* Gendringen 29 september 1819 - † Olburgen 12 juli 1876
Leven en sterven van een gestigmatiseerde vrouw
Op 22 maart 2005 installeerde aartsbisschop Simonis van Utrecht een diocesane rechtbank om een wonder te onderzoeken dat zou hebben plaatsgevonden op voorspraak van de gestigmatiseerde Dorothea Visser. Het onderzoek is een onderdeel van het kerkrechtelijke zaligverklaringsproces dat door de stichting 'Vrienden van Dora Visser' is geÏnitieerd. In zo'n onderzoek worden alle relevante bronnen verzameld en eventuele getuigen gehoord en wordt het wonder geanalyseerd. Na afronding van de diocesane werkzaamheden zet de Congregatie voor de Heiligverklaringen in Rome het proces voort. Uiteindelijk kan het onderzoek leiden tot zaligverklaring, een proces dat over het algemeen vele jaren duurt.
Bedevaart in de twintigste eeuw
In 1965 kreeg de journalist Bert Kerhoffs van de toenmalige pastoor van Olburgen een dik schrift overhandigd. Op de titelpagina de tekst: "Aanteekeningen enz. op het leven van Dorothea Viser. Gestigmatiseerde te Gendringen 12 juli 1876". Het was het dagboek van pastoor A. Kerkhof, biechtvader van Dora Visser. Het dagboek had jaren in een kussensloop op de bovenste plank van een kast in de pastorie gelegen. In die kussensloop ook een smoezelig, gevlekt mutsje; een communie-dwaal met een geborduurde rand; een envelop met daarin een streng donkerbruin haar en verklarend briefje. In een schoenendoos, vol met brieven en paperassen, ook een licht vergeelde foto van een wat droevig kijkende vrouw.
De journalist publiceerde het relaas in een drietal paginagrote artikelen in de 'De Gelderlander'. Het zou het begin zijn van de verering van de Gelderse gestigmatiseerde. Publiciteit rond haar honderdste sterfdag en een tentoonstelling rond haar leven in 1991-1992 bleef zorgen voor een toeloop naar haar graf in Olburgen. De stichting 'Vrienden van Dora Visser' spant zich in voor erkenning van de stigmata en de openbaringen.
Leven en Lijden van Dora Visser
Dora Visser werd in 1819 geboren in Gendringen (Gld.) in een arm gezin. Dora was het vijfde kind van in totaal negen. Drie kinderen zouden jong sterven, zoals dat niet ongewoon was in die dagen. De jonge Dora was een zwak en ziekelijk kind, maar desondanks moest ze na een paar jaar school aan het werk om geld binnen te brengen. Ze kon al wel lezen, maar nog niet schrijven. Volgens de overlevering kreeg de jonge Dora de liefde voor God met de paplepel ingegoten door haar inwonende oma. Met haar zou ze een speciale band ontwikkelen, evenals met haar zeven jaar jongere zus Johanna.
Vader Visser vond een baantje voor zijn 12-jarige dochter bij een keuterboer in het vier kilometer verderop gelegen Netterden. Dagelijks maakte Dora de tocht, door weer en wind. Ze hielp met allerlei klusjes, maar haar voornaamste taak was het hoeden van twee koeien en drie geiten. Met de geiten had Dora geen enkel probleem, maar ze had angst voor de koeien. En niet ten onrechte, na een maand raakte Dora gewond aan haar rechterbovenbeen door een schop van een van de koeien. De wond wilde niet genezen, zodat uiteindelijk de huisarts en de chirurgijn maar een oplossing zagen om verdere uitbreiding van de ontsteking tegen te gaan, nl. uitbranden met een gloeiende ijzeren tang… De methode was verschrikkelijk, maar werd een regelmatig terugkerende behandeling. Aanvankelijk leek het of de wond zich sloot, maar niets bleek minder waar. De behandeling zou Dora zenuwtrekken in het gezicht opleveren en daarnaast kreeg ze een blaasverlamming, zodat ze alleen onder begeleiding van de dokter haar blaas kon legen. Pastoor Kerkhof schrijft: "Al dat lijden verduurde het beklagingswaardige meisje volle acht jaren, met voorbeeldig geduld en berusting in de Goddelijken Wil, zoodat zij niettegenstaand hare langdurige en groote smarten, dezelfde kalmte des gemoeds behield en zelden eene klaagtoon hare mond liet ontvallen. Daar zij tot eene zware arbeid onbekwaam was, hield zij zich in huis onledig met ligte arbeid en zocht overigens van de vreugde des levens verstoken, hare troost in het gebed en in godsdienstige overdenkingen……'
