Skip to main content

Beroemde Graven


Geschreven: 18 juli 2006
Aangepast: 24 december 2020
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Wetenschap

 

* Arnhem 18 juli 1853 - † Haarlem 4 februari 1928

 

lorentz2Hendrik Antoon Lorentz was de zoon van kweker Gerrit Frederik Lorentz en Geertruida Ginkel. Na de HBS studeerde hij wis- en natuurkunde in Leiden. Op 11 december 1875 vond zijn promotie plaats op het proefschrift Over de theorie van de terugkaatsing en breking van het licht. Hij aanvaardde op 25 januari 1878, slechts 24 jaar oud, een benoeming tot hoogleraar in de theoretische fysica in Leiden. Tot zijn pensioen in 1912 bleef hij op deze post werkzaam. In 1881 trouwde Lorentz met Aletta Catharina Kaiser (1858-1931), zij kregen 2 zoons en 2 dochters.

{seog:disable}Lorentz is de grondlegger van de elektronentheorie die hij in 1892 beschreef in La théorie électromagnétique de Maxwell et son application aux corps mouvants. Later, in 1895, publiceerde hij Versuch einer Theorie der electrischen und optischen Erscheinungen in bewegten Körpern waarmee hij de basis legde voor de relativiteitstheorie van Einstein. In 1896 had Pieter Zeeman, leerling en sinds 1890 assistent van Lorentz, ontdekt dat licht van golflengte verandert en gepolariseerd wordt als de lichtbron in een sterk magnetisch veld wordt geplaatst, het zgn. Zeeman-effect. Lorentz kon deze waarneming met zijn elektronentheorie verklaren. Nadere studie leerde o.a. dat de elektrische deeltjes een negatieve lading hadden en een massa die duizend maal zo klein is als het lichtste atoom, het waterstofatoom. Voor hun bijdragen aan de natuurwetenschap kregen Lorentz en Zeeman in 1902 de Nobelprijs in de categorie natuurkunde "als erkenning van hun buitengewone verdiensten door hun onderzoek naar de invloed van magnetisme op stralingsverschijnselen". Samen met o.a. Zeeman, Van der Waals en Kamerlingh Onnes behoorde Lorentz tot de groep geleerden die in het begin van de 20e eeuw een nieuwe periode van bloei in de wetenschap deed ontstaan die wel de Tweede Gouden Eeuw werd genoemd.

Lorentz was een bescheiden man. Hij leidde een weinig opwindend leven en werkte in alle rust aan zijn onderzoeken. Zijn publicaties leverde hem in vakkringen veel aanzien op. Buiten deze groep was hij weinig bekend. Dat zou echter veranderen. Toen Einstein in 1905 door zijn publicaties de natuurkunde volledig vernieuwde, kwam Lorentz tot het inzicht dat van hem geen nieuwe inzichten meer te verwachten zouden zijn. Omdat hij vloeiend Duits, Frans en Engels sprak, werd hem gevraagd de zgn Solvay-conferenties te leiden die vanaf 1911 jaarlijks plaatsvonden en waar natuurkundigen de laatste ontwikkelingen op hun vakterrein bespraken. In 1910 was hij al benoemd tot curator van de Teyler Stichting en secretaris van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen, beide in Haarlem waar hij zich toen ook vestigde.

lorentz_postzegelNationale bekendheid kreeg Lorentz door na de Eerste Wereldoorlog twee functies uit te oefenen die met zijn wetenschappelijke studies weinig te maken hadden. Omdat in 1916 in Noord Holland grote overstromingen hadden plaatsgevonden kwam een oud plan om de Zuiderzee af te sluiten weer op tafel. Lorentz kreeg het verzoek te onderzoeken wat met betrekking tot de Waddenzee het effect van een afsluiting door middel van een dijk tussen Noord Holland en Friesland zou zijn en hoe hoog de dijk zou moeten zijn om de gevolgen daarvan op te vangen. Na acht jaar rekenwerk presenteerde hij zijn rapport en toen de Afsluitdijk in 1932 gesloten werd, bleken al zijn berekeningen uiterst nauwkeurig te zijn en geheel aan het gestelde doel te beantwoorden. Een in de dijk gelegen sluizencomplex werd naar hem vernoemd. Alleen al door zijn waterbouwkundige berekeningen kreeg hij buiten de kring waarin hij verkeerde meer bekendheid dan door al zijn wetenschappelijke onderzoeken. In de tweede plaats lorentz_science_nlkreeg hij veel waardering voor zijn werk om zich na de Eerste Wereldoorlog in te zetten voor wetenschappers die door hun nationaliteit aan de verkeerde kant van de streep hadden gestaan weer toegelaten te krijgen tot internationale wetenschappelijke organisaties en conferenties. Fransen en Belgen toonden zich onverzoenlijk ten opzichte van hun Duitse en Oostenrijke collega's. Na veel inspanning lukte het Lorentz om aan het eind van de twintiger jaren zowel de winnaars als de verliezers aan één tafel te krijgen. Na een kort ziekbed overleed Lorentz op 4 februari 1928. De Science News-Letter besteedde in haar editie van 10 maart 1928 ruime aandacht aan het overlijden van de "world intellectual leader".

