Skip to main content

Beroemde Graven


Geschreven: 18 juli 2003
Aangepast: 03 september 2021
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Politiek

 

* Deventer 6 augustus 1882 - † Waarde 6 september 1948

 

Graf KerstenIn de parlementaire geschiedenis van ons land heeft zich slechts enkele keren een "nacht" voorgedaan die is vernoemd naar de veroorzaker van de val van een kabinet. De Nacht van Schmeltzer in 1966 is wel een van de bekendste. In de late avond van 10 november 1925 slaagde ds. Kersten, voorzitter van de tweemans-fractie van de SGP, erin een meerderheid achter zijn voorstel te krijgen om het gezantschap bij het Vaticaan op te heffen. Waarmee de Nacht van Kersten een feit was; het pas aangetreden eerste kabinet Colijn trad af.

Gerrit Hendrik Kersten voelde zich van jongsaf aan aangetrokken tot de orthodox-calvinistische Gereformeerde Kerken onder het kruis. Alhoewel zijn ouders, Gerrit Hendrik Kersten, beroepsmilitair bij de cavalerie en Jannetje van Velthuijzen, hervormd waren zal zijn streng gelovige moeder invloed op zijn keuze hebben gehad. Hij volgde aan de Christelijke Kweekschool in Den Haag een opleiding tot onderwijzer en was van 1899 tot 1902 als zodanig op de Gereformeerde Keucheniusschool in Den Haag werkzaam. Omdat hij de leer van Abraham Kuyper, betreffende de veronderstelde wedergeboorte, weigerde te onderschrijven ontstond er een conflict dat hem noodzaakte ontslag te nemen. Reeds in 1901 was hij aan een opleiding tot predikant begonnen. Zijn bevestiging in de Gereformeerde Gemeente van het Zeeuwse Meliskerke volgde in 1905. Een jaar later vertrok hij naar De Gereformeerde Gemeente in Rotterdam waar hij tot 1912 bleef. Hij nam het initiatief tot bundeling van een aantal kruis- en Ledeboeriaanse gemeenten. In 1907 werden zij tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika verenigd. Na 1912 werkte hij in Yerseke waarna hij in 1926 terugkeerde naar Rotterdam en daar tot zijn dood predikant was.

Omdat hij zich met de theologische opvattingen van Abraham Kuyper niet kon verenigen en bovendien de groeiende staatsrechtelijke invloed van de Rooms-katholieke kerk vreesde, besloot Kersten een nieuwe politieke partij op te richten. Tijdens een vergadering op 24 april 1918 in Middelburg werd de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) een feit. Kersten werd partijvoorzitter, een functie die hij tot 1945 bekleedde. Reeds in het jaar van oprichting deed de partij mee aan de kamerverkiezingen maar behaalde te weinig stemmen om een kamerzetel te mogen innemen. Vanaf 1921 verscheen het partijblad De Banier. Hij werd de hoofdredacteur en door zijn artikelen kreeg de SGP een duidelijk profiel. Mede hierdoor werden bij de kamerverkiezingen in 1922 voldoende stemmen op de SGP uitgebracht om een zetel te krijgen. Kersten deed zijn intrede in de Tweede Kamer en heeft van 1922 tot 1940 het gezicht van de SGP bepaald, zowel in de Kamer als in het land. In 1925 kreeg Kersten een partijgenoot naast zich en van 1929 tot 1937 kon de SGP zelfs drie vertegenwoordigers naar het parlement afvaardigen. Van stond af aan toonde hij zich een pleitbezorger voor een calvinistisch Nederlandse samenleving, gebonden aan God`s Woord en waarin voor filmvoorstellingen, wettelijk geregelde sociale zorg, sport, vrouwenkiesrecht en vaccinatie geen plaats was. Op 28 augustus 1931 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. 