Op de eerste vrijdag van december 1843 veranderde er iets. Vanwege haar been was Dora zes jaar niet in staat geweest de kerk te bezoeken. Die dag vroeg ze haar zus Johanna haar te ondersteunen. Toen Johanna haar beetpakte merkte ze dat Dora bloedde op het hoofd. In de kerk werd het ook gezien door de kapelaan, die hierdoor diep ontroerd raakte. Vanaf die vrijdag in december zouden de wonden zich elke vrijdag weer openen en aan het eind van de dag weer sluiten. In maart 1844 werd de Aartspriester in Gelderland ingelicht. In die periode werd Dora ook beschuldigd van oplichting door plekken op haar lichaam in te smeren met Spaanse Vliegenzalf, waar je 'blaaren mee kunt trekken'. Na een openbare beschuldiging in het Pruisische grensblad 'Gemeinnutziger Anzeiger' besloten de huisarts, de pastoor en de kapelaan tot een experiment waarbij
'twee dagen tevoren tenminste eene hand, de regterhand met wit linnen doeken te bewinden en te bezegelen. Ten overvloedde bond doctor Te Welscher dien doek onder de arm vast en hechtte doek en windsels vast met naald en garen en zette eindelijk op het geheelen verband verscheidene zegels met cachetten. Dorothea Visser werd van nu af streng bewaakt. Tegen tien uur des morgens (donderdags) begon op de linkerhand alsook op de borst de opperhuid aan de eindpunten van de kruisen zich omhoog te begeven. Die opkomende blaren vereenigden zich allengskens en des namiddags ten twee uren traden die kruisen te voorschijn in hunne geheele vorm. Het bloeden nam des nachts ongeveer een kwartier voor twaalven een aanvang en wel sterker dan vroeger.
Met bleek aangezicht en half geopende oogen lag Dora als in diepe onmagt verzonken, op hare legerstede. Het bloed vloeide met talrijke droppelen van haar hoofd, van onder hare hairen, over haar aangezicht; hare voor zich uitgestrekte hand was geheel nat van het bloed en het bloed schemerde ook roodachtig door de doek welke hare borst bedekte. Alle aanwezende personen gaven bij dit gezicht innig getroffen door een diep stilzwijgen hunne groote verwondering en ook hunne volkomen overtuiging te kennen.
Wijl nu de bezegeling als ongeschonden werd erkend, maakte men nu de windsels en doek van hare regterhand los en ziet: men vond onder de bezegeling van de regeterhand een even zoo schoon, ja tenminste zoo schoon hoog opgezwollen bloedachtig kruisteeken als op de linkerhand. Ook de kruisteekens op hare voeten waren inmiddels gevormd. Door eene menigte menschen is dit bloeden op dien Goeden Vrijdag zeer sterk. De doctor heeft de doeken waarin dat bloed zich bevond bewaard en meende het gewigt ervan te mogen schatten op zes a zeven onzen….'
De drie mannen vonden dat nu was aangetoond dat Dora Visser geen bedriegster was. Het bloedzweet was bloed, wat bovendien tot 'bladerachtige' kruisen leidde aan handen en voeten en op de borst, alsook een kransvormige kring rond het hoofd. Daarnaast had Dora voorspeld dat haar blaasverlamming, waaraan ze zes jaar leed, zou worden opgeheven.
In de zomer van 1844 liet de huisarts een brochure in zowel het Duits als in het Nederlands drukken als verweerschrift tegen de eerdere anonieme aanval vanuit Pruisen. Dora werd het middelpunt van de belangstelling. Ze verafschuwde de bezoeken van artsen en wetenschappers, maar stond open voor iedereen die om haar gebed vroeg.
