Skip to main content

Beroemde Graven


Geschreven: 15 juli 2006
Aangepast: 02 oktober 2021
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Algemeen

 

* Terneuzen 7 juli 1938 - † Amsterdam 25 oktober 1977

 

willink-dd_portretEen extravagante stoeipoes werd ze genoemd. Over zichzelf zei ze: "Ik leef in een sprookjeswereld van illusies en extravagantie. Ik ben een superpoes. Als men je niet opmerkt kun je net zo goed niet bestaan." En opgemerkt werd ze. Regelmatig kwam ze in de publiciteit door haar opmerkelijke gedrag en uitspraken. Door haar dure, buitenissige kleding en de opmaak van haar gezicht waarin het accentueren van haar ogen alle proporties te buiten ging.

Maria Theodora Mathilde (Tilly) de Doelder werd geboren in Zeeland als eerste van vijf dochters van zeeman P.J.B. de Doelder en zijn echtgenote E. Cavé. Op haar 19e gaat ze naar Amsterdam waar ze in 1961 kunstschilder Carel Willink (1900-1983) ontmoet. Een superpoes noemt hij haar, een mooi ding om in huis te hebben. Ze trouwen in 1969 en hun verschijning als extravagant kunstenaarsechtpaar neemt groteske vormen aan. Mathilde hult zich in de dure, onconventionele kleding van modeontwerpster Fong Leng en baart daar veel opzien mee. Mathilde vertoont veel kuren, heeft hysterische buien en is zeer veeleisend. Beu van haar grillen houdt Willink het na een 14-jarige relatie voor gezien. Hij ontmoet andere vrouwen en wil met één daarvan verder. Mathilde moet het veld ruimen. De scheiding wordt in 1977 uitgesproken. Ze is desperaat en zoekt wanhopig naar een nieuwe man waarmee ze haar luxe leventje kan voortzetten. Anton Heyboer is al ruim van vrouwen voorzien en Salvador Dali gaat niet in op haar avances. Uiteindelijk geeft autohandelaar en drugsdealer Gerard ("Dicky") Vittali haar weer terug waar ze niet meer buiten kan, een leven vol luxe en buitenissigheid. Lang heeft ze er echter niet van kunnen genieten. Op 25 oktober 1977 wordt ze dood op haar hemelbed gevonden, een pistool in haar rechterhand. Haar dood is gehuld in een waas van geheimzinnigheid. Volgens het rechercherapport is er sprake van zelfmoord. Door de vele tegenstrijdigheden wordt dat door anderen in willink-dd_begrafenistwijfel getrokken. En niet door de minsten. Politiecommissaris Torenaar bijvoorbeeld geloofde niets van een zelfmoordthese. Mathilde was rechtshandig terwijl de kogel in haar linkerslaap zat. Fysiek gezien een moeilijke combinatie. Haar lichaam vertoonde sporen van een worsteling, er waren schrammen en 2 gebroken ribben. Bovendien bleek het wapen in de Amsterdamse onderwereld als besmet beschouwd te worden; het was in eerdere aanslagen gebruikt. Hoe kwam ze aan dat wapen? Nog steeds is haar dood met raadsels omgeven.

willink3Op 31 oktober 1977 vangt om 14.30 uur in de aula van de Amsterdamse begraafplaats Westgaarde de uitvaartplechtigheid aan. Het wordt een onwaardige en chaotische vertoning die tot aan het graf voortduurt. Haar lichaam wordt neergelaten in graf AAA-4-194. Pas veel later, op 21 oktober 1987, wordt een roodbruine, geaderde grafsteen geplaatst waarop alleen haar voornaam is vermeld.

Als in 2003 de rechten verlengd moeten worden blijkt de rechthebbende niet te traceren. Op 16 februari 2004 wordt de zerk verwijderd. Kort daarna willink2besluit Westgaarde het graf als monument aan te merken. Nog dezelfde maand wordt de steen herplaatst.

