Beroemde Graven
* Rotterdam 25 augustus 1793 - † Oegstgeest 27 juli 1877
Daniël Théodore Gevers van Endegeest was de zoon van mr. Dirck Cornelis Gevers van Endegeest, schepen en pensionaris van Rotterdam, en zijn tweede echtgenote Maria Catharina de Leeuw. Daniël werd in 1802 naar een kostschool in Sorèze (Frankrijk) gestuurd en bezocht daarna de Latijnse school in Haarlem. Na in 1815 aan de juridische faculteit in Leiden te zijn afgestudeerd probeerde hij een functie te verwerven bij de Raad van State. Koning Willem I vond hem daarvoor nog te jong en droeg hem op ervaring op te doen in de advocatuur. Na twee jaar in deze branche werkzaam te zijn geweest ging hij in 1818, samen met zijn broer Leonard, voor ruim een jaar op reis naar Italië. Ze maakten een zogenaamde Grand Tour, een educatieve reis die in die kringen en in die tijd gebruikelijk was om de opvoeding te voltooien. Hij deed verslag van deze reis door een serie schitterende aquarellen van onder andere de Straat van Messina en Pompeï.
In 1819 kreeg hij zijn zo begeerde functie bij de Raad van State om daarna als referendaris bij het ministerie van Binnenlandse Zaken werkzaam te zijn (1820-1838). Het predicaat "jonkheer" werd in 1827 aan zijn vader verleend met dien verstande dat dat ook aan de kinderen toekwam. Op 14 mei 1828 huwde Gevers met jkvr. Margaretha Johanna Deutz van Assendelft. Het huwelijk bleef kinderloos.
Op 31 december 1800 had zijn vader het kasteel en landgoed Endegeest in Oegstgeest voor slechts f 38.000,- gekocht. De familie vestigde zich daar in 1801. Daniël verkreeg het kasteel in 1838 door een ruil met zijn vader. Zijn inbreng was 68 bunder land in Oegstgeest en Sassenheim; de ruilobjecten waren beide op f 56.700,- getaxeerd. Kasteel en landgoed Endegeest is vanaf 1801 altijd in handen van de familie geweest totdat het in 1896 aan de gemeente Leiden werd verkocht voor f 75.000,-. Leiden vestigde er het krankzinnigengesticht Endegeest in.
In 1830 gaf Gevers van Endegeest gehoor aan de oproep van koning Willem I om als Kapitein en bevelhebber van de Haagse schutterij deel te nemen aan de Tiendaagse veldtocht om de Belgische opstand te helpen neerslaan. Er was niet veel te doen; hij gebruikte zijn tijd om topografische tekeningen te maken maar ook portretten en interieurs. Die tekeningen zijn bewaard gebleven in de Atlas van Stolk in Rotterdam. Zijn carrière nam een hoge vlucht. Het jaar 1838 bracht hem in de Tweede Kamer waar hij zich bezig hield met waterstaat, landbouw, economie en defensie. In de perioden 1842-1843 en 1855-1856 was hij Voorzitter van de Tweede Kamer waarna hij in 1856 Minister van Buitenlandse Zaken werd. Van de vele nevenfuncties is te noemen zijn voorzitterschap van de commissie inzake de droogmaking van het Haarlemmermeer. In de periode 1840 tot 1859 had hij een belangrijk aandeel in de totstandkoming van de Haarlemmermeerpolder. Vanaf 1850 mocht hij zich Heer van Oegstgeest en Poelgeest noemen omdat hij van de stad Leiden de heerlijke rechten van Oegstgeest en Poelgeest had gekocht. Daarnaast kocht hij dat jaar de buitenplaats Oud Poelgeest, maar alleen om te verhinderen dat er een kostschool in gevestigd zou worden.
Als ambteloos burger maakte hij zich onder andere verdienstelijk als Hoogheemraad van Rijnland en curator van de Leidse universiteit. De Scepelenberg of Huidtoneel, een kunstmatige heuvel langs de Rijksstraatweg in Heemskerk werd in de Romeinse tijd als offerplaats gebruikt. In de veertiende en vijftiende eeuw werden er de nieuwe Heren van Kennemerland gehuldigd en werd er rechtgesproken. Het Huidtoneel was eigendom van Gevers van Endegeest en zijn vrouw. Zij richtten er een driezijdig hardstenen monumentje op dat onder veel feestvertoon op 5 november 1863 werd onthuld. Op de drie zijden staat:
- Door Gevers v Endegeest en zijne vrouw M.J. Deutz v Assendelft opgerigt MDCCCLXIII
- De Graven van Holland werden hier naar overlevering als Heeren van Kennemerland gehuldigd
- Wandelaar wil dit gedenkteeken eerbiedigen
Op 27 juli 1877 stierf Gevers van Endegeest in zijn kasteel Endegeest. Hij werd begraven op het kerkhof van de Groene of Willibrorduskerk, Haarlemmerstraatweg in Oegstgeest.