In 1853 kwam kapelaan Kerkhof naar Gendringen. Hij stelde twee voorzeggingen van een genezing op schrift. De eerste betrof de arts Eschweiler, de tweede de algemeen-overste van de zusters Franciscanessen in Aken. Beide keren zou Dora in extase zijn geraakt en door Maria zijn bezocht. Maar Dora leek ook andere voorspellingen te doen, waaronder een aanslag op paus Pius IX. Met deze zaken kwam Dora meer en meer in het nieuws. En zij en kapelaan Kerkhof kregen steeds meer kritiek te verduren. Aanvankelijk leek de aartsbisschop, mgr. Zwijssen open te staan voor Dora, maar na een gesprek met de kapelaan lagen de zaken er plots anders voor: Kerkhof kreeg op korte termijn een andere standplaats toegewezen. Dora ging vervolgens een zoveelste transformatie. Na eerst doodziek te bed te hebben gelegen, waar haar sterven nabij leek, kon ze plots lopen. Weliswaar met grote moeite en met enige steun, maar ze liep weer. Haar stigmata bleven bloeden, maar dit leek beperkt te blijven tot enkele malen per jaar. Kapelaan Kerkhof werd aanvankelijk overgeplaatst naar Zieuwent (in de Achterhoek, maar na drie jaar nog regelmatig Dora te hebben bezocht, werd hij overgeplaatst naar het Groningse Kloosterburen. Hier kreeg hij een pastoorsplaats toegewezen, waardoor hij Dora, haar zus Johanna als huishoudster kon aannemen. Met hen reisde ook hun aangenomen kind Hendrik Huisken mee. In het hoge noorden werd Kerkhof de zogenaamde bouwpastoor van de r.k. kerk van Kloosterburen en kreeg hij de vermaarde architect Cuypers zover een kerk te bouwen. In 1872 keerde Kerkhof terug naar Gelderland, als pastoor van het gehucht Olburgen. Al die jaren bleef hij de zorg houden over Dora, die zelf als in eerdere jaren de steun en toeverlaat was voor velen.
Sterven
In 1876 kondigde Dora haar eigen dood aan. Twee dagen later, op 12 juli, overleed Dora Visser in alle rust en werd tijdens een eenvoudige en sobere plechtigheid ter aarde besteld in een gemetselde grafkelder op het kerkhof van Olburgen. Een plek die zij vanuit haar kamertje in de pastorie dagelijks kon overzien. Voor het graf plaatste Kerkhof een knielbankje om dagelijks, tot aan zijn dood, in gebed te verzinken. Vier maanden na haar dood, overleed haar zuster Johanna. Dit gebeurde op de feestdag van de eerste officieel bekende en heilig verklaarde gestigmatiseerde, Franciscus van Assisi. In 1908 overleed pastoor Kerkhof. Hij ligt begraven vlak voor de bidkapel van het kleine kerkhof. Voor zijn graf een klein plaatje met de tekst: "Geestelijk vader van DOROTHEA VISSER 1853 - 1876.
In de jaren na de dood van Kerkhof raakte het verhaal van Dorothea Visser langzaam in de vergetelheid. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw, toen een jonge journalist het mysterie van de Gendringse weer onder de aandacht bracht. Hoe dan ook, ook in de 21ste eeuw blijft het verhaal van Dorothea Visser een wonderlijk verhaal. Vrijwel dagelijks wordt het graf bezocht als plek van bedevaart. Veel bezoekers branden een kaarsje en leggen bloemen bij het graf. Er zijn geen speciale feestdagen, al is er wel een verhoogde belangstelling omstreeks 29 september en 12 juli, de geboorte- en sterfdag van Dora Visser.
Dinsdag 13 september 2005 was de slotzitting van de rechtbank die was ingesteld om onderzoek te verrichten naar de onverklaarbare genezing. De inhoud van het dossier is niet openbaar, maar het aartsbisdom Utrecht deelde mee dat het hier ging om "medisch onverklaarbare feiten". De rechtbank is tot haar conclusie gekomen na het horen van getuigen, de behandelende geneesheren van de 'vermeende genezene' en geneesheren die van buitenaf zijn aangetrokken om het dossier te bestuderen en de genezene te onderzoeken. In 2013 volgde een tweede kerkelijk onderzoek. Op 22 mei 2013 werden beide processen 1e Kerkelijke Rechtbank over het Wonder uit 2005 en de 2e Kerkelijke Rechtbank februari 2013 omtrent de Faam van Heiligheid, de Biografie en de Deugden van Dora Visser officieel overgedragen aan Rome, waarmee het proces tot zaligverklaring in gang werd gezet.