 

Literatuur

  • Jouke Mulder: Willinks waarheid (1983)
  • Peter R. de Vries: Uit de dossiers van commissaris Toorenaar (1985)
  • Joop van Loon: Mathilde Willink (1997)
  • Thomas Ross: Mathilde (2003)

 

 

 


Geschreven: 13 juli 2006
Aangepast: 11 juni 2023
Auteur: Renske Burgering
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Halberstadt (D.) 22 december 1846 - † Kopenhagen (Den.) 29 juni 1911

 

Oscar Carré stamde uit een Duits circusgeslacht. Zijn opa Joseph Carré werkte al met vijf paarden in een tent. Zijn ouders waren de kunstrijder Carl Theodoor Wilhelm en de hogeschoolrijdster Cornelia Adriana de Gast (Kätchen). Op hun reizen door Europa stichtten Wilhelm en Kätchen in Belgrado een eigen circus. Dit circus werd een vaste bezoeker van de Amsterdamse kermis op het Amstelveld. Na de opheffing van de kermis kreeg Wilhelm toestemming om een houten circusgebouw te plaatsen in de plantage. In 1868 nam Oscar de leiding van het circus van zijn vader over.

In 1863 trad Oscar Carré voor het eerst op in Amsterdam. Hij speelde viool en jongleerde op de rug van een paard. Carré is beroemd geworden als paardendresseur, met zijn twaalf prachtige Trakehnerhengsten. Daarnaast was hij ook erg populair bij de Europese vorstenhuizen. In 1870 trad hij op voor koning Willem III. Deze was zo enthousiast dat hij het circus het predikaat Koninklijk Nederlands Circus Oscar Carré gaf. Het houten gebouw dat in de plantage als vast circus dienst deed verhuisde vervolgens van het Amstelveld naar het Frederiksplein en tenslotte naar de Amstel waar het nu nog staat. Dit was het eerste stenen circusgebouw. Op 3 december 1887 werd het in gebruik genomen. Het theatergebouw was primair de basis van het wintercircus van Oscar Carré. Er werd alleen van november tot en met mei gespeeld. In de lente ging het circus namelijk op reis. Het ging Carré voor de wind. Samen met zijn vrouw Amalia Salamonsky maakte hij succesvol circus. Op 22 mei 1891 botste de circustrein echter in Duitsland op een personentrein. Zijn vrouw kwam daarbij klem te zitten en overleed aan de gevolgen. Dit was het begin van een reeks tegenslagen. Het verhaal ging dat toen hij in 1897 zijn laatste voorstelling had gegeven, hij in Scheveningen de nabijgelegen duinen was ingegaan. Daar zou hij eigenhandig alle twaalf zijn paarden met een revolver neer hebben geschoten. Carré is drie keer getrouwd geweest. Zijn laatste vrouw Maud Rocher was dertig jaar jonger dan hij. In totaal heeft hij zes kinderen gekregen, waarvan vier jongens en twee meisjes. Kätchen, zijn dochter, is de beroemde hogeschoolrijdster, die als 'la dame blanche' furore maakte.

Overlijden

Oscar Carré is in juni 1911 in Kopenhagen, waar het circus voorstellingen gaf, overleden. Zijn uitvaart vond een jaar later plaats, in de herfst van 1912. Van het Weesperpoortstation trok een lange rouwstoet langs het gebouw Carré, waar een rouwversiering was aangebracht en het circusorkest treurmuziek liet horen. Vervolgens trok de rouwstoet naar begraafplaats Zorgvlied. Tijdens deze laatste tocht van Oscar Carré stonden duizenden langs de route door Amsterdam om hem de laatste eer te betonen.

