Skip to main content

Beroemde Graven


Geschreven: 18 juli 2006
Aangepast: 09 juni 2024
Auteur: Pim de Bie †
Categorie: Kunst & Cultuur

 * Hattem 23 januari 1890 - † Laren 13 juni 1976

 

In zijn jeugd scharrelde Jan Voerman jr. allerlei objecten uit de natuur bij elkaar. Van een verzameling torretjes, boomschors, schelpen, eikels, planten etc. arrangeerde hij een stilleven waarmee hij zo lang heen en weer schoof dat het geheel voldeed aan zijn esthetisch gevoel. Zodoende ontwikkelde hij reeds op jonge leeftijd zijn aanleg voor dimensie, verhouding en beeldopbouw. Zijn vader, de bekende IJsselschilder Jan Voerman sr. (1857-1941) moedigde hem aan en bracht hem de eerste beginselen van het schilderen bij. Senior leerde de jonge Jan het werken met penseel en verf en junior ontwikkelde zich al snel tot een vaardig kunstschilder. Jan sr. kreeg van de bekende koekfabrikant Verkade het verzoek voor het schilderen van een aantal plaatjes voor een reeks Verkade albums. Het feit dat zijn vrouw Anna Verkade een dochter was van de koekfabrikant zal daaraan niet vreemd zijn geweest. Senior schoof het verzoek echter door naar zijn toen 16-jarige zoon Jan jr. die na een proeve van bekwaamheid de opdracht kreeg. En dat was het begin van een bijna 35-jarige relatie tussen Jan Voerman jr. en de firma Verkade. Tussen 1905 en 1939 werkte Voerman jr. samen met de tekenaars Wenckebach en Van Oort aan het illustreren van 27 van de 35 albums die Verkade in die jaren uitgaf. Wie kent de albums "Lente", "Zomer", "Herfst" en "Winter" niet. Albums over provincies, landstreken en rivieren, over dieren en planten. Voor het schrijven van de teksten werden erkende experts aangetrokken zoals Jac. P Thijsse en A.F.J. Portielje. Het bijeengaren van de in de albums te plakken plaatjes werd een nationaal gebeuren, in ieder gezin werden ze gespaard. Voerman jr. ontving veel lof voor zijn kleine albumschilderijtjes.


Geschreven: 17 juli 2006
Aangepast: 04 september 2020
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Letteren

 

* Arnhem 10 december 1869 - † Zeist 20 mei 1951

 

De geestelijke moeder van de christelijke familieroman

 

hoogstraten{seog:disable}Amanda Augusta Schoch werd op 10 december 1869 in Arnhem geboren. Zij groeide op in een kinderrijk gezin. Zij was de derde van het stel. Het was een muzikaal gezin waar veel gezongen werd. Met vreugde dacht zij later aan haar jeugd terug. Toen ze twaalf jaar was, kwam zij in huis bij het echtpaar Crommelin-van Dielen te Utrecht. Dit had een dochter die een jaar jonger was dan Amanda, Henrietta Willemina. De beide meisjes kregen les van een Engelse en een Duitse gouvernante. Zij trouwde op 22 juni 1897 in Bussum met Ds. Gerard van Hoogstraten, een zoon van de hofprediker. Na haar huwelijk woonde ze in Eerbeek (gemeente Brummen) waar haar man dominee was. Hier werden drie kinderen geboren; alle drie jongens. In 1905 nam Ds. Van Hoogstraten een beroep aan naar de N.H.-gemeente te Zeist. De pastorie was gevestigd in de 1e Dorpsstraat. Zeist was Van Hoogstraten-Schoch niet onbekend. Met de familie Crommelin had zij meerdere vakanties op Kersbergen, het buiten van de familie, doorgebracht.

Van Hoogstraten-Schoch steunde haar man in zijn drukke pastorale werk en het sociale werk had haar bijzondere belangstelling. Zij nam zitting in het bestuur van de in 1908 opgerichte plaatselijke 'Vereeniging tot hulp van behoeftige kraamvrouwen' en in het bestuur van de afdeling Zeist-Driebergen van de 'Nederlandsche Vereeniging tot Behartiging van de Belangen van Jonge Meisjes'. Toen haar man in april 1910 De Kerkbode voor de Hervormde Gemeenten van Zeist en Omstreken oprichtte, begon zij als domineesvrouw voor dit blad artikelen te schrijven. Als kind had ze maar één wens gehad, ooit schrijfster worden. Rond haar achttiende jaar had ze een paar korte verhalen geschreven, die ze aan de schrijver H.J. Schimmel (1823-1906) liet lezen. Schimmel was redacteur van Elsevier's Maandschrift en plaatste de stukken in dit tijdschrift. De behoefte om te schrijven was daarna op de achtergrond geraakt, maar kreeg nu een nieuwe impuls. Het feuilletonverhaal Zuster Bellefleurtje dat tussen 14 november 1913 en 17 april 1914 in de Kerkbode stond, kwam in 1918 in boekvorm uit als De Slotvrouwe van Westwoude. De korte verhalen die ze sinds 29 oktober 1915 voor de Kerkbode schreef, noemde ze Kijkjes door 's Levens Venster. Ze ondertekende deze stukken met Spectator. In verband met de grote belangstelling verschenen deze in 1919 als boek. Zij werd in 1917 redactrice van het vrouwentijdschrift Onze Gids en in 1918 van Christelijk Vrouwenleven. Ze genoot van het journalistieke werk.

