Beroemde Graven
* Voorst 31 januari 1817 – † Voorburg 4 januari 1908
"Teruggekeerd in Veendam", zo staat het te lezen op de zerk van Anthony Winkler Prins en zijn echtgenote Hendrika Rensina Klijnsma. Teruggekeerd naar de plaats, die zijn hart had: Veendam. Alle lof verdient de directeur van het Veenkoloniaal Museum, Petra Maters, die het initiatief nam tot deze terugkeer. De vraag of er in strijd met de wet is gehandeld nu de beenderen van het echtpaar in één kist - weliswaar gescheiden door een tussenschot - in één graf zijn begraven, laten we maar over aan de juristen. Winkler Prins zelf zou er misschien een column aan hebben gewijd onder het hoofd: de letter doodt, de Geest maakt levend, als hij het al niet teveel eer had gevonden. Met zijn laatste wens slechts mededeling te doen van zijn overlijden in de Nieuwe Veendammer Courant, lijkt de terugkeer van zijn gebeente naar Veendam om daar begraven te worden geheel in lijn te zijn.
* Makkum 19 februari 1866 - † Zeist 5 november 1925
Een pionier op het gebied van zorg voor en onderwijs aan verstandelijke gehandicapten.
Zwakzinnigheid (oligofrenie) is een gebrek aan verstandelijk vermogen. Hierin onderscheidt men verschillende graden, te weten (van licht tot zeer ernstig): debiel, hoogimbeciel, laagimbeciel en idioot. Men noemt het tegenwoordig liever een verstandelijke handicap. Kinderen met een verstandelijke handicap gaan meestal naar het speciaal onderwijs. Tot aan het eind van de negentiende eeuw waren er geen scholen voor zwakzinnigen of verstandelijk gehandicapten. De gemeente Rotterdam was in 1896 de eerste gemeente die op een gewone school speciaal onderwijs aan zwakzinnigen aanbood (bijklas). In 1899 opende in Amsterdam de eerste school voor speciaal onderwijs aan zwakzinnige kinderen haar deuren (hulpschool). De kinderen die die scholen bezochten groeiden op in hun eigen gezin. Niet altijd konden de zwakzinnige kinderen thuis gehandhaafd worden of waren er andere redenen om hen in een internaat te plaatsen. 's-Heeren Loo te Ermelo was in 1891 het eerste internaat voor zwakzinnigen in Nederland. Die instelling ging uit van een vereniging. Na 's Heeren Loo werd op 1 september 1900 in Zeist op het Zusterplein 4 een particulier internaat voor zwakzinnige kinderen gesticht. Aan het internaat werd een school verbonden. De oprichter van dit instituut was de onderwijzer Jan Poppes.
* Loosduinen 13 november 1893 - † 's Gravenhage 16 november 1964
{seog:disable}Na de lagere school te hebben doorlopen ging Pieter Daniël Moeskops bij zijn vader in de poelierszaak werken. Dat wil zeggen hij bracht met een transportfiets de bestellingen rond en haalde bij boeren in de omgeving van Den Haag kippen op. Moeskops vertelde weleens dat tijdens zo'n rit iemand hem op een racefiets passeerde en zich dan smalend over zijn zware transportfiets uitliet. Reden genoeg voor een uitdaging wie het eerst bij Piet's huis zou zijn. Het laat zich raden wie er won ... Moeskops liet zijn tegenstander ver achter zich. De basis voor een wielercarrière was gelegd. Wielrennen op de baan was in die dagen, de eerste helft van de 20e eeuw, bijzonder populair. Wegrennen stond veel minder in de belangstelling. De wielerbanen in Amerika, Australië en Europa werden goed bezocht en de specialisten in de onderdelen zesdaagse, ploegenkoers, sprint en stayeren achter motoren konden een goede boterham verdienen. Vooral de sprinters, want die werden tot de elite van het wielercircuit gerekend.