Oscar Carré werd net als zijn eerste twee vrouwen in de familiegraftombe op Zorgvlied begraven. Hij had deze laten bouwen voor zijn eerste vrouw Amalia Salamonsky. Het mausoleum valt vrijwel meteen na het passeren van de voormalige directeurswoning. Het twee verdiepingen tellende mausoleum werd ontworpen door J.P.F. van Rossum en W.J. Vuyk, die ook de ontwerpers waren van het Koninklijk Theater Carré. Een trap met sierlijk hekwerk geeft toegang tot het mausoleum. Het mausoleum is opgetrokken uit leisteen en heeft de vorm van een tempel uit de klassieke oudheid. Het ontwerp van dit graf valt op deze manier heel fraai in de tuinarchitectuur van Zocher. Dit gedeelte van Zorgvlied is door Zocher namelijk in de engelse landschapstuinstijl uitgevoerd, een stijl waarbij klassieke tempels gebruikt werden om in het romantische tijdsbeeld te vallen. Het verlangen naar het verleden stond hier centraal.

Grafmonument Oscar Carré (foto René ten Dam)Grafmonument Oscar Carré (foto René ten Dam)

Op grafmonumenten voor de familie Carré is veel grafsymboliek te vinden. Zo zitten in de lengtezijde aan iedere kant twee vensters met daarin glas in lood ramen. Het doorzichtige glas kan gezien worden als symbool van zondeloosheid en van reinheid. Daarnaast bevinden zich rondom het gebouwtje een aantal geornamenteerde pilasters. Op het hoogste punt van de pilasters zit een ster, wat een verwijzing is naar Christus, naar een nieuw leven en naar de hemel. Boven de pilasters aan de voorzijde van het mausoleum zitten engelkopjes met vleugelparen. Deze verwijzen naar de gevleugelde godin van de overwinning uit de oudheid, Victoria (de Griekse Nike). In de christelijke traditie werden ze de boodschapper van God, waarbij de vleugels staan voor de goddelijke opdracht. 

Wat in het oog springt is de urn met een doek erover gedrapeerd op het dak van het mausoleum. Dit is een symbool uit de klassieke oudheid van de dood en de rouw. De urn is hier half bedekt door een rouwsluier. Een sluier of draperie betekent zich afwenden van de buitenwereld. Een sluier, gedrapeerd om een asurn, symboliseert het afdekken of bedekken van het leven. Onder de urn zit een fries, waarbinnen een palmtak en een krans zijn afgebeeld.

Urn met gedrapeerde rouwsluier (foto: René ten Dam)Urn met gedrapeerde rouwsluier (foto: René ten Dam)

Het grafmonument van Oscar Carré is uitgevoerd in een neoclassicistische stijl. Eind negentiende eeuw werd deze stijl bij grafmonumenten vooral ook gebruikt om het aanzien van de dode uit te dragen. De klassieke kunsten stonden namelijk voor beschaving, geleerdheid, deftigheid en verheven ernst. Met de vele grafsymbolen werd vergankelijkheid en eeuwigheid uitgedragen. Je kunt daarom zeggen dat het familiegraf van Oscar Carré niet zozeer dient als afscherming van zijn geest voor het rijk der levenden, maar een herinnering is aan zijn leven. 

 

Bronnen en literatuur

  • Personaliamap Oscar Carré Theater Instituut Nederland.
  • Sluis, Fred van. Oscar Carré Stichter van een Nederlandse Circustraditie in: Telegraaf, 59e jaargang, datum onbekend.
  • Trakehners steigeren op de pijp van Oscar Carré. Nieuwsblad van het Noorden, 04-11-1970.

