Beroemde Graven
* Minnertsga 30 oktober 1851 - † Beers 1 februari 1928
Het lot van 'Alde Rinse'
Ze zijn er waarschijnlijk altijd al geweest: zwervers zonder een eigen dak boven het hoofd. Ooit trokken ze van dorp naar dorp en van plaats naar plaats. Het bezit van een sigarenkistje met wat mottenballen was voor het wettig gezag voldoende om hen als venter of als koopman aan te merken. Zonder handelswaar liepen ze een grote kans als landloper te worden opgepakt. De meesten bezaten kind noch kraai en konden op hun kop gaan staan, zonder dat er ook maar iets waardevols uit hun zakken viel. Al beschikten ze over wat handelswaar, in feite bleven ze zwervers. Dat zwerversleven bracht de meesten in een staat van vervuiling en verval; ze mochten dan zeep verkopen, zelf gebruiken deden ze het nooit.
* Hallum 24 augustus 1850 - † Heerenveen 13 augustus 1924
Maria Wilhelmina Hendrika Hoitsema
* Britsum 10 juli 1847 - † Rijswijk 26 oktober 1934)
Het kerkhof van Terband bestaat als sinds de 14de eeuw. De plek is ouder dan de plaats waar het tegenwoordig onder valt, Heerenveen. Tot 1934 was dit kerkhof feitelijk de plek waar veel inwoners van het tot de gemeente Aengwirden behorende deel van Heerenveen werden begraven. Na 1934 werd de driedeling van Heerenveen opgeheven [1], maar Terband bleef het aangewezen kerkhof voor de omgeving. Niet echt een plek waar je de eerste seksuoloog van Nederland en zijn feministische vrouw verwacht aan te treffen. Toch ligt hier dr. Johannes Rutgers begraven, wiens naam in de 20ste eeuw bekendheid kreeg via de Rutgers Stichting. Hij stief in 1924 een eenzame dood en vond in Terband zijn laatste rustplaats. Niet ver van de ingang, nog voor de kerk, staat de eenvoudige granieten stèle voor hem. Zijn tweede vrouw, Mietje Hoitsema werd hier tien jaar later ook bijgezet.
Jan Rutgers
Rutgers, roepnaam Jan, werd geboren in Hallum in het noorden van Friesland, op 24 augustus 1850. Zijn vader Sebald Justinus Rutgers was predikant die gehuwd was met Anna Maria Wolthers, beide afkomstig uit Groningen. In eerste instantie trad Rutgers in de voetsporen van zijn vader door na het gymnasium een theologische studie te volgen aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij was 22 jaar toen hij de studie voltooide, nog te jong om beroepen te worden. In 1874 werd hij predikant in Hornhuizen (Groningen). In mei van dat jaar trouwde hij met Cornelia Everharda Thiens Abresch. Na de geboorte van hun eerste kind raakte Rutgers in een ernstige crisis ten aanzien van geloof en levensbestemming. Het gevolg was dat hij zijn ambt neerlegde en in 1875 weer ging studeren, ditmaal medicijnen. Zijn vader nam de financiële zorg voor hem en zijn jonge gezin op zich. Later werden uit het huwelijk nog een zoon en twee dochters geboren. Een van zijn zoons is de vooraanstaande communist Sebald Justinus Rutgers Jr.. Rutgers zette zijn studie vanaf november 1877 voort aan de Rijksuniversiteit te Leiden, waar hij in juli 1879 het artsexamen aflegde. Nog datzelfde jaar promoveerde hij op een proefschrift over de invloed van leverziekten op de nierfunctie. Hierna vestigde het gezin zich aan het Haringvliet te Rotterdam waar Rutgers praktiserend arts werd. Hij kreeg een drukke praktijk, werd bestuurslid van de plaatselijke afdeling van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering van de Geneeskunst en ook werd hij mederedacteur van het Geneeskundig jaarboekje. In februari 1884 overleed zijn echtgenote aan de late gevolgen van een kraambedinfectie.
