Beroemde Graven
* Gendringen 29 september 1819 - † Olburgen 12 juli 1876
Leven en sterven van een gestigmatiseerde vrouw
Op 22 maart 2005 installeerde aartsbisschop Simonis van Utrecht een diocesane rechtbank om een wonder te onderzoeken dat zou hebben plaatsgevonden op voorspraak van de gestigmatiseerde Dorothea Visser. Het onderzoek is een onderdeel van het kerkrechtelijke zaligverklaringsproces dat door de stichting 'Vrienden van Dora Visser' is geÏnitieerd. In zo'n onderzoek worden alle relevante bronnen verzameld en eventuele getuigen gehoord en wordt het wonder geanalyseerd. Na afronding van de diocesane werkzaamheden zet de Congregatie voor de Heiligverklaringen in Rome het proces voort. Uiteindelijk kan het onderzoek leiden tot zaligverklaring, een proces dat over het algemeen vele jaren duurt.
* Assen 13 mei 1901 - † Groningen 6 augustus 1966
Assen kent een aantal fraaie begraafplaatsen, met name de Noorder- en de Zuiderbegraafplaats zijn een bezoek meer dan waard. Op de Zuiderbegraafplaats ligt een aantal personen begraven die grote bekendheid genoten. Naast een aantal grote monumenten zijn er ook tal van kleinere grafmonumenten te vinden die onmiddellijk duidelijk maken wat de begravene bij leven bezig hield. Dat geldt bijvoorbeeld bijvoorbeeld voor het graf met daarop een viool! Hier ligt het graf van Louis Somer, componist en violist. Somer is misschien door velen vergeten, maar door zijn muziek blijft hij altijd bestaan. Zijn nabestaanden hebben zelfs een website aan hem gewijd en hopen dat zijn muziek vaker gespeeld zal worden.
* Groningen 12 februari 1868 - † Voorburg, 31 augustus 1934
"Gisteren viel een opgeschoten jongen, die bezig was, aan den gevel van het hoedenmagazijn van den heer Culp in de Stoeldraaierstraat te werken, naar beneden op straat. Hij werd zwaar gekwetst opgenomen en naar zijn woning gebracht en onder geneeskundige behandeling gesteld".
{seog:disable}Zo luidde het bericht in een Groninger krant in juli 1884. Dit ongeval bij het inzetten van een ruit luidde voor de schildersknecht een periode in, die hij zelf kwalificeerde als zijn wedergeboorte. De tijd van zijn lichamelijk herstel benutte hij door heel veel te lezen en na te denken over de sociale vraagstukken van zijn tijd, maar dat niet alleen. Johan Schaper werd een strijdbaar lid van de Groningse afdeling van de Sociaal-Democratische Bond. Een strijdbaarheid, die ook terug te vinden is in zijn journalistiek werk. In 1891 gaf Schaper samen met Tjerk Luitjes in Groningen De Socialist. Geïllustreerd weekblad voor humor en satyre uit. Slechts twaalf nummers verschenen er. Vanaf maart 1893 verscheen De Wachter. Socialistisch Weekblad voor Groningen en Noordelijk Drenthe onder redactie van Schaper. In 1895 ging dit blad op in De Sociaaldemocraat. In 1898 begon Schaper weer met een eigen blad De Strijd, Weekblad voor de arbeiderspartij met de bedoeling zijn standpunten duidelijk te maken aan stad- en streekgenoten. Na fusie met het blad Arm Friesland in april 1900 zou het de naam De Volksstrijd krijgen. Schaper publiceerde ook veel gedichten. Ze verschenen onder de pseudoniemen Arago en Een Arbeider. De gedichten kenmerkten zich niet door een hoog poëtisch gehalte, maar wel wisten ze een gevoelige snaar te raken vanwege het strijdbaar karakter ervan:
Ik houd van strijd, ik vind genot
In worstelen en streven.
'k Verkies een hard, onstuimig lot
Vèr boven rustig leven.
Want bracht de strijd mij dikwijls leed,
Het was toch heerlijk, dat ik streed.