 

Internet

  • Historie Koninklijk Theater Carré (geraadpleegd april 2006)
  • Nederlands Centrum voor Volkscultuur - Waar staat het graf van circusdirecteur Oscar Carré? (geraadpleegd april 2006)

 


Geschreven: 12 juli 2006
Aangepast: 24 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Religie

 

* Alkmaar 13 juni 1879 - † Amsterdam 3 februari 1960

 

grafgeelkerkenDe buitengewone generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, die in 1926 te Assen in de Zuiderkerk werd gehouden, leidde na de schorsing op 12 maart 1926 van Dr. Johannes Gerardus Geelkerken en zijn afzetting op 17 maart 1926 tot de vorming van de Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband. De afkorting H.V., waarmee het nieuwe kerkgenootschap meestal werd aangeduid, werd door tegenstanders op het kerkelijk erf vertaald met Hellend Vlak. Sommige gereformeerde kerkbodes spraken over Villa Ruimzicht. Het Hersteld Verband heeft bestaan van 1926 tot 1946. In zijn 'Ter Inleiding' in het boek van Ds. G.F.W. Herngreen, een Handjevol Verkenners, schrijft Dr. J.J. Buskes: "Wij waren een proefpolder. In de twintig jaren van zijn bestaan is het Hersteld Verband van een kerkelijke verzetsgroep uitgegroeid tot een kerkelijke vernieuwingsbeweging. Waren wij een verzetsgroep gebleven, dan zouden wij door een kunstmatig isolement tot een steriele secte zijn verworden. Dat lot is ons bespaard gebleven. De kerk is altijd een noodwoning. Het Hersteld Verband is dat voor ons in sterke mate geweest. In 1946 is het kleine schip van het Hersteld Verband voor de laatste keer de haven binnengevaren. De bemanning koos voor een veel groter schip (= de Nederlandse Hervormde Kerk). Een hervormde dominee zei: het Hersteld Verband was als de Moezel, die, toen ze in de Rijn werd opgenomen, nog heel lang in de Rijn te zien was!

Levensloop

Geboren in Alkmaar op 13 juni 1879, verhuisde het gezin Geelkerken een paar maanden later naar Utrecht, waar de familie oorspronkelijk ook vandaan kwam. Zijn vader, notaris Nicolaas Gerardus Geelkerken, overleed, toen Johannes Gerardus 12 jaar oud was. Kerk en politiek speelden in het gezin een belangrijke rol. Notaris Geelkerken, die tot 1887 ouderling was geweest van de Hervormde Gemeente Utrecht, werd, na geschorst en afgezet te zijn, lid van de Gereformeerde Kerk van Utrecht en bekleedde tot zijn dood het ambt van ouderling in deze kerk. Politiek was hij actief in de Antirevolutionaire Partij.

Het lager onderwijs volgde Johannes Gerardus op een hervormde school aan het Domplein in Utrecht. Keuze voor een christelijk gymnasium, dat er in Utrecht niet was, deed de familie verhuizen naar Amsterdam. Hier kwam hij terecht op het Gereformeerd Gymnasium aan de Keizersgracht. In 1899 schreef hij zich in als theologisch student aan de Vrije Universiteit. Met het proefschrift: "De empirische godsdienstpsychologie" rondde hij op 11 oktober 1909 zijn studie af. De promotie was cum laude. De eerste gemeente van Geelkerken werd de Gereformeerde Kerk van Epe, waar hij in 1911 in het ambt werd bevestigd door Ds. K. Fernhout. Deze was in 1926 voorzitter van de Synode van Assen, die Geelkerken schorste en afzette. Na Epe volgde de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid. Op 30 mei 1915 werd Geelkerken er predikant. Gereformeerd theoloog, wenste Geelkerken zich niet op te sluiten in een eng theologisch of kerkelijk systeem. Hem ging het om de vrijheid van gelovig wetenschappelijk onderzoek, waarbij hij zich afzette tegen een fundamentalistische opvatting van de bijbel, waarin de menselijke factor nagenoeg over het hoofd werd gezien. Zijn contacten buiten de kring der gereformeerden zijn hem ook niet altijd in dank afgenomen. Zo was hij als student actief binnen de NCSV (Nederlandse Christen-Studenten-Vereniging). In Amsterdam werkte hij, voorstander van gemeenschappelijke evangelisatiearbeid, samen met hervormden en lutheranen. De Oecumenische Beweging, die haar bekroning vond in de stichting van de Wereldraad van Kerken in 1948, had in hem een hartelijk pleitbezorger. 