Ds. Van Hoogstraten overleed in 1920 en voor Van Hoogstraten-Schoch betekende dat behalve een grote emotionele verandering, ook een maatschappelijke verandering. Zij moest in andere dingen haar levensvervulling zoeken. Zij moest de pastorie verlaten. Zij kocht in Zeist een nieuw huis dat zij de naam 'Casita' gaf. Van Hoogstraten-Schoch werd actief in de politiek. Van 1923 tot 1929 zat zij voor de C.H.U. in de gemeenteraad en van 1924 tot 1927 was zij lid van de Provinciale Staten van Utrecht. Als gedelegeerde van de gemeenteraad maakte ze deel uit van het bestuur van het Zeister Ziekenhuis, de Openbare Leeszaal en de Zeister Industrie- en Huishoudschool. Vanaf 1930 was zij zes jaar lid van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring. Verder werd zij medewerkster van diverse bladen, onder andere van De Nederlander, Timotheus (1926) en de Zeister Courant. Zij verzorgde vanaf 1920 in de Zeister Courant de nieuwe rubriek Van Vrouwenleven. Zij verliet in 1929 Zeist om bij haar schoonzuster de weduwe H.J.L. Schoch-Middendorp in Katwijk te gaan wonen. In 1935 kwam zij weer in haar oude huis in Zeist wonen. In 1939 werd zij bij gelegenheid van haar zeventigste verjaardag tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau benoemd.

Naast haar maatschappelijke functies en het journalistieke werk schreef zij romans, novellen en gedichten. Ze heeft zeventien romans geschreven. De eerste verscheen in 1916 De Groote Levenswet en de laatste verscheen in 1940 Marijse het moet. De bekendste van haar romans is Gouden Teugels uit 1927. Het boek behandelt het vraagstuk van de moderne jeugd. Dit boek werd in het Deens, Duits, Hongaars en Zweeds vertaald. In 1978 verscheen de 12e Nederlandse druk. Haar werk was geliefd bij een overwegend christelijk publiek. Kritiek op haar werk werd haar niet bespaard. H.A. van Bottenburg schreef in een recensie in de NRC van 8 december 1933 over De steenen pelgrim: 'Maar zij heeft niet de gave een boek te schrijven, dat litteratuur wil zijn.' In 1939 schreef een recensent in het Handelsblad: 'Met vroeger werk, schetsen en verhalen, heeft mevrouw Van Hoogstraten-Schoch een publiek bereikt, dat dankbaar is voor een lieve wereld en een stichtelijk woord.' Als ze 77 jaar oud is wordt ze in een interview voor een tijdschrift getypeerd als: 'Temidden van onze vrouwelijke schrijfsters neemt zij een eigen plaats in. Zij is de "geestelijke moeder" van een bepaald genre: de christelijke familieroman.' Over aanmerkingen in recensies op haar werk zei zij eens: 'Ze zullen wel gelijk hebben, maar ik ben nu eenmaal mezelf, daar is nu niets aan te veranderen.'

Van Hoogstraten-Schoch overleed op 20 mei 1951 en werd op 25 mei begraven bij haar in 1920 overleden man op de Algemene Begraafplaats aan de Woudenbergseweg; vak B, nummer 15. Het grafmonument werd opgericht door 'vrienden en vereerders' van ds. Van Hoogstraten. Het initiatief hiertoe ging uit van de Christelijke Arbeidersvereniging en de Zeister Jongelingsbond Jonathan. Het monument werd op 14 mei 1921 onthuld en aan de familie Van Hoogstraten aangeboden. Het grafmonument werd geplaatst door de steenhouwerij W. Linschoten te Utrecht. Het monument bestaat uit een zerk en een obelisk. Door het verzakken van het graf is het liggende deel van het monument los geraakt van het staande deel. Het heeft een hoogte van drie meter en is een meter breed. Het monument is gemaakt van zandsteen. hoogstraten2In de zerk is een hardstenen plaat aangebracht waarin de persoonsgegevens van het echtpaar Van Hoogstraten-Schoch staan. Het lijkt er op dat die plaat later is aangebracht.

Op de basis van de obelisk is een opengeslagen boek aangebracht met op de linkerpagina de woorden 'Wij weten' en op de rechterpagina 'II Cor:5:1', een verwijzing naar het bijbelboek. Op de rechterkant van de basis staat 'Van vrienden en geestverwanten uit de ned. herv. gem. te Zeist'.

Op de grafzuil zijn een palmtak en een kruis die met elkaar vervlochten zijn als versiering aangebracht. De bijbeltekst verwijst naar het ambt van ds. Van Hoogstraten als evangelieprediker en zielzorger en het kruis en de palmtak symboliseren zijn geloof en zijn overwinning. 

