:
AO 1805 HEEFT JR. GOOSEN GEURT ALBERDA, HR. VAN DYKSTERHUIS ENZ. ENZ., DEZE TOREN LATEN BOUWEN. HARMANNUS HAVINGA, KERKVOOGD EN SCHOOLMEESTER TE PEETERSBUREN, HEEFT OP DEN 20 MEI DE EERSTE STEEN GELEGD. M. WALLES VAN GRONINGEN IS ARCHITEK HIEROVER GEWEEST. RINE PIETERS, HARM TINKELES EN DREWS LEVI HEBBEN HET WERK VERVAARDIGT.