De synode van Assen van 1926

In 1920 was door de synode van Leeuwarden een "Getuigenis" opgesteld, dat van de kansels diende te worden voorgelezen. Dat "Getuigenis" was gericht tegen de geest en de gevaren van de tijd, die men alleen maar constateerde buiten de eigen kring. Geelkerken zag het als een stuk, dat kerk en wereld geen enkele dienst bewees en alleen maar het naar binnen gekeerd zijn van de kerk benadrukte. Hij heeft het stuk weliswaar in de kerkdienst voorgelezen, maar in zijn preek "Machteloosheid en krachtsontplooiing der Kerk" ongezouten kritiek geleverd op de gereformeerde eigendunk en het gebrek aan barmhartigheid. Zijn frontale aanval "op de geest van zelfvoldaanheid, die zich van de Gereformeerde Kerken had meester gemaakt", zou uiteindelijk leiden tot een onherstelbare breuk. 

Niet slechts in deze preek, ook in de artikelen in het door hem opgerichte en geredigeerde weekblad "Woord en Geest" plaatste Geelkerken vraagtekens bij de fundamentalistische bijbelbeschouwing en de visie op de verhouding kerk en wereld. De catechismuspreek, die hij op zondag 23 april 1924 hield over Zondag 3 van de Heidelberger Catechismus, luidde een reeks van gebeurtenissen in, die in 1926 leidden tot het houden van de Buitengewone Generale Synode van de Gereformeerde Kerken te Assen.

zuiderkerk2In die preek stelde Geelkerken, dat de verhalen in Genesis 2 en 3 "ons voor eigen-aardige moeilijkheden plaatsen en niet makkelijk zijn uit te leggen". Geelkerken trok niet in twijfel, dat we in Genesis 3 te maken hebben met "de Goddelijke bekendmaking van een historisch feit, het feit van de zondeval, die plaats had aan het begin van de geschiedenis van ons menselijk geslacht, maar dan wel met bewoordingen, die aan onze aardse bedeling waren ontleend". Het zou in de kerkelijke vergaderingen leiden tot twee vragen. De eerste vraag was of er in het paradijs een echte "boom der kennis des goeds en des kwaads" en een "boom des levens" als zintuiglijk waarneembare werkelijkheid zouden hebben gestaan. De tweede vraag, en deze brengt men nog altijd in verband met de synode van 1926 te Assen, was of de slang nu echt gesproken had. Geelkerken wilde ruimte om bij zulke teksten vraagtekens te kunnen plaatsen en vragen te stellen. Het ging om de vrijheid van exegese. De synode zag dit echter als ongehoorzaamheid aan het gezag van het bijbels getuigenis. 

Het Hersteld Verband

Geelkerken werd geschorst en uiteindelijk afgezet. Een groot deel van zijn gemeente bleef hem trouw. In Amsterdam werd de van oorsprong hervormde Parkkerk het centrum van hun kerkelijk leven. Het was de eerste kerk buiten het verband met de andere Gereformeerde Kerken. Met Geelkerken werden ook anderen Predikanten Hersteld Verbandgeschorst en afgezet, zoals Ds. J.J. Buskes en de latere hoogleraar Ds. E.L. Smelik. De schorsing trof eveneens de Zandvoortse predikant Ds. H. C. van den Brink, die de handelwijze van de Asser synode op kerkrechtelijke gronden in woord en geschrift had aangevallen. Gesteund door kerkenraad en gemeente zette hij zijn werk voort en werd prompt met een groot deel van de kerkenraad afgezet. Het was de tweede kerk buiten verband. Beide kerken buiten verband vonden elkaar en herstelden met elkaar het verband, waarmee op 1 augustus 1926 de geboorte van de "Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband" een feit geworden was. Een aantal kerken zouden volgen. 