 

 


Geschreven: 16 juli 2006
Aangepast: 06 juli 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Letteren

 

* Amsterdam 22 juni 1882 - * Hilversum 25 juli 1961

 

Nescio (ik weet het niet) is de schuilnaam van Jan Hendrik Frederik Grönloh die in de omgang gewoon Frits werd genoemd. Hij werd geboren in Amsterdam op 22 juni 1882 als eerste zoon van Jan Hendrik Frederik Grönloh en Martha Maria van der Reijden. Uit dit huwelijk werden later nog één zoon en twee dochters geboren. De vader van Frits was afkomstig uit een Duitse familie die zich in de achttiende eeuw in Nederland had gevestigd. Hij verdiende zijn brood als winkelier en smid.


Geschreven: 15 juli 2006
Aangepast: 02 oktober 2021
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Algemeen

 

* Terneuzen 7 juli 1938 - † Amsterdam 25 oktober 1977

 

willink-dd_portretEen extravagante stoeipoes werd ze genoemd. Over zichzelf zei ze: "Ik leef in een sprookjeswereld van illusies en extravagantie. Ik ben een superpoes. Als men je niet opmerkt kun je net zo goed niet bestaan." En opgemerkt werd ze. Regelmatig kwam ze in de publiciteit door haar opmerkelijke gedrag en uitspraken. Door haar dure, buitenissige kleding en de opmaak van haar gezicht waarin het accentueren van haar ogen alle proporties te buiten ging.

Maria Theodora Mathilde (Tilly) de Doelder werd geboren in Zeeland als eerste van vijf dochters van zeeman P.J.B. de Doelder en zijn echtgenote E. Cavé. Op haar 19e gaat ze naar Amsterdam waar ze in 1961 kunstschilder Carel Willink (1900-1983) ontmoet. Een superpoes noemt hij haar, een mooi ding om in huis te hebben. Ze trouwen in 1969 en hun verschijning als extravagant kunstenaarsechtpaar neemt groteske vormen aan. Mathilde hult zich in de dure, onconventionele kleding van modeontwerpster Fong Leng en baart daar veel opzien mee. Mathilde vertoont veel kuren, heeft hysterische buien en is zeer veeleisend. Beu van haar grillen houdt Willink het na een 14-jarige relatie voor gezien. Hij ontmoet andere vrouwen en wil met één daarvan verder. Mathilde moet het veld ruimen. De scheiding wordt in 1977 uitgesproken. Ze is desperaat en zoekt wanhopig naar een nieuwe man waarmee ze haar luxe leventje kan voortzetten. Anton Heyboer is al ruim van vrouwen voorzien en Salvador Dali gaat niet in op haar avances. Uiteindelijk geeft autohandelaar en drugsdealer Gerard ("Dicky") Vittali haar weer terug waar ze niet meer buiten kan, een leven vol luxe en buitenissigheid. Lang heeft ze er echter niet van kunnen genieten. Op 25 oktober 1977 wordt ze dood op haar hemelbed gevonden, een pistool in haar rechterhand. Haar dood is gehuld in een waas van geheimzinnigheid. Volgens het rechercherapport is er sprake van zelfmoord. Door de vele tegenstrijdigheden wordt dat door anderen in willink-dd_begrafenistwijfel getrokken. En niet door de minsten. Politiecommissaris Torenaar bijvoorbeeld geloofde niets van een zelfmoordthese. Mathilde was rechtshandig terwijl de kogel in haar linkerslaap zat. Fysiek gezien een moeilijke combinatie. Haar lichaam vertoonde sporen van een worsteling, er waren schrammen en 2 gebroken ribben. Bovendien bleek het wapen in de Amsterdamse onderwereld als besmet beschouwd te worden; het was in eerdere aanslagen gebruikt. Hoe kwam ze aan dat wapen? Nog steeds is haar dood met raadsels omgeven.

willink3Op 31 oktober 1977 vangt om 14.30 uur in de aula van de Amsterdamse begraafplaats Westgaarde de uitvaartplechtigheid aan. Het wordt een onwaardige en chaotische vertoning die tot aan het graf voortduurt. Haar lichaam wordt neergelaten in graf AAA-4-194. Pas veel later, op 21 oktober 1987, wordt een roodbruine, geaderde grafsteen geplaatst waarop alleen haar voornaam is vermeld.

Als in 2003 de rechten verlengd moeten worden blijkt de rechthebbende niet te traceren. Op 16 februari 2004 wordt de zerk verwijderd. Kort daarna willink2besluit Westgaarde het graf als monument aan te merken. Nog dezelfde maand wordt de steen herplaatst.

 

Literatuur

  • Jouke Mulder: Willinks waarheid (1983)
  • Peter R. de Vries: Uit de dossiers van commissaris Toorenaar (1985)
  • Joop van Loon: Mathilde Willink (1997)
  • Thomas Ross: Mathilde (2003)