Zijn weduwe liet bij de grafkelder een monument plaatsen dat bestaat uit een aan het hoofdeinde van de afdekplaat van de grafkelder geplaatste sokkel ter grootte van ongeveer 2 m breed, 1 m diep en 1,8 m hoog. Op deze sokkel staat een afgeknotte pilaar waarop een aantal (wet)boeken. Tegen de pilaar rust een lauwerkrans, ernaast liggen wat boeken.
Op de sokkel staan teksten. Op de voorzijde de naam van Gevers van Endegeest met geboorte-en overlijdensdatum en een aantal van de functies die hij bekleedde. Aan de achterzijde staat de naam van zijn echtgenote die haar man in dankbaarheid gedenkt.
Op de linkerzijde: Evangelie van Johannes 11:25-28, Gezang 182 en op de rechterzijde: 1.Korinthe 15:26 2.Korinthe 5:5. Ieder van de vier hoekpunten is afgezet met een gebeeldhouwd engelenkopje.
Op de afdekplaat van de grafkelder is een gestyleerde lelie gebeeldhouwd en de tekst "Grafkelder Gevers van Endegeest 1828". Misschien heeft dit jaar betrekking op het jaar waarin hij huwde?
Literatuur
- Dr. L.J.F. Jansen: Het gedenkteken op het huidtoneel - Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1864)
- J.T. Buijs: Levensbericht van jhr. mr. D.T. Gevers van Endegeest - Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1881)
Grafcoördinaten
- N 52.11.624 E 4.28.074
Header: Jhr. Mr. D.Th. Gevers van Endegeest, Voorzitter van de Commissie Droogmaking Haarlemmermeer van okt. 1840 tot 15 april 1858, als opvolger van Mr. F. van de Poll, die op 5 mei 1840 de eerste spade in de grond stak nabij Hillegom., fotograaf anoniem ; Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van het Historisch Archief Haarlemmermeer te Hoofddorp ; NL-HlmNHA_Hmr_11057
* Kazan (Rusland) 28 mei 1954 - † Amsterdam 16 april 1988
Het concert van 27 november 1987 in het Concertgebouw van Amsterdam was niet Youri Egorov's laatste concert - hij zou nog in Florence en Maastricht optreden - maar hij zag het wel als zijn adieu aan het podium. Ook de toehoorders die niet op de hoogte waren van Egorov's ziekte schoven tijdens dat concert naar het puntje van hun stoel, want zelden bereikte een pianist zo'n sterke mate van diepzinnigheid en concentratie als Egorov toen in Schuberts Moments Musicaux. Wat dat betreft vertoont Egorov's recital grote overeenkomst met het laatste indrukwekkende concert van Dinu Lipatti in Lausanne; beide pianisten waren even oud toen ze voor het laatst optraden - 33 jaar - en beide pianisten wisten zich door een ongeneeslijke ziekte veroordeeld.
* Eijsden 28 januari 1858 – † Haelen, 16 december 1940
Dubois, van oorsprong anatoom, hoopte de 'missing link' tussen aap en mens te vinden. In 1887 brak hij zijn loopbaan als lector aan de universiteit af om als officier gezondheid 2de klas dienst te nemen in het Koninklijk Indisch leger. Deze dienstbetrekking was een voorwendsel om goedkoop in Nederlands Indië te komen om zijn grote droom te verwezenlijken. Hij zocht op Java en vond fossielen van o.a. een verstandskies, een schedelkapje en een dijbeen van een rechtop lopend wezen, met een herseninhoud die veel kleiner was dan die van de moderne mens. Dubois had zijn rechtopgaande aapmens gevonden, de Pithecanthropus erectus. Hij zou er wereldberoemd mee worden.
* Nes 20 december 1891 - † Utrecht 28 december 1968
Een vergeten Zeister schrijfster van christelijke literatuur
In de burgerlijke stand werd zij ingeschreven als Margaretha Anna Maria, maar door haar omgeving werd zij Greet genoemd. Greet Boldingh werd geboren te Nes op Ameland op 20 december 1891. Zij was de oudste dochter van Dirk Johannes Boldingh en van Wilhelmina Engelina Balkema. Haar vader was op Ameland huisarts. Op dit eiland bracht ze acht onbekommerde jeugdjaren door. Toen haar vader arts werd in Schellinkhout, verhuisde het gezin naar de 'vaste wal'. Drie jaar later overleed hij. Haar moeder ging met haar kinderen in Apeldoorn wonen. Hier werd zij opgeleid voor onderwijzeres. Naast haar in Apeldoorn woonde Wilma Vermaat (1873-1967), een onderwijzeres die in 1907 debuteerde als schrijfster. Onder het pseudoniem Wilma schreef zij vooral christelijke romans. Uit de zorg die Wilma Vermaat aan haar buurmeisje schonk, kwam een levenslange vriendschap voort. Na het behalen van het onderwijzersdiploma werd zij eerst onderwijzeres in Elspeet, daarna in Noordwijk aan Zee en in 1916 in Zeist op de Hervormde school aan de Weeshuislaan. Op 25 oktober 1916 verhuisde zij naar Zeist.