De dag van de begrafenis, donderdag 9 februari, was een dag van nationale rouw. Uit heel de wereld waren wetenschappers en hooggeplaatste personen naar Haarlem gekomen. Mensen die de laatste eer wilde bewijzen stonden rijen dik langs de route die de stoet volgde. Alle lantarens waren zwart omfloerst, de vlaggen hingen halfstok en de klokken van de Sint Bavo lorentz4beierden de hele morgen. Om 12 uur, het tijdstip waarop de begrafenisplechtigheid op de Algemene begraafplaats aan de Kleverlaan een aanvang nam, werd het nationale telefoon- en telegraafverkeer gedurende 3 minuten stilgelegd, de plaatselijke trams kwamen tot stilstand. Aan het graf hield Sir Ernest Rutherford namens de British Royal Society een toespraak.

Lorentz' vrouw werd ruim drie jaar later bij hem in graf 317 ter ruste gelegd. In Haarlem, de stad waar hij geruime tijd woonde en werkte is een plein naar hem vernoemd, waar zijn borstbeeld is geplaatst. Noemenswaardig is nog dat op de maan een krater zijn naam draagt, Crater Lorentz.

 

Literatuur

  • G.L. de Haas-Lorentz: H.A. Lorentz. Impressions of his life and work (1957)
  • A.J. Kox: Van Stevin tot Lorentz. Portretten van achttien Nederlandse natuurwetenschappers (1990)
  • Klaas van Berkel: Een wetenschapper als symbool van nationale trots in: Historisch Nieuwsblad nr 9, november 2005

 


Geschreven: 18 juli 2006
Aangepast: 09 juni 2024
Auteur: Pim de Bie †
Categorie: Kunst & Cultuur

 * Hattem 23 januari 1890 - † Laren 13 juni 1976

 

In zijn jeugd scharrelde Jan Voerman jr. allerlei objecten uit de natuur bij elkaar. Van een verzameling torretjes, boomschors, schelpen, eikels, planten etc. arrangeerde hij een stilleven waarmee hij zo lang heen en weer schoof dat het geheel voldeed aan zijn esthetisch gevoel. Zodoende ontwikkelde hij reeds op jonge leeftijd zijn aanleg voor dimensie, verhouding en beeldopbouw. Zijn vader, de bekende IJsselschilder Jan Voerman sr. (1857-1941) moedigde hem aan en bracht hem de eerste beginselen van het schilderen bij. Senior leerde de jonge Jan het werken met penseel en verf en junior ontwikkelde zich al snel tot een vaardig kunstschilder. Jan sr. kreeg van de bekende koekfabrikant Verkade het verzoek voor het schilderen van een aantal plaatjes voor een reeks Verkade albums. Het feit dat zijn vrouw Anna Verkade een dochter was van de koekfabrikant zal daaraan niet vreemd zijn geweest. Senior schoof het verzoek echter door naar zijn toen 16-jarige zoon Jan jr. die na een proeve van bekwaamheid de opdracht kreeg. En dat was het begin van een bijna 35-jarige relatie tussen Jan Voerman jr. en de firma Verkade. Tussen 1905 en 1939 werkte Voerman jr. samen met de tekenaars Wenckebach en Van Oort aan het illustreren van 27 van de 35 albums die Verkade in die jaren uitgaf. Wie kent de albums "Lente", "Zomer", "Herfst" en "Winter" niet. Albums over provincies, landstreken en rivieren, over dieren en planten. Voor het schrijven van de teksten werden erkende experts aangetrokken zoals Jac. P Thijsse en A.F.J. Portielje. Het bijeengaren van de in de albums te plakken plaatjes werd een nationaal gebeuren, in ieder gezin werden ze gespaard. Voerman jr. ontving veel lof voor zijn kleine albumschilderijtjes.