Geelkerken, in 1911 begonnen als predikant van de Gereformeerde Kerken, was van 1926 tot 1946 predikant van het Hersteld Verband en overleed op 3 februari 1960 als emeritus predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk, waarin het Hersteld Verband zich op 15 mei 1946 liet opnemen.

Lezend, wat anderen over Geelkerken hebben geschreven, kunnen we niet anders dan bewondering hebben voor een man, die ruimte en openheid verkoos boven een zelfgenoegzaam isolement in kerkelijk en theologisch opzicht.

De nieuwe tijd

De gereformeerde wereld veranderde en hoe moeilijk het ook was voor de synodes, die in de loop der jaren werden gehouden om de uitspraken van "Assen" te herroepen, het is op 18 februari 1968 gekomen tot een "verzoeningsdienst" in de gereformeerde Raphaëlpleinkerk te Amsterdam. De dienst, waarin een schuldbelijdenis van de kant van de kerkenraad werd voorgelezen, werd geleid door Ds. J.J. Buskes.

Johannes Gerardus Geelkerken heeft het niet meer mogen meemaken. Bij de latere ontwikkelingen in het kerkelijk leven in Nederland mag zijn naam niet onvermeld blijven. Het samengaan immers van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk tot de Protestantse Kerk in Nederland ligt in de lijn van de gereformeerde Geelkerken, die in zijn tijd al samenwerkte met de lutheraan Stegenga en de hervormde De Vrijer. Of de slang nu gesproken heeft of niet, gebeten heeft hij in 1926 in elk geval wel. Toch is zijn gif uiteindelijk niet dodelijk gebleken. De Hersteld Verbanders vormden een kerkelijk actief en op de wereld betrokken deel van de kerkelijke kaart van Nederland.

Johannes Gerardus Geelkerken ligt begraven op Zorgvlied. Zijn echtgenote, Ida Jacoba Kardoes met wie hij in 1906 in het huwelijk trad, was reeds in 1950 overleden.

 

Literatuur

  • Ds. G.F.W. Herngreen, een Handjevol Verkenners (Ten Have - Baarn, 1976)
  • Dwarsliggers, nonconformisten op de levensweg van Ds. J. J. Buskes (Zomer & Keuning, 1974)
  • Dr. E.D.J. de Jongh, Buskes - dominee van het volk (Kok - Kampen, 1998)
  • Dr. Otto J. de Jong, Nederlandse Kerkgeschiedenis (Callenbach - Nijkerk, 1978)
  • Dr. C.N. Impeta, Kaart van Kerkelijk Nederland (Kok - Kampen, 1972)
  • J.J. Buskes, 'Johannes Gerardus Geelkerken' in: Jaarboek van de Maatschappij der Ned. Letterkunde 1960-1961
  • Ben van Kaam/Anne van der Meiden, De dominee gaat voorbij (Ambo, 1974)
  • Drs. G. Puchinger, Is de gereformeerde wereld veranderd? (Meinema - Delft, 1966)

 

 


Geschreven: 11 juli 2006
Aangepast: 01 juni 2024
Auteur: Leon Bok
Categorie: Maatschappij

 

* Bolton le Moors (Eng.) 22 december 1795 - † 13 februari 1841

 

De Engelsman Thomas Ainsworth was van grote betekenis voor de modernisering van textielindustrie in Twente. Die industrie heeft op verschillende manieren haar sporen achtergelaten in Twente en omgeving, soms op onverwachte manier. Zo staat op de kleine begraafplaats van Goor een gigantisch gietijzeren grafmonument ter nagedachtenis aan Ainsworth. Dat het grafmonument vervaardigd werd door een ander groot industrieel bedrijf in Overijssel is dan ook niet vreemd.