Kersten had een druk bezet leven. Naast hoofdredacteur van De Banier werd hij hoofdredacteur van het tijdschrift De Saambinder, was docent op de op zijn aandringen opgerichte Gereformeerde Theologische School in Rotterdam en liet zich in de Tweede Kamer veelvuldig horen. Verzekeringsdwang, vaccinatieplicht, het roomse en socialistische gevaar, enkele van de meest uiteenlopende onderwerpen waar hij over sprak en soms, gezien de Nacht van Kersten, succes mee had. Bij de behandeling van de Bioscoopwet diende hij een amendement in om filmvoorstellingen geheel te verbieden. Het amendement werd verworpen. Daarnaast was hij de spil van zijn gezin dat met 4 dochters en 6 zoons de nodige drukte met zich meebracht. Hij had aan zijn vrouw Catharina Adriana Wisse, met wie hij op 15 juli 1905 was getrouwd, en haar twee inwonende zussen een enorme steun. 

Helaas liet zijn houding na de inval van de Duitsers in 1940 te wensen over. Hij vond Rome en Rood een groter gevaar dan het fascisme, keurde verzet tegen de Duitsers af, wilde het protest van het Convent der Kerken tegen de jodenvervolging niet ondertekenen en stond toe dat De Banier onder NSB-leiding bleef verschijnen. Hij deed een beroep op het Nederlandse volk terug te keren tot God's Woord. Dit alles was na de oorlog voor de Zuiveringscommissie reden genoeg om te besluiten hem niet meer tot de Tweede Kamer toe te laten. Ook werd hem ontzegd gedurende tien jaar als journalist werkzaam te zijn. In de na-oorlogse jaren hield hij zich vooral bezig met het schrijven van dogmatische geschriften en boeken. De gereformeerde dogmatiek en een verklaring van De Heidelbergse Catechismus (1948-1949) waren gerespecteerde werken. En dat is nog steeds zo. Buiten de kringen waarin hij verkeerde, stond Kersten bekend als een steil en onverdraagzaam man, maar bij zijn uiterst streng orhodoxe aanhangers had hij veel gezag en waardering als predikant, politicus, onderwijzer en journalist.

Hij overleed op 6 september 1948 aan een hartaanval en werd begraven op de Algemene begraafplaats Crooswijk in BijbelRotterdam, graf S-N-2648. In dat graf was reeds eerder zijn moeder (1859-1932) ter ruste gelegd. Na ds. Kersten werd zijn vrouw (1883-1957) hier ter aarde besteld.

Op de dekplaat bevindt zich een bijbel die is opengeslagen bij Openbaringen 14 vers 13: 'Zalig zijn de dooden die in den Heere sterven'.

 

Literatuur

  • M. Golverdingen: ds. G.H. Kersten. Facetten van zijn leven en werk (1971)
  • W. Slagter: Kersten, Gerrit Hendrik (1882-1948) - Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 4 (1994)
  • Maurits van den Toorn: De laatste rustplaats van G.H. Kersten - Staatscourant van 12 augustus 2003

 


Geschreven: 18 juli 2003
Aangepast: 19 december 2019
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Letteren

 

* Maastricht 25 juli 1865 - † Overveen 8 januari 1945

 

thijsse_portretJacobus Pieter (Co) Thijsse werd geboren als derde zoon van Jacobus Thijsse, beroepssergeant bij de infanterie, en Catharina Johanna Priester. Het was een christelijk gezin met 4 kinderen. Door de aan het beroep van zijn vader verbonden overplaatsingen woonde hij eveneens in Grave en Woerden. In deze plaatsen bezocht hij de lagere school. Het rivierenland rond Woerden maakte grote indruk op hem wat is terug te vinden in zijn in 1938 geschreven Verkade-album Onze grote rivieren.