Literatuur & Bronnen
- Bert Kerkhoffs, Het mysterie Dora Visser. Een Oost-Gelderse gestigmatiseerde, heilige of hysterica?, Rabeling, 1991; uitgave in het kader van de gelijknamige tentoonstelling in museum 'De Roode Tooren' te Doesburg, 25 oktober 1991 t/m 5 januari 1992
- Berichtgeving Katholiek Nederland 19 maart 2005, 22 maart 2005, 13 september 2005
Internet
- Stichting Vrienden van Dora Visser (geraadpleegd 3 juli 2022)
- Meertens Instituut - Bedevaartplaatsen in Nederland Olburgen, Dorothea (Dora) Visser
Dora Visser werd in 1819 geboren in Gendringen (Gld.) in een arm gezin. Dora was het vijfde kind van in totaal negen. Drie kinderen zouden jong sterven, zoals dat niet ongewoon was in die dagen. De jonge Dora was een zwak en ziekelijk kind, maar desondanks moest ze na een paar jaar school aan het werk om geld binnen te brengen. Ze kon al wel lezen, maar nog niet schrijven. Volgens de overlevering kreeg de jonge Dora de liefde voor God met de paplepel ingegoten door haar inwonende oma. Met haar zou ze een speciale band ontwikkelen, evenals met haar zeven jaar jongere zus Johanna.
Vader Visser vond een baantje voor zijn 12-jarige dochter bij een keuterboer in het vier kilometer verderop gelegen Netterden. Dagelijks maakte Dora de tocht, door weer en wind. Ze hielp met allerlei klusjes, maar haar voornaamste taak was het hoeden van twee koeien en drie geiten. Met de geiten had Dora geen enkel probleem, maar ze had angst voor de koeien. En niet ten onrechte, na een maand raakte Dora gewond aan haar rechterbovenbeen door een schop van een van de koeien. De wond wilde niet genezen, zodat uiteindelijk de huisarts en de chirurgijn maar een oplossing zagen om verdere uitbreiding van de ontsteking tegen te gaan, nl. uitbranden met een gloeiende ijzeren tang… De methode was verschrikkelijk, maar werd een regelmatig terugkerende behandeling. Aanvankelijk leek het of de wond zich sloot, maar niets bleek minder waar. De behandeling zou Dora zenuwtrekken in het gezicht opleveren en daarnaast kreeg ze een blaasverlamming, zodat ze alleen onder begeleiding van de dokter haar blaas kon legen. Pastoor Kerkhof schrijft: "Al dat lijden verduurde het beklagingswaardige meisje volle acht jaren, met voorbeeldig geduld en berusting in de Goddelijken Wil, zoodat zij niettegenstaand hare langdurige en groote smarten, dezelfde kalmte des gemoeds behield en zelden eene klaagtoon hare mond liet ontvallen. Daar zij tot eene zware arbeid onbekwaam was, hield zij zich in huis onledig met ligte arbeid en zocht overigens van de vreugde des levens verstoken, hare troost in het gebed en in godsdienstige overdenkingen……'
Op de eerste vrijdag van december 1843 veranderde er iets. Vanwege haar been was Dora zes jaar niet in staat geweest de kerk te bezoeken. Die dag vroeg ze haar zus Johanna haar te ondersteunen. Toen Johanna haar beetpakte merkte ze dat Dora bloedde op het hoofd. In de kerk werd het ook gezien door de kapelaan, die hierdoor diep ontroerd raakte.
Vanaf die vrijdag in december zouden de wonden zich elke vrijdag weer openen en aan het eind van de dag weer sluiten. In maart 1844 werd de Aartspriester in Gelderland ingelicht. In die periode werd Dora ook beschuldigd van oplichting door plekken op haar lichaam in te smeren met Spaanse Vliegenzalf, waar je 'blaaren mee kunt trekken'. Na een openbare beschuldiging in het Pruisische grensblad 'Gemeinnutziger Anzeiger' besloten de huisarts, de pastoor en de kapelaan tot een experiment waarbij 'twee dagen tevoren tenminste eene hand, de regterhand met wit linnen doeken te bewinden en te bezegelen. Ten overvloedde bond doctor Te Welscher dien doek onder de arm vast en hechtte doek en windsels vast met naald en garen en zette eindelijk op het geheelen verband verscheidene zegels met cachetten.