Mietje Hoitsema
Ongeveer anderhalf jaar later, op 3 augustus 1885 trouwde hij met Maria Wilhelmina Hendrika (Mietje) Hoitsema, geboren te Britsum op 10 juli 1847. Haar vader, Synco Hoitsema, was net als die van Rutgers predikant. Hoitsema haalde in 1865 haar onderwijsakte en na enkele betrekkingen werd ze in 1873 hoofd van de Openbare Meisjesschool voor Uitgebreid Lager Onderwijs in Rotterdam. Na haar huwelijk met Rutgers gaf ze haar functie op en wijdde ze zich aan de opvoeding van haar stiefkinderen. Uit haar huwelijk met Rutgers werden geen kinderen geboren. De drie jaar oudere Hoitsema betekende een grote ommekeer in het leven van Rutgers. Samen ontwikkelden ze links-radicale opvattingen en bekeerden ze zich tot het socialisme, feminisme, neomalthusianisme en vegetarisme. Naast zijn algemene praktijk begon Rutgers in 1892 een speciaal spreekuur voor geboortebeperking, waar hij gratis hulp bood aan minvermogenden. Hij volgde hiermee het voorbeeld van Aletta Jacobs, die al in 1882 te Amsterdam een soortgelijk initiatief had genomen. De belangstelling was echter teleurstellend: '...de zaak is nog te vreemd', schreef hij in 1893 verontschuldigend aan zijn vriend Ferdinand Domela Nieuwenhuis.
Ondertussen spande Hoitsema zich actief in voor de vrouwenemancipatie. In 1894 was ze medeoprichtster van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht terwijl ze later in Rotterdam ook enkele verenigingen oprichtte ter ontwikkeling van vrouwen en kinderen en gezinnen uit de arbeidersklasse. Onder haar invloed ontwikkelde Rutgers zich ook in organisatorische en propagandistische richting, hoewel hij van nature een in zichzelf gekeerde en onbuigzame man was. In 1901 werd hij in navolging van zijn vrouw lid van de Nieuw-Malthusiaansche Bond (NMB) om spoedig daarna het secretariaat van het hoofdbestuur op zich te nemen. De daarop volgende achttien jaar, zou hij de spil van de Bond zijn. Hoitsema speelde geen mindere rol want zij was van 1901 tot 1912 presidente van de NMB, na eerder al twee jaar in het bestuur te hebben gezeten. Gedreven door principes, waaraan alles ondergeschikt werd gemaakt, stapelde het echtpaar bestuurlijke en propagandistische verplichtingen op zich. Rutgers werd ondermeer redacteur van het tijdschrift Het Gelukkig Huisgezin en Hoitsema trad toe tot de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). In die partij speelde ze vooral een rol op het gebied van de vrouwenemancipatie.
In 1904 voelde Rutgers zich gedwongen zijn medische praktijk op te geven en vestigde hij zich als 'rustend geneesheer' in Den Haag. Hij ging zich nu volledig inzetten voor de zaak van de geboortebeperking. Voor Rutgers vormde anticonceptie door middel van voorbehoedmiddelen een onderdeel van de bevrijding van de moderne mens uit het keurslijf van een onnatuurlijke moraal. Geleidelijk kreeg Rutgers bezwaren tegen een levenslange huwelijksgelofte, die hij op den duur even 'onzedelijk en onredelijk' als de kloostergelofte beschouwde. Rutgers was ondermeer voor het opheffen van de strafbaarheid van abortus en voor erkenning en aanvaarding van de homofilie. Door zijn opvattingen over seksualiteit vervreemdde Rutgers zich meer en meer van de toenmalige artsenwereld. Ook raakte hij geïsoleerd van de socialistische hoofdstroom, die toen nog het gebruik van voorbehoedmiddelen afwees en periodieke onthouding aanbeval.
Hoitsema stapte in 1905 uit de SDAP vanwege een meningsverschil met Troelstra. Die achtte opheffing van het klassenverschil belangrijker van die van het sekseverschil. Ook de pogingen van het partijbestuur om het vrouwenkiesrecht naar de achtergrond te schuiven, droegen bij aan haar besluit. In 1911 nam Hoitsema op het internationaal congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in Stockholm het initiatief tot de oprichting van de Internationale Correspondentie. Zij werd hiervan internationaal secretaris. Haar rol binnen de NMB raakte minder maar de inzet voor het vrouwenkiesrecht groter. In 1913 belande Hoitsema na een val in het ziekenhuis waarna ze langdurig revalideerde. In 1918 was ze betrokken bij een auto-ongeluk waarna ze zich uit het openbare leven terugtrok. Over hoe haar verhouding toen was met Rutgers is weinig bekend. Na haar herstel verdroeg Hoitsema nauwelijks nog mensen om zich heen. In 1919, Rutgers was toen 68, legde ook hij zijn functies in de NMB neer en werd hij benoemd tot erelid. In 1922 kwam zijn Das Sexualleben in seiner biologischen Bedeutung als ein Hauptfaktor zur Lebensenergie für Mann und Weib, für die Pflanzen und für die Tiere uit.