In zijn strijdbaarheid koos hij echter voor de parlementaire weg en brak met de SDB, die onder leiding van Domela Nieuwenhuis, evenals Schaper van Lutherse huize, een antiparlementaire en anarchistische koers ging varen. Met elf medestanders, onder wie Pieter Jelles Troelstra, richtte Johan Hendrik Andries Schaper op 26 augustus 1894 te Zwolle de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij op. Ze zouden al spoedig de twaalf apostelen worden genoemd.
Ontslagen vanwege zijn politieke activiteiten, werd hij na jaren van steeds terugkerende werkloosheid in 1896 reizend agent en propagandist voor de SDAP, een betaalde baan. In 1897 werd hij gekozen tot lid van de gemeenteraad van Groningen. In 1898 volgde ook het lidmaatschap van de Provinciale Staten van Groningen. Vanaf 1899 tot zijn dood in 1934 was Schaper lid van de Tweede Kamer. In die periode was hij tevens van 1919-1931 lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, lid van de gemeenteraad van Rijswijk van 1919-1924 en lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 1925-1931.Een nuchter politicus, die wilde binnenhalen wat haalbaar was, wars van revolutionair sentiment, zo zou men Schaper kunnen karakteriseren. Dat zou uiteindelijk ook zijn verhouding met Troelstra bepalen, terwijl juist hij het zou zijn, die in de Kamer de aftocht moest dekken van Troelstra na diens "revolutiepoging" in 1918.
Lezend in de beide delen "Een halve eeuw van strijd. Herinneringen", kan men zich voorstellen, dat Schapers kracht als spreker in en buiten de Kamer moet hebben gelegen in pittige en humoristische anekdotes.
Als de gekozen leden van de beide Kamers ten paleize de eed of de belofte afleggen, schrijft Schaper: ..."Welk een schakeeringen! Hier een ds. Talma, die, met Geldersch accent, de formules uitsprak als een predikant, die in een der meest gewijde momenten een dierbaar woord spreekt. En dan de godsvruchtige generaal, die ditmaal geen lettergreep inslikkend, als een held uit een ridderroman zijn trouw zwoer aan de Grondwet. Dr. Schaepman met vol geluid, dr. Nolens sober en ernstig, Jhr. Roëll met edele distinctie. Zóó moeten onder de Fransche Bourbons in de 18e eeuw de edellieden hun koning hebben trouw gezworen! Mr. Goeman Borgesius scherp en nuchter met zwaar Groningschen tongval; ir. Lely met hooge stem eerbiedig sprekend. Mr. Dr. Schokking in-droevig, meer predikant hier dan staatsman, wat ook vanzelf sprak. Ds. Lieftinck met zwaar geluid en degelijk. Jhr. Lohman eenvoudig en waardig. De socialisten legden de belofte in plaats van de eed af, wat ik van onze dominees altijd onzuiver heb gevonden. Zij gelooven immers aan God en prediken Zijn dienst. Alleen ds. Hugenholtz legde in zijn woorden het kanselaccent. Zoo deed iedereen op zijne wijze, ieder in zijn dialekt en trant."
Blijkbaar vond Schaper, getuige het citaat, dat "onze" dominees niet de belofte, maar de eed zouden moeten afleggen. Men kan Schaper, die zich wel had losgemaakt van zijn vrijzinnig-Lutherse achtergrond, geen atheïst noemen, eerder was hij een agnosticus. Voor hem was wat boven de ervaringswerkelijkheid uitging, is niet te kennen. In zijn autobiografie Een halve eeuw van strijd schrijft hij: "...ondanks dit alles ben ik nooit absoluut losgeworden van het godsgeloof."
Schaper, die na het overlijden in 1928 van zijn echtgenote Alberdina Henriëtte Meyer in 1930 hertrouwde met Sophia Maria Philomena Goethals, overleed op 31 augustus 1934. Het monument op zijn graf op de begraafplaats Esserveld te Groningen, met duidelijke invloeden van de Amsterdamse School, nodigt uit tot overpeinzing. Voor een robuust gemetselde muur heeft de beeldende kunstenaar Willem Johannes Valk de figuur neergezet van een man, die nadenkt over de dingen en in zijn houding kracht en onverzettelijkheid uitstraalt De muur zou kunnen staan voor de sociale omstandigheden van die tijd. Terwijl zeer velen het gevoel hadden met de rug tegen de muur te staan, wist een aantal zich daarvan los te maken. Jan Schaper was er één van. De teksten aan de voet spreken duidelijke taal. Aan de linkerzijde: WAAK VOOR UW KARAKTER. Aan de rechterzijde: VOLG UW OVERTUIGING. Het monument is opgedragen AAN ONZEN PIONIER GEW.FED. GRONINGEN SDAP.