Dorothea Visser werd van nu af streng bewaakt. Tegen tien uur des morgens (donderdags) begon op de linkerhand alsook op de borst de opperhuid aan de eindpunten van de kruisen zich omhoog te begeven. Die opkomende blaren vereenigden zich allengskens en des namiddags ten twee uren traden die kruisen te voorschijn in hunne geheele vorm. Het bloeden nam des nachts ongeveer een kwartier voor twaalven een aanvang en wel sterker dan vroeger.
Met bleek aangezicht en half geopende oogen lag Dora als in diepe onmagt verzonken, op hare legerstede. Het bloed vloeide met talrijke droppelen van haar hoofd, van onder hare hairen, over haar aangezicht; hare voor zich uitgestrekte hand was geheel nat van het bloed en het bloed schemerde ook roodachtig door de doek welke hare borst bedekte. Alle aanwezende personen gaven bij dit gezicht innig getroffen door een diep stilzwijgen hunne groote verwondering en ook hunne volkomen overtuiging te kennen.
Wijl nu de bezegeling als ongeschonden werd erkend, maakte men nu de windsels en doek van hare regterhand los en ziet: men vond onder de bezegeling van de regeterhand een even zoo schoon, ja tenminste zoo schoon hoog opgezwollen bloedachtig kruisteeken als op de linkerhand. Ook de kruisteekens op hare voeten waren inmiddels gevormd. Door eene menigte menschen is dit bloeden op dien Goeden Vrijdag zeer sterk. De doctor heeft de doeken waarin dat bloed zich bevond bewaard en meende het gewigt ervan te mogen schatten op zes a zeven onzen….'
De drie mannen vonden dat nu was aangetoond dat Dora Visser geen bedriegster was. Het bloedzweet was bloed, wat bovendien tot 'bladerachtige' kruisen leidde aan handen en voeten en op de borst, alsook een kransvormige kring rond het hoofd. Daarnaast had Dora voorspeld dat haar blaasverlamming, waaraan ze zes jaar leed, zou worden opgeheven.
In 1853 kwam kapelaan Kerkhof naar Gendringen. Hij stelde twee voorzeggingen van een genezing op schrift. De eerste betrof de arts Eschweiler, de tweede de algemeen-overste van de zusters Franciscanessen in Aken. Beide keren zou Dora in extase zijn geraakt en door Maria zijn bezocht. Maar Dora leek ook andere voorspellingen te doen, waaronder een aanslag op paus Pius IX. Met deze zaken kwam Dora meer en meer in het nieuws. En zij en kapelaan Kerkhof kregen steeds meer kritiek te verduren. Aanvankelijk leek de aartsbisschop, mgr. Zwijssen open te staan voor Dora, maar na een gesprek met de kapelaan lagen de zaken er plots anders voor: Kerkhof kreeg op korte termijn een andere standplaats toegewezen. Dora ging vervolgens een zoveelste transformatie. Na eerst doodziek te bed te hebben gelegen, waar haar sterven nabij leek, kon ze plots lopen. Weliswaar met grote moeite en met enige steun, maar ze liep weer. Haar stigmata bleven bloeden, maar dit leek beperkt te blijven tot enkele malen per jaar. Kapelaan Kerkhof werd aanvankelijk overgeplaatst naar Zieuwent (in de Achterhoek, maar na drie jaar nog regelmatig Dora te hebben bezocht, werd hij overgeplaatst naar het Groningse Kloosterburen. Hier kreeg hij een pastoorsplaats toegewezen, waardoor hij Dora, haar zus Johanna als huishoudster kon aannemen. Met hen reisde ook hun aangenomen kind Hendrik Huisken mee. In het hoge noorden werd Kerkhof de zogenaamde bouwpastoor van de r.k. kerk van Kloosterburen en kreeg hij de vermaarde architect Cuypers zover een kerk te bouwen. In 1872 keerde Kerkhof terug naar Gelderland, als pastoor van het gehucht Olburgen. Al die jaren bleef hij de zorg houden over Dora, die zelf als in eerdere jaren de steun en toeverlaat was voor velen.