Alleen maar toch samen
Hoitsema woonde vanaf 1923 zeer afgezonderd in een rusthuis voor oude dames te Rijswijk. Slechts voor enkele feestelijke jubilea verliet ze nog haar kamer. Ondertussen was Rutgers bij zijn zuster in Heerenveen gaan wonen. Het echtpaar had nog gezocht naar een rusthuis waar ze samen terecht konden, maar dat bleek vergeefse moeite. Het echtpaar onderhield voornamelijk schriftelijk contact. Kennelijk was deze situatie zeer onbevredigend voor Rutgers want rond 3 augustus 1924 maakte hij een einde aan zijn leven. Hij was net geen 74 jaar oud. Zijn stoffelijk overschot werd pas na een dag of tien gevonden. Zijn zuster lag op dat moment in het ziekenhuis. Als officiële overlijdensdatum werd 13 augustus genomen. In een afscheidsbrief schreef hij: 'Deze gelegenheid om ongestoord tot rust te komen is te gunstig om ongebruikt te laten voorbijgaan. [...] Duizendmaal dank aan Mietje.'
De Nederlandse geneeskundige wereld besteedde geen aandacht aan zijn verscheiden. Slechts in kleine kring werd de herinnering aan Rutgers levend gehouden: Het Gelukkig Huisgezin wijdde een speciaal nummer aan zijn nagedachtenis met vele bijdragen.
Het stoffelijk overschot van Rutgers werd begraven bij de Rotondekerk van Terband. Op zijn graf werd een eenvoudige granieten stèle geplaatst op een basis. De stèle wordt beëindigd met een rondboog en de voorzijde is licht gepolijst, waardoor de ingekapte letters goed opvallen. Bovenaan is een dubbele palmtak afgebeeld. De betekenis daarvan zal in Rutgers geval niet gezocht moeten worden in de christelijke betekenis, maar meer in de algemene verwijzing naar vrede en overwinning. Onder de palmtakken is de volgende tekst opgenomen:
RUSTPLAATS
VAN
DR. J. RUTGERS,
EDEL DENKER EN STOER WERKER
BIJNA 74 JAAR OUD, NOG GEZOND
EN JEUGDIG, STIERF HIJ PLOTSELING,
AUGUSTUS 1924.
GEBOREN 24 AUGUSTUS 1850.
Het grafmonument is vervaardigd in Heerenveen door S. Oostrum die het werk onderaan de stèle heeft gesigneerd. Op de basis is later nog een rechthoekige tekstplaat aangebracht voor Hoitsema. Zij overleed op 87-jarige leeftijd te Rijswijk op 26 oktober 1934. Zij is daarna bijgezet in het graf van haar man.
De consultatiebureaus van de NMB, later omgezet in de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming (NVSH), werden als Dr. J. Rutgers huizen aangeduid. De Nederlandse Stichting Consultatiebureaus voor Huwelijks- en Geslachtsleven, in 1969 losgemaakt van de NVSH, nam in het daaropvolgende jaar de naam van Dr. J. Rutgers Stichting aan. Hierdoor is de naam van Rutgers bij velen bekend. Hoewel deze stichting in 2002 ophield te bestaan, bleef de naam van Dr. Rutgers voortbestaan in de Rutgers Nisso Groep. Dit is een kenniscentrum op het gebied van seksualiteit, doet onderzoek, ontwikkelt voorlichtingsprogramma's en heeft een eigen informatiecentrum op het gebied van seksualiteit.
Noot
- De plaats Heerenveen lag tot 1934 in drie gemeenten: Haskerland, Aengwirden en Schoterland. Van de beide laatste gemeenten stond het gemeentehuis in Heerenveen. De driedeling had ook gevolgen voor de begraafplaatsen in die plaats. Alleen Schoterland had een algemene begraafplaats in Heerenveen liggen. Het Haskerlandse deel begroef in Nijehaske en het Aengwirdense deel in Terband.