Moeskops bleek een natuurtalent. Reeds in 1914 kwam zijn eerste grote triomf, Nederlands kampioen op de sprint bij de amateurs. In de oorlogsjaren 1914-1918 was de belangstelling voor wielrennen minder, maar toen de wielersport na de oorlog weer opbloeide en Moeskops voor de tweede keer amateur-kampioen werd, besloot hij in 1919 beroepsrenner te worden. En met succes. In 1921 won hij zijn eerste wereldtitel en prolongeerde die titel in de daarop volgende drie jaar. Na een jaar de titel gemist te hebben, mocht hij zich in 1926 wederom wereldkampioen noemen. Hij duelleerde met de besten, niemand kon in die tijd in zijn schaduw staan. Moeskops toonde zijn talent door een buitengewone aanzet en een flitsende demarrage. Bovendien maakte hij veel werk van het observeren van zijn tegenstanders, bestudeerde hun gewoonten en voorkeuren tijdens de sprint, op welk deel van de baan zij meestal hun aanval plaatsten en hun spel van lagen en listen. Ook hield hij zich bezig met het verbeteren van de techniek zoals de framegrootte van zijn fiets en de lengte van de crancks. En dat alles in een tijd waarin het begrip topsport nog niet bestond en hij niet de beschikking had over een team van mécaniciens, artsen, verzorgers etc. Het is tekenend voor de inzet waarmee Moeskops zijn vak bedreef. Ondanks zijn voor een wielrenner forse gestalte, hij woog rond de 100 kg wat hem de bijnaam Big Pete bezorgde, reed hij van de ene zege naar de andere. Vijf keer wereldkampioen, tien keer nationaal kampioen en zeventien grand prix-overwinningen. Het is te begrijpen dat hij tijdens zijn leven al een legende was. In 1930 moest hij een zware operatie aan de blindedarm ondergaan. Er traden complicaties op en vanaf dat moment kwam zijn carrière in een neerwaartse spiraal. Zijn laatste overwinning behaalde Moeskops in 1933, hij won in Frankrijk een Grand Prix. De wielrennerij had Moeskops in goeden doen gebracht. Vooral in Amerika verdiende hij veel geld. Hij ging er verstandig mee om, kocht wat onroerend goed en werd na zijn wielercarrière eigenaar van een café. Op 29 januari 1935 trouwde hij met Ida Berger.
Piet Moeskops overleed aan de gevolgen van een versleten hart. Dat is althans de lezing van een Haags ziekenhuis. Toen Moeskops zich kort na zijn 71e verjaardag in november 1964 niet lekker voelde, liet zijn vrouw de dokter komen. In 1985 vertelt zij aan de sportjournalist Mart Smeets: "De dokter zei: Meneer Moeskops, ik geef u een spuitje en dan gaat u lekker slapen. Om elf uur 's avonds komt de dokter, geeft de spuit en gaat weg. Even later begint Piet te zweten en te zweten en toen lag hij dood in mijn armen". Aangezien Piet volgens haar niet echt ziek was, ging ze eens naar het ziekenhuis om te informeren wat haar man nu eigenlijk had gescheeld. Daar kreeg ze de bovenvermelde oorzaak te horen. Voor Ida bleef het onbegrijpelijk, dat haar sterke echtgenoot zo maar ineens dood kon zijn.
Moeskops werd begraven op de begraafplaats Oud Eik en Duinen te 's Gravenhage, graf A 2894, waar zijn vrouw in 1991 eveneens ter aarde werd besteld.
Literatuur
- Joris van den Bergh, Te midden der kampioenen (1929)
- W.P.R.A. Cappers, Stilleven in steen. Een nieuwe kijk op de geschiedenis van de begraafplaats Oud Eik en Duinen te 's Gravenhage (Kampen, 1990)
* Amsterdam 2 februari 1898 - † Amsterdam 23 april 1965
Josefien Johanna de la Mar werd geboren als telg uit een roemrijke acteursfamilie. Zo stond 'Fientje' op haar veertiende al in het 'kermistheater' van haar vader. Grote bekendheid kreeg zij echter door haar rol in de operette Madorah in 1917. Fien speelde in haar beginjaren voornamelijk bij gezelschappen van haar vader, maar werd later ingelijfd bij het Rotterdamsch Hofstad Tooneel, waar zij met haar vader als Eliza in Pygmalion schitterde.