Geschreven: 17 juli 2006
Aangepast: 04 september 2020
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Letteren

 

* Arnhem 10 december 1869 - † Zeist 20 mei 1951

 

De geestelijke moeder van de christelijke familieroman

 

hoogstraten{seog:disable}Amanda Augusta Schoch werd op 10 december 1869 in Arnhem geboren. Zij groeide op in een kinderrijk gezin. Zij was de derde van het stel. Het was een muzikaal gezin waar veel gezongen werd. Met vreugde dacht zij later aan haar jeugd terug. Toen ze twaalf jaar was, kwam zij in huis bij het echtpaar Crommelin-van Dielen te Utrecht. Dit had een dochter die een jaar jonger was dan Amanda, Henrietta Willemina. De beide meisjes kregen les van een Engelse en een Duitse gouvernante. Zij trouwde op 22 juni 1897 in Bussum met Ds. Gerard van Hoogstraten, een zoon van de hofprediker. Na haar huwelijk woonde ze in Eerbeek (gemeente Brummen) waar haar man dominee was. Hier werden drie kinderen geboren; alle drie jongens. In 1905 nam Ds. Van Hoogstraten een beroep aan naar de N.H.-gemeente te Zeist. De pastorie was gevestigd in de 1e Dorpsstraat. Zeist was Van Hoogstraten-Schoch niet onbekend. Met de familie Crommelin had zij meerdere vakanties op Kersbergen, het buiten van de familie, doorgebracht.

Van Hoogstraten-Schoch steunde haar man in zijn drukke pastorale werk en het sociale werk had haar bijzondere belangstelling. Zij nam zitting in het bestuur van de in 1908 opgerichte plaatselijke 'Vereeniging tot hulp van behoeftige kraamvrouwen' en in het bestuur van de afdeling Zeist-Driebergen van de 'Nederlandsche Vereeniging tot Behartiging van de Belangen van Jonge Meisjes'. Toen haar man in april 1910 De Kerkbode voor de Hervormde Gemeenten van Zeist en Omstreken oprichtte, begon zij als domineesvrouw voor dit blad artikelen te schrijven. Als kind had ze maar één wens gehad, ooit schrijfster worden. Rond haar achttiende jaar had ze een paar korte verhalen geschreven, die ze aan de schrijver H.J. Schimmel (1823-1906) liet lezen. Schimmel was redacteur van Elsevier's Maandschrift en plaatste de stukken in dit tijdschrift. De behoefte om te schrijven was daarna op de achtergrond geraakt, maar kreeg nu een nieuwe impuls. Het feuilletonverhaal Zuster Bellefleurtje dat tussen 14 november 1913 en 17 april 1914 in de Kerkbode stond, kwam in 1918 in boekvorm uit als De Slotvrouwe van Westwoude. De korte verhalen die ze sinds 29 oktober 1915 voor de Kerkbode schreef, noemde ze Kijkjes door 's Levens Venster. Ze ondertekende deze stukken met Spectator. In verband met de grote belangstelling verschenen deze in 1919 als boek. Zij werd in 1917 redactrice van het vrouwentijdschrift Onze Gids en in 1918 van Christelijk Vrouwenleven. Ze genoot van het journalistieke werk.

Ds. Van Hoogstraten overleed in 1920 en voor Van Hoogstraten-Schoch betekende dat behalve een grote emotionele verandering, ook een maatschappelijke verandering. Zij moest in andere dingen haar levensvervulling zoeken. Zij moest de pastorie verlaten. Zij kocht in Zeist een nieuw huis dat zij de naam 'Casita' gaf. Van Hoogstraten-Schoch werd actief in de politiek. Van 1923 tot 1929 zat zij voor de C.H.U. in de gemeenteraad en van 1924 tot 1927 was zij lid van de Provinciale Staten van Utrecht. Als gedelegeerde van de gemeenteraad maakte ze deel uit van het bestuur van het Zeister Ziekenhuis, de Openbare Leeszaal en de Zeister Industrie- en Huishoudschool. Vanaf 1930 was zij zes jaar lid van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring. Verder werd zij medewerkster van diverse bladen, onder andere van De Nederlander, Timotheus (1926) en de Zeister Courant. Zij verzorgde vanaf 1920 in de Zeister Courant de nieuwe rubriek Van Vrouwenleven. Zij verliet in 1929 Zeist om bij haar schoonzuster de weduwe H.J.L. Schoch-Middendorp in Katwijk te gaan wonen. In 1935 kwam zij weer in haar oude huis in Zeist wonen. In 1939 werd zij bij gelegenheid van haar zeventigste verjaardag tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau benoemd.