Geschreven: 17 juli 2003
Aangepast: 17 december 2019
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Letteren

 

* Vierhuizen, 19 maart 1883 - † Ten Boer, 21 april 1956

 

arendsIn 1749 werd in Ezinge (Gr) Trijntje Alberts geboren. Door haar huwelijk met een Duits militair verhuisde zij na de geboorte van een dochter naar Duitsland, maar ze keerde terug naar Nederland na het overlijden van haar man. Inmiddels is ze dan ook moeder geworden van een zoon. Ze vestigde zich in Ezinge, waar ze als naaister bij de familie Arends in haar levensonderhoud en dat van haar kinderen voorzag. Tijdens haar werkzaamheden vertelde ze de kinderen allerlei sprookjes en verhalen. Een van de kinderen heeft die verhalen in een schrift geschreven, dat uiteindelijk belandde bij mevrouw Eilina Johanna Huizenga-Onnekes, die het in 1928 als boek liet uitgeven onder de titel: Groninger volksvertellingen I. Het boek van Trijntje Soldaats. Een belangwekkend boek, omdat het een belangrijke bron was van volksverhalen uit de 18e eeuw. Daarnaast was het gedrukt op de persen van H.N. Werkman en had Johan Dijkstra het voorzien van houtsnedes. Beiden, zoals bekend, leden van De Ploeg. Trijntje "Soldaats" overleed in 1814 en is begraven bij de kerk van Ezinge, waar haar graf niet meer te vinden is. Het kind, dat de verhalen in 1804 in kinderlijk Nederlands in een schrift schreef, was Gerrit Arend Arends (1793- 1876). Hij is nog burgemeester geweest van de gemeente Ezinge. Zijn graf vinden we op de Algemene Begraafplaats te Ezinge aan de Allersmaweg.

Onnekes3{seog:disable}Op de Algemene Begraafplaats van Ten Boer (Gr) ligt Eilina Johanna Huizenga-Onnekes begraven. Op de grafsteen staat onder haar naam: folkloriste. Eilina Johanna Onnekes werd op 19 maart 1883 geboren te Vierhuizen als dochter van de predikant van Zoutkamp en Vierhuizen. Twee dorpen, waarvan Vierhuizen het oudst is.

Al in 1525 komen we de naam Veerhusen tegen. Vanaf 1571 spreekt men van Vierhuizen. Bij het dorp lagen een tweetal borgen, die in de loop van de tijd gesloopt zijn: Bewsum en Panser. Het oudste gebouw, dat er nog staat, is de Hervormde kerk uit 1664. Rond deze kerk bevinden zich nog een aantal oude zerken. Een heel bijzondere zerk is dat van Klaas Jans. Een zerk met een verhaal. Het verhaal van een schaatstocht met dramatische afloop. Ongetwijfeld heeft Line, zoals ze werd genoemd, dit verhaal horen vertellen en zelf gelezen op de zerk.

Vierhuizen1TER GEDACHTENISSE VAN DE EERSAME KLAAS JANS, IN ZYN
LEVEN HUISMAN OP MIDHUISEN ONDER VIERHUISEN, OVERLEDEN
OP DEN 1 FEBRUAR 1787 IN DEN OUDERDOM VAN 28 JAAREN, 5 MAANDEN
EN 2 DAGEN, NALAATENDE ZYN WEDU. LUIKTJEN LUES DYKHUIS EN
EEN ZOONTJE.

TOEN IK NOG WAS, ZEID MEN VAN MY / GEEN STERKER MENSCH ZIET MEN ALS GY / 'T WAS WAARLYK SOO, MAAR MERKT, DAT GOD / MY DEED ONTMOETEN TOT MYN LOT / DAAR 'K MORGENS VAN MYN VROUW EN KIND / HOE STERK GELIEFD EN TEER BEMIND / MYN AFSCHEID NAM, OP SCHAATSEN REED / NA GRUNO 'S STAD, DAAR NU NIEUW LEED / MY NU WEER TROF, DOORDIEN EEN BREUK / MY JAAREN LANK VEEL SMART EN KREUK / HEEFT ANGEBRACHT, VERMEESTERD MY / IN DEEZE STAND, WAAROM IK VRY / BY EEN BREUKMEESTER MY BEGAF / MAAR JUIST DIE MAN HAD OP DE PAS / VOOR MY GEEN BAAT, ZOODAT IK DOE / MY DUS BERIED OM NAAR HUIS TOE/ OP SCHAATSEN WEER TE RYDEN WOU / IN ZULK EEN STAND IS WAARE ROUW / DIE HYR OP VIEL, IK KWAM ZOO THUIS / DOORNAT GESWEET VAN PYN EN KRUIS / BY MYN GELIEFDE VROUW EN KROOST / DIREKT NA 'T BED, 'K WAS AFGESLOOFT / TERSTOND GEHAALD TWEE ARS OM RAAD / VLYT ANGEWEND, MAAR 'T WAS TE LAAD / WANT ZIET, GEEN KRUID VOOR MY ZY KENDEN / MOEST IK DEN DERDEN DAG TEN ENDEN / MYN LEEFTYD ZYN, DUS BEN IK NET / DE TYNDE DAG IN 'T GRAF GEZET / VANWAAR IK WEER VERYSEN ZAL / VAAR WEL GELIEFDE, LOOFT GOD AL.