Literatuur
- H.Q. Röling 'Hoitsema, Maria Wilhelmina Hendrika' op: Digitale Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland [15-10-2008]
- J.K. van der Korst, 'Rutgers, Johannes (1850-1924)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. [13-03-2008]
- Christianne Smit 'Een vrijgevochten vrouw. Maria W.H. Rutgers-Hoitsema (1847-1934)' op Onvoltooid Verleden - website voor de geschiedenis van sociale bewegingen
* Ditzumer Hammrich 29 maart 1842 - † Groningen 1 februari 1921
Toen op 13 september 2008 aan het Oldambtmeer, het nieuwe meer in de provincie Groningen, het standbeeld van dr. Sicco Mansholt werd onthuld, was datum en locatie niet zonder zin. Honderd jaar eerder immers, op 13 september 1908, werd Sicco Leendert Mansholt geboren als zoon van Lambertus Helprig Mansholt en Wabina Andreae, docente Staatswetenschappen en Staatshuishoudkunde. Lambertus Helprig, zoon van Derk Roelfs, was landbouwer op "Torum" in de Westpolder bij de Waddenzee.
* Amsterdam 23 juni 1894 – † Amsterdam 16 november 1968
Het Nederlandse Koninklijk Huis kende in de afgelopen eeuw verschillende schandalen. Bij sommigen daarvan speelde Prins Bernhard een actieve rol. Zo ook bij de Greet Hofmans-affaire, die in 1956 haar hoogtepunt beleefde in het naoorlogse Nederland.
Margaretha Hofmans groeide op in een arm gezin in de Jordaan. Als oudste van vier kinderen moest ze al vroeg gaan werken. Toen haar moeder in 1914 een dwarslaesie kreeg, moest de jonge Greet de huishouding op zich nemen. Haar moeder bracht Greet de eerste beginselen van de theosofie bij. Na de dood van haar ouders aan het einde van de jaren twintig, klampte Greet zich steeds meer vast aan de theosofie. Verdere tegenslagen als een mislukte verloving en de vroege dood van haar lievelingszuster, in 1936, deden haar nog meer in zichzelf keren. Tijdens de oorlogsjaren kwam Greet Hofmans in contact met J.W. Kaiser. Via hem kwam ze terecht in kringen van helderzienden en spiritisten. Begin 1946 meende Greet Hofmans een stem te horen van een "Meester", die haar tot zijn werktuig wilde maken ter heling van de lijdende mensheid. De meester was de in 1939 overleden vriend van Kaiser, M.J.J. Exler. Hij was de grondlegger van de emancipatie van de homo, en zijn grote liefde was de studie van de occulte wetenschappen met name de theosofie en de astrologie. Hij hield vanaf 1917 lezingen over christendom, theosofie en de oude godsdiensten, trok horoscopen, verdiepte zich in de kabbala en maakte studie van de bijbel. Kaiser ging Hofmans beschouwen als de geestelijke erfgenaam van Exler.
Eerste contacten
In 1947 verhuisde Hofmans naar het Hattemse landgoed 'Molecaten', waar eerder Exler tien jaar gast was geweest van W.J. baron van Heeckeren, die in 1950 particulier secretaris van koningin Juliana zou worden. Hofmans legde zich toe op het paranormale genezen en organiseerde gespreksgroepen, waarop vooral mensen uit de gegoede stand afkwamen. Vanaf 1948 volgde Greet Hofmans niet meer de stem van Exler, maar van Christus. Hierdoor werd ze voor een groter publiek benaderbaar. En toen de oogafwijking van de in 1947 geboren prinses Marijke niet medisch behandeld kon worden, werd aan prins Bernhard en prinses Juliana de suggestie gedaan 'juffrouw Hofmans' te raadplegen. Beiden lieten navraag doen, maar kregen enkel positieve reacties terug. Al snel was Greet Hofmans regelmatig te vinden op paleis Soestdijk. Juliana meende haar eigen idealen van onbaatzuchtigheid en dienstbaarheid aan de mensheid te herkennen in de in haar ogen bijzondere vrouw. Na anderhalf jaar van sessies wilde prins Bernhard dat Juliana, intussen koningin, het contact met Hofmans verbrak. Juliana weigerde, maar Hofmans kreeg vanaf dat moment geen onderdak meer op Soestdijk. Hofmans zag in Bernhard de verstoorder van de harmonie op Soestdijk en zorgde daarmee voor verdere onrust op het paleis. Ze verhuisde in 1951 naar Baarn en nam haar intrek in een speciaal voor haar geplaatste salonwagen bij het, met Juliana bevriende, echtpaar Mijnssen. Hofmans invloed op de koningin werd steeds groter.
