Skip to main content

Beroemde Graven


Geschreven: 12 juli 2009
Aangepast: 06 mei 2013
Auteur: René ten Dam
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Middelharnis 5 september 1842 - † Amsterdam 28 april 1925

 

lbouwmeesterLouis Bouwmeester geldt als één van de grootste Nederlandse acteurs. Vooral als Shakespeare-vertolker maakte hij naam. In 1882 ontving hij van Willem III de gouden medaille voor Kunsten en Wetenschappen. In 1902 verliet hij het Nederlandsch Tooneel, om zelf als Directeur op te treden van het Haarlemsch Tooneelgezelschap. In 1903 trad hij enige malen op te Parijs en te Londen, waar zijn spel zeer geroemd werd. Bij zijn uitvaart stonden duizenden mensen langs de weg. 'De Telegraaf' herdacht hem met een meeslepend gedicht waarvan de laatste regels luiden:

Nooit zal Nederland u vergeten
Uw genie en Uwen geest
't Verst na-geslacht zal weten,
wie Bouwmeester is geweest.

 

(2001)

 

 


Geschreven: 12 juli 2009
Aangepast: 12 december 2013
Auteur: Leon Bok
Categorie: Politiek

 

* Utrecht 15 februari 1825 - † 's-Hertogenbosch, 25 mei 1894

 

Bosch_van_Drakestein_monumentIn Utrecht werd op 15 februari 1825 Paulus Jan Bosch van Drakestein, heer van Drakestein en Drakenburg, geboren. Zijn vader Jhr. Mr. Frederik Lodewijk Herbert Jan was onder andere lid van de Eerste Kamer. De familie was katholiek en kende een rijke traditie als bestuurders. Die achtergrond bepaalde dan ook min of meer de loopbaan van Paulus Jan.
Zijn scholing kreeg Paulus Jan aan het Atheneum Illustre te Amsterdam. Daar bereidde hij zich ook voor op een examen Romeins en hedendaags recht aan de Hogeschool te Utrecht. Hij promoveerde daar in 1848 en vestigde zich vervolgens als advocaat in Amsterdam. Hier trad hij in 1851 ook toe tot de gemeenteraad waar hij waarschijnlijk zijn eerste bestuurservaring opdeed. Tijdens zijn verblijf in Amsterdam werd hij ook lid van het College van Curatoren van de Stadsarmenschool. In 1852 trad Paulus Jan in het huwelijk met Elisabeth Henriëtte Johanna Bosch. Het echtpaar kreeg vijf dochters en twee zoons.
Uiteindelijk werd Paulus Jan benoemd tot rechter in Amsterdam. In 1856 kreeg hij een aanstelling in dezelfde functie bij de Arrondissementsrechtbank te Amersfoort. Dit duurde echter niet lang omdat hij op 1 oktober van datzelfde jaar benoemd werd als Commissaris van de Koning(in) in Noord-Brabant. Dit zou hij 38 jaar lang blijven, de langst zittende commissaris in Noord-Brabant. Politiek gezien was Paulus Jan liberaal, wat blijkt uit zijn lidmaatschappen van verschillende kiezersverenigingen zoals de antirevolutionaire vereniging "Nederland en Oranje". Dat hij iets met de Oranjes had blijkt wel uit het feit dat hij kamerheer in buitengewone dienst was van koning Willem III.

Op 25 mei 1894 overleed Bosch van Drakestein in 's-Hertogenbosch. Daar werd hij echter niet begraven. Paulus Jan kreeg een laatste rustplaats op het grafveld van de familie op de Rooms-katholieke begraafplaats Carolus Borromeus in Soesterberg. De familie Bosch van Drakestein had in 1838 de aanleg van deze begraafplaats mogelijk gemaakt door een stuk van het landgoed Sterrenberg af te staan aan de parochie. Een groot stuk werd gereserveerd voor de familie en vanaf 1851 werden hier enkele tientallen familieleden begraven. In 1894 kreeg Paulus Jan een prominente plaats met een groot neoclassicistisch grafmonument naar ontwerp van de architect Jules Dony. Het geheel uit natuursteen vervaardigde monument bestaat uit een grote opstand met daarvoor een liggende grafsteen.

Bosch_van_Drakenstein_portretHet meest in het oog lopend is een bronzen plaquette waarop de buste van Paulus Jan is aangebracht. Op zijn borst prijken diverse onderscheidingen. Hij was onder andere Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw, ridder tweede klasse in de Orde van de Gouden Leeuw van het Huis van Nassau (1874) en het Grootkruis in de Orde van de Eikenkroon (1888). Het portret laat een op en top 19de-eeuwse staatsman zien.