Literatuur
- J.H.A. Schaper: Een halve eeuw van strijd. Herinneringen; (Groningen, 1935)
- Johanna M. Welcker, in Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (1986)
- A.A. de Jonge, 'Schaper, Johan Hendrik Andries (1868-1934)', in Biografisch Woordenboek van Nederland (Den Haag, 1989)
Internet
* Utrecht 12 juni 1930 - † Amsterdam 30 augustus 1991
Johannes Koetsier moet een merkwaardig mens zijn geweest. En bovendien veelzijdig. Merkwaardig omdat hij o.a. advertenties in tijdschriften en kranten plaatste met een door hemzelf bedachte nietszeggende boodschap, een uit een boek overgenomen tekst of door op een paginagrote advertentie slechts één woord te plaatsen, bijvoorbeeld "ik". Hij wilde de lezer in verwarring brengen, met hem communiceren door een vraag te stellen. "Wat zal ik nou weer es voor jullie verzinnen?". Tussen 1969 en 1981 liet hij regelmatig teksten over kunst, over taal of over de media in kunsttijdschriften, week- en dagbladen opnemen. Ook liet hij boekjes verschijnen waarin hij een verzameling van zijn brieven, publicaties en interviews opnam. Sjablonen (1977), Idee (1980) en Kwaliteit enzovoort (1986) zijn daar voorbeelden van. Hij schreef brieven aan ministers, geestelijken en gemeentebesturen. De gemeente Nijmegen stelde hij voor zijn uit pistoolschoten en bomontploffingen bestaande geluidscompositie Explosies in het centrum van de stad uit te voeren (1979), hij wilde een van staal vervaardigde, grijnzende koningin met een automatisch bewegend handje voor een rijtoer inzetten, jaarlijks een koe begraven op een van de Amsterdamse begraafplaatsen of de berg Fuji een meter hoger of lager maken dan wel van een piramideachtige top voorzien. Ideeën die nooit werden uitgevoerd.
Veelzijdig omdat hij na aanvankelijk in de reclame werkzaam te zijn geweest zich later profileerde als kunstenaar. Hij schilderde, beeldhouwde, was fotograaf en ontwierp monumenten en gedenktekens, vaak zo absurd dat ze in de praktijk onuitvoer waren, hoewel dat laatste niet bij voorbaat het kenmerk van een kunstenaar hoeft te zijn. Voor de stad Schiedam had hij een groene, verlichte jeneverfles in gedachte. Een van zijn wel uitgevoerde projecten was een tweetal bij het vrachtcentrum van Schiphol geplaatste metershoge pijlvormen in de kleuren rood, wit en blauw die vrachtwagens al op grote afstand duidelijk maakten dat hier de ingang was (1986). Over zijn privé-leven is niet veel bekend. Hij werd geboren als zoon van de ongehuwde Maria Antoinette van Pieterson en bij de burgerlijke stand ingeschreven als Johannes van Pieterson. De familie Koetsier ontfermde zich over hem; later wijzigde hij zijn naam officieel in Koetsier (1942).
In 1982 liet hij op de begraafplaats Zorgvlied in Amstelveen reeds zijn grafsteen plaatsen (graf C-1-158). Vrijwel het gehele oppervlak van de steen wordt ingenomen door een wiskundige formule die hij samen met de wiskundige H.P. Barendrecht had ontwikkeld en waarmee, zo stelde hij, niet alleen greep op de kunst is te verkrijgen maar deze ook valt te objectiveren.
De gemeente Amstelveen doorzag kennelijk zowel doel als inhoud van de formule want in 1991, vlak voor de dood van Koetsier, kocht zij de grafsteen als kunstwerk aan.