Toenemende invloed
Op Het Oude Loo in Apeldoorn organiseerde Kaiser conferenties, die naast Juliana en prinses Wilhelmina door een keur aan gasten werden bijgewoond. Internationaal vooraanstaande sprekers behandelden op dergelijke conferenties vanuit een religieus-historisch perspectief vraagstukken van vrede en gerechtigheid. Dit tot grote ergernis van prins Bernhard, een fervent adept van de NAVO. De bijeenkomsten werden niet alleen door Bernhard maar ook door premier Drees met argusogen van een afstand gevolgd. Onder diverse gasten bestond er zelfs de indruk dat er agenten van BVD en CIA rondliepen.
Ministers kregen moeite met het dragen van ministeriele verantwoordelijkheid voor het handelen van de koningin. De pers deed er echter het zwijgen toe. Pas toen een artikel verscheen in het Duitse Der Spiegel in juni 1956, waarin Hofmans werd afgeschilderd als de Raspoetin van Soestdijk met grote invloeden op staatszaken, kreeg het grote publiek lucht van de problemen op het paleis. Waar de buitenlandse pers zich gretig op het koningshuis stortte, bleef de Nederlandse pers zich op de vlakte houden. Er kwam een importverbod op het nummer van Der Spiegel en het kabinet Drees deed zijn uiterste best om het voorval in de doofpot te stoppen. Het kabinet stelde een commissie in van drie wijze mannen. Bernhard kreeg zijn zin en een mogelijk echtscheiding werd voorkomen. Greet Hofmans kon vertrekken, evenals tal van toegewijden uit de hofhouding.
Stil einde
Greet Hofmans bleef wonen bij de familie Mijnssen in Baarn. In die plaats raakte ze op tweede kerstdag 1957 betrokken bij een auto-ongeluk. Hierbij liep ze een dubbele schedelbasisfractuur op. In 1966 suggereerde ze in een interview met Het Parool dat het ongeluk mogelijk een aanslag op haar leven was geweest. Het ongeluk noopte haar te stoppen met de vermoeiende gebedsgenezingssessies. Het weerhield haar er echter niet van om actief deel te nemen aan zittingen georganiseerd door de jonge psychiater Evert Doornbal. Na een korte opleving met vraagavonden voor mannen en vrouwen, stopte ze eind 1963 met zaalsessies en hield alleen nog individuele consulten.
In 1964 verhuisde Hofmans met de familie Mijnssen mee naar Amsterdam. Even later bleek ze kanker te hebben. Ze weigerde elke medische hulp. Vlak voor het einde gaf ze het verzet op en werd opgenomen in het Israëlisch Ziekenhuis. Ze lag een week in coma. Op 16 november 1968 overleed Greet Hofmans.
Zelf gaf ze de voorkeur aan een begrafenis in stilte, maar de familie Mijnssen stuurden rouwkaarten rond en verzorgden een eenvoudige begrafenis in kleine kring op Zorgvlied, Amsterdam. Volgens het Duitse Der Spiegel had Beatrix met hulp van Claus haar moeder er van weten te weerhouden naar de begrafenis te gaan. Minister Udink, een frequent bezoeker van Hofmans, was wel aanwezig, maar werd niet herkend.
Tot na de dood van Bernhard en Juliana zou de Greet Hofmans-affaire de vaderlandse gemoederen bezighouden. Bernhard heeft daarbij een cruciale rol gespeeld. Zeer wel mogelijk was hij het die de belangrijkste bron was voor de publicatie van Der Spiegel en waardoor Hofmans uiteindelijk het veld moest ruimen.
Het graf van Greet Hofmans oogt onopvallend tussen alle grote grafzerken die zo typerend zijn voor Zorgvlied. Slechts een kleine steen met haar naam en geboorte- en sterfdata. Maar van al die mensen met hun opvallende zerken weten we de naam niet meer of welke rol ze eventueel gespeeld hebben in hun jaren. De naam van Greet Hofmans zal echter nog jaren blijven nagalmen.
Literatuur
- J. Bosmans, 'Hofmans, Margaretha (1894-1968)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. [versie 13-03-2008]
- Lauwert J. Giebels - 'De Greet Hofmans-affaire - Hoe de Nederlandse monarchie bijna ten onder ging'; Amsterdam, 2007
- Hendrina Praamsma - Greet Hofmans en het Hof. Andere Tijden, uitzending 11 december 2001