Naast zijn grafmonument in Soesterberg heDraak01rinnert in 's-Hertogenbosch nog een ander bijzonder monument indirect aan Paulus Jan Bosch van Drakestein. Op het stationsplein in deze stad staat een grote fontein met een rond bassin waar in het midden een zuil staat waarop een gouden draak is geplaatst. De fontein werd hier in 1903 geplaatst nadat de gemeente daartoe een wedstrijd had uitgeschreven. Die wedstrijd was het gevolg van een legaat van 10.000,- gulden dat de commissaris de stad had geschonken. Met dat legaat moest de stad een monument maken ter aandenken aan zijn tweelingdochters die in 1881 op 17-jarige leeftijd waren overleden. In het legaat was vastgelegd dat er een fontein geplaatst moest worden waarvan het water kosteloos aan de bevolking verstrekt diende te worden.

Draak02Degene die het monument mocht maken was wederom Jules Dony. Hij won weliswaar niet de eerste prijs, maar toch mocht hij monument maken. Waarschijnlijk omdat Dony ook verantwoordelijk was voor de wijk het Zand die rondom het stationsplein was aangelegd. Vandaag de dag staat de Draak, zoals het monument wordt genoemd, nog steeds op zijn prominente plaats en herinnert aan de familie Bosch van Drakestein. (2004)

 

Literatuur

  • Loeff, Karel, Het Monumentenboek, Zwolle 2002, blz. 282
  • Redengevende omschrijvingen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

 

Internet

 


Geschreven: 12 juli 2009
Aangepast: 06 november 2018
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Groningen 10 juni 1921 - † Amsterdam 9 maart 1988

 

schaank1Reeds op 14-jarige leeftijd nam Tietje Schaank danslessen bij Frans Muriloff. Ze begon haar carrière als revuedanseres en trad ook op in operettes. Na in 1940 toneellessen bij Paul Steenbergen te hebben gevolgd kwam ze een jaar later als volontair bij het Residentie Toneel. Tot 1946 was ze actrice bij dit gezelschap. Daarnaast trad ze op in het cabaretgezelschap van Paul Meijer.
Ze was nog maar net 15 jaar toen ze een relatie kreeg met de veel oudere revue-artist Willy Derby (1886-1944). Na een aantal jaren met hem te hebben samengewoond ging ze haar eigen weg. Na de oorlog werkte ze enige tijd in München waar ze in bioscoop- en tv films speelde, gastrollen had bij o.a. het Haags Toneel, in tv-drama's speelde en in 1950/51 inToon Hermans' theatershow Alle gekheid op een stokje stond.
Inmiddels was ze in 1942 gehuwd met de acteur Leo de Hartogh. Ze kregen een dochter, Linda, die later de achternaam Van Dyck aannam. Na een jaar werd het huwelijk ontbonden, waarna ze in 1955 de regisseur Montgomery Ford trouwde. Ook dit huwelijk duurde nog geen jaar. In hetzelfde jaar 1955 had ze de acteur Ko van Dijk leren kennen, waarmee ze op 25 juli 1956 in Engeland trouwde. Dit huwelijk werd in 1963, na 8 jaar dus, ontbonden.
In de jaren 1947 tot 1980 maakte ze deel uit van vele cabaret- en toneelgezelschappen zoals het Cabaret Martie Verdenius en het Theatergezelschap Johan Kaart. Op tv verscheen ze o.a. in Pension Hommeles (1958/59), Het meisje met de blauwe hoed (1972/73), Swiebertje (1971/74) en Pommetje Horlepiep (1976/80). Ook in verschillende Nederlandse films had ze een rol, zoals in Kermis in de regen met Kees Brusse (1962) en Een stille liefde uit 1977.
Op tv ontpopte ze zich als een bekwaam karakterspeelster wat bijvoorbeeld bleek in 1962 toen zij samen met haar man Ko van Dijk een scene speelde uit Gaslicht. Ze had echter geen grote ambities; ze noemde zichzelf niet zo'n carrièremens.

rouwadvertentieEen ernstig auto-ongeluk overkwam haar in 1968 toen zij op weg naar haar ouders in Groningen door gladheid in Heerenveen slipte. Ze was 4 jaar niet in staat haar werk te doen.