Naast haar maatschappelijke functies en het journalistieke werk schreef zij romans, novellen en gedichten. Ze heeft zeventien romans geschreven. De eerste verscheen in 1916 De Groote Levenswet en de laatste verscheen in 1940 Marijse het moet. De bekendste van haar romans is Gouden Teugels uit 1927. Het boek behandelt het vraagstuk van de moderne jeugd. Dit boek werd in het Deens, Duits, Hongaars en Zweeds vertaald. In 1978 verscheen de 12e Nederlandse druk. Haar werk was geliefd bij een overwegend christelijk publiek. Kritiek op haar werk werd haar niet bespaard. H.A. van Bottenburg schreef in een recensie in de NRC van 8 december 1933 over De steenen pelgrim: 'Maar zij heeft niet de gave een boek te schrijven, dat litteratuur wil zijn.' In 1939 schreef een recensent in het Handelsblad: 'Met vroeger werk, schetsen en verhalen, heeft mevrouw Van Hoogstraten-Schoch een publiek bereikt, dat dankbaar is voor een lieve wereld en een stichtelijk woord.' Als ze 77 jaar oud is wordt ze in een interview voor een tijdschrift getypeerd als: 'Temidden van onze vrouwelijke schrijfsters neemt zij een eigen plaats in. Zij is de "geestelijke moeder" van een bepaald genre: de christelijke familieroman.' Over aanmerkingen in recensies op haar werk zei zij eens: 'Ze zullen wel gelijk hebben, maar ik ben nu eenmaal mezelf, daar is nu niets aan te veranderen.'

Van Hoogstraten-Schoch overleed op 20 mei 1951 en werd op 25 mei begraven bij haar in 1920 overleden man op de Algemene Begraafplaats aan de Woudenbergseweg; vak B, nummer 15. Het grafmonument werd opgericht door 'vrienden en vereerders' van ds. Van Hoogstraten. Het initiatief hiertoe ging uit van de Christelijke Arbeidersvereniging en de Zeister Jongelingsbond Jonathan. Het monument werd op 14 mei 1921 onthuld en aan de familie Van Hoogstraten aangeboden. Het grafmonument werd geplaatst door de steenhouwerij W. Linschoten te Utrecht. Het monument bestaat uit een zerk en een obelisk. Door het verzakken van het graf is het liggende deel van het monument los geraakt van het staande deel. Het heeft een hoogte van drie meter en is een meter breed. Het monument is gemaakt van zandsteen. hoogstraten2In de zerk is een hardstenen plaat aangebracht waarin de persoonsgegevens van het echtpaar Van Hoogstraten-Schoch staan. Het lijkt er op dat die plaat later is aangebracht.

Op de basis van de obelisk is een opengeslagen boek aangebracht met op de linkerpagina de woorden 'Wij weten' en op de rechterpagina 'II Cor:5:1', een verwijzing naar het bijbelboek. Op de rechterkant van de basis staat 'Van vrienden en geestverwanten uit de ned. herv. gem. te Zeist'.

Op de grafzuil zijn een palmtak en een kruis die met elkaar vervlochten zijn als versiering aangebracht. De bijbeltekst verwijst naar het ambt van ds. Van Hoogstraten als evangelieprediker en zielzorger en het kruis en de palmtak symboliseren zijn geloof en zijn overwinning. 

 

 


Geschreven: 16 juli 2006
Aangepast: 06 juli 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Letteren

 

* Amsterdam 22 juni 1882 - * Hilversum 25 juli 1961

 

Nescio (ik weet het niet) is de schuilnaam van Jan Hendrik Frederik Grönloh die in de omgang gewoon Frits werd genoemd. Hij werd geboren in Amsterdam op 22 juni 1882 als eerste zoon van Jan Hendrik Frederik Grönloh en Martha Maria van der Reijden. Uit dit huwelijk werden later nog één zoon en twee dochters geboren. De vader van Frits was afkomstig uit een Duitse familie die zich in de achttiende eeuw in Nederland had gevestigd. Hij verdiende zijn brood als winkelier en smid.