{seog:disable}De feministe en schrijfster Titia van der Tuuk (1854-1939) ging in de tijd dat zij voor onderwijzeres studeerde weinig naar de kerk. Rond haar 21e begon zij te twijfelen en zwoor toen het geloof af. Bij Greet Boldingh gebeurde het omgekeerde. De familie was Nederlands Hervormd en toch was er in haar ouderlijk huis geen bijbel in huis en men ging ook niet naar de kerk. Onder invloed van Wilma Vermaat begon zij zich rond haar twintigste juist te verdiepen in het geloof en trouw naar de kerk te gaan. Later zou zij zich aansluiten bij de Evangelische Broedergemeente. Zij zag in haar leven de hand van God. Op de school in Zeist waar zij les gaf, ontmoette zij haar toekomstige man. Ze trouwde op 2 juni 1927 met haar acht jaar jongere collega Jan Renes en nam zij ontslag als onderwijzeres. Uit dit huwelijk werden twee zonen geboren. Toen de eerste zoon geboren werd, had het jonge echtpaar het financieel niet breed en de aanschaf van een kinderwagen was erg begrotelijk. Dit vormde wel het begin van haar schrijversschap. Ze begon korte verhalen uit haar kinderjaren op te schrijven, die opgenomen werden in Stemmen des Tijds, een calvinistisch tijdschrift. De schetsen werden door de uitgeverij Callenbach gebundeld en als haar eerste boek uitgegeven.
Op 11 juni 1930 vertrok het onderwijzersgezin Renes-Boldingh naar Nederlands-Indië, waar haar man als leraar aan een mulo-school was benoemd. Op 29 augustus 1936 waren zij weer terug in Zeist. Zij zouden ook niet meer naar terugkeren naar de Oost, want haar man werd afgekeurd voor de tropen. In Indië schreef zij haar eerste roman Bandjir. Na eerst nog op twee andere adressen in Zeist te hebben gewoond, betrok ze met haar gezin op 30 mei 1940 het pand Zusterplein 8 waar ze tot aan haar dood in 1968 zou blijven wonen en werken. Greet Boldingh was een productieve schrijfster. Meer dan 75 stichtelijke romans, jeugd- en andere boeken en veel tijdschriftartikelen heeft zij op haar naam staan, veel met een historische achtergrond. Zij werd als een zeer consciëntieuze schrijfster gezien, die haar bronnen goed bestudeerde en nauwgezet op stijl en woordkeus lette.
Haar Broedergemeenteroman Het oude Posthuis uit 1953 is misschien haar meest gelezen boek. Omdat zij zoveel wist over de historie van de Evangelische Broedergemeente, heeft zij jarenlang bezoekers uit binnen- en buitenland over het Broeder- en Zusterplein rondgeleid. Haar studie over de historie van Zeist, waarvan een aantal in de jaren 1967/1968 in de Nieuwe Zeister Courant werd gepubliceerd, was kwalitatief minder van aard. Op advies van Prof. Dr. J.Ph. de Monté VerLoren, ondervoorzitter van de Van de Poll-Stichting, werd deze serie gestaakt. Boldingh was lid van de in 1947 ingestelde gezangboekcommissie van de Evangelische Broedergemeente, waarin zij het enige lid was dat zich kon beroepen op literaire ervaring. De werkzaamheden van deze commissie vlotten echter niet. Pas in 1969 werd een nieuw gezangboek in gebruik genomen.
Renes-Boldingh overleed op 77-jarige leeftijd in een ziekenhuis te Utrecht. Zij werd op 31 december 1968 volgens het begrafenisritueel van de Broedergemeente begraven op de begraafplaats aan de Zinzendorflaan; vak west 2, rij 3, graf 10, nummer 1359.
Hoewel zij getypeerd wordt als een schrijfster van christelijke literatuur, komt zij niet voor in de Christelijke Encyclopedie. In de 'digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren' zoekt men haar naam eveneens tevergeefs. Mag de literaire wereld haar vergeten zijn en haar werk meer als lectuur beschouwen, in Zeist leeft haar naam nog voort.
Bronnen
- Gemeentearchief Zeist; Burgerlijke stand en bevolkingsregister van de gemeente Zeist.
- Gemeentearchief Zeist; Topografisch-historische documentatieverzameling, 4.2 Biografieën