In de tachtiger jaren werd botkanker bij haar geconstateerd. Na een langdurig ziekbed overleed ze in het Amsterdams Medisch Centrum (AMC).

schaank3Op maandag 14 maart 1988 om 16 uur, een prachtige lentedag, werd ze onder grote belangstelling begraven op de begraafplaats Westerveld in Driehuis, graf MM 152 E 00

Aan het graf werd gesproken door Nico Scheepmaker, journalist/publicist, en de actrice Henny Orri waarna de witte kist met zilveren handgrepen in het graf werd neergelaten. Linda van Dyck sprak een dankwoord.

schaank4Het epitaaf op de grafsteen luidt: Dichterbij kun je niet komen. (2008)

 

Bronnen

  • Theater Instituut Nederland, Amsterdam

 

Grafcoördinaten

  • N 52.26.729 E 4.37.699

Geschreven: 11 juli 2009
Aangepast: 06 november 2018
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Haarlem 4 december 1897 - † Haarlem 7 december 1979

 

andriessen_portretMarie Silvester Andriessen stamde uit een kunstzinnig Haarlems gezin. Vader Nicolaas Hendrik Andriessen was naast organist ook muziekleraar en koordirigent. Moeder Gezina Johanna Francina Vester schilderde. Uit hun op 13 oktober 1921 gesloten huwelijk kwamen 6 kinderen voort, waarvan er 4 voor een carrière in de serieuze muziek kozen.
Mari toonde al vroeg zijn aanleg voor de beeldende kunst. Beeldhouwer (en later professor) Jan Bronner maakte zich sterk voor de toelating van zijn leerling tot de Haarlemse School voor Kunstnijverheid. Mari studeerde daar van 1912 tot 1916 en vervolgde zijn opleiding op de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam (1917-1923). Hij voltooide zijn studie op de Akademie der Bildende Kunst in München waarna hij zich definitief in Haarlem vestigde. Op 13 oktober 1921 huwde hij met Antonia Geertruida Hendrika (Nettie) Koot (15 november 1897 - 30 mei 1990). Zij kregen 2 zoons.

Door zijn vriend en collega-beeldhouwer Frits van Hall kwam hij in een literaire kring terecht waarvan o.a. Godfried Bomans, Lodewijk van Deyssel, C.J. Kelk, Adriaan Roland Holst en Jan Slauerhof deel uitmaakten. Ook met zijn collega's Hildo Krop en John Raedeker onderhield hij door zijn lidmaatschap van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers (1925) vriendschappelijke banden.
In de begintijd van zijn carrière kreeg hij door zijn katholieke afkomst opdrachten van kerken en woningbouwverenigingen voor het maken van beelden met bijbelse onderwerpen en gevelstenen. Veel leverde dit evenwel niet op; de familie leefde in armoede. Zijn bekendheid groeide waardoor er ook van buiten de rooms katholieke kring opdrachten kwamen. Rond 1930 kon hij zijn gezin van de opbrengsten van zijn kunst onderhouden.

In de oorlogsjaren 1940-1945 weigerde Andriessen een afstammingsverklaring te tekenen waardoor hij verstoken bleef van officiële opdrachten. Zijn vriend Van Hall kwam in een Duits concentratiekamp om; Andriessen koos voor het ondergrondse verzet.
andriessen3Na de oorlog ontstond grote vraag naar herdenkingsmonumenten. Andriessen werd de meest gevraagde kunstenaar voor oorlogs- en verzetsmonumenten. Zijn scheppingen staan over heel Nederland verspreid met als hoogtepunt "De Dokwerker"op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam (1952, brons) dat herinnert aan de stakingen tegen de andriessen4deportatie van joden in februari 1942. Zijn roem breidde zich uit. Opdrachten voor grote monumenten ter ere van gedenkwaardige landgenoten volgden. Ir. C. Lely op de Afsluitdijk (1953, brons), Albert Plesman in Den Haag (1958, brons). Ondanks vernieuwingen in de beeldhouwkunst bleef Andriessen werken in de stijl waarin hij het beste was: heldere beeldopbouw en herkenbaarheid van zijn onderwerpen.
Andriessen werd in 1956 geëerd met de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1940-1945. Sinds 1967 ontving hij van het Rijk een jaarlijks eregeld.

Kanker maakte op 82-jarige leeftijd een einde aan zijn leven. Zijn graf bevindt zich op de r.k. begraafplaats Sint Adelbert in Bloemendaal (graf K 277). (2002-2008)

 

Literatuur

  • Louk Tilanus: De beeldhouwer Mari Andriessen (1984)
  • J.B.J. Teeuwisse: Andriessen, Marie Silvester (1897-1979) - Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 4 (1994)

 

Grafcoördinaten

  • N 52.54.762 E 4.37.359