Vierhuizen was een kleine gemeenschap, dat hoofdzakelijk bestond uit arbeiders, die werkten op de boerderijen in de omgeving. Zoutkamp, ontstaan rond 1575 als een versterking aan de monding van het Reitdiep, zag zich langzaam maar zeker ontwikkelen tot een vissersdorp. Wel werden er na 1795 gedurende de Franse overheersing nog Franse soldaten gelegerd om de Engelsen te kunnen afslaan; in 1882 werd de vesting definitief opgeheven en nam de bevolking toe. Er kwam in 1827 een eigen school en er verrees in 1836 een eigen kerk.

In 1897 verhuisde Line met het gezin naar Godlinze, waar haar vader als predikant beroepen was. Na enige jaren leerling geweest te zijn van de normaalschool te Bierum, werd ze aan de zorg toevertrouwd van een paar ongetrouwde dames in Groningen, die de laatste hand moesten leggen aan haar opvoeding. Niet ongebruikelijk voor meisjes uit de "betere" kringen. In 1909 trouwde ze met Jan Hendrik Huizenga en ze vestigden zich op een boerderij in Ten Boer om na 1950 in het dorp zelf te gaan wonen. Een actieve vrouw, die behalve boerin en huisvrouw ook zeer betrokken was bij het dorpsleven. Ze had een grote belangstelling voor geschiedenis en folklore. Dit zal ze hebben meegekregen van haar familie, zowel van vaders- als van moederszijde. Oom Johannes Onnekes was een van de eerste Groninger folkloristen.

Het schriftje met de sprookjes verteld door Trijntje Soldaats en de vraag, na een lezing die ze gehouden had over Gösta Berling van Selma Lagerlöf, of er ook zulke sagen in Groningen bestonden, deed haar erop uittrekken en mensen opzoeken, die haar op dat punt stof konden leveren. Het leverde zoveel op, dat na de uitgave van Groninger volksvertellingen I, het boek van Trijntje Soldaats, in 1929 volgde: Groninger vertellingen II, het boek van Minne Koning. Ook hier weer illustraties van Johan Dijkstra. In 1930 volgde Groninger Volksverhalen. Haar werk vond een gunstig onthaal. Treffend was de ongekunstelde, aanschouwelijke en kernachtige taal van de overgeleverde verhalen, die ze optekende uit de mond van vaak eenvoudige mensen, die ze opzocht om aan materiaal te komen. Ze schreef in diverse kranten en tijdschriften en hield vele lezingen met name over folklore en geschiedenis van Groningen. Daarnaast was zij lid van vele verenigingen, vaak bestuurslid, onder andere van de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde. Mevrouw Eilina Johanna Huizenga-Onnekes overleed op 21 april 1956 in Ten Boer. In het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1956-1957 werd zij uitvoerig herdacht. 

Literatuur

  • Groningen Gids voor cultuur en landschap; Bedum (1994)
  • Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)
  • K. ter Laan, Folklore in de Groninger letteren; Groninger Genootschap (1961)
  • A.J. Scholte, Jaarboek Maatschappij der Ned.Letterkunde 1956-1957
  • A. Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden; Van Gorcum (1977)

Internet

 


Geschreven: 16 juli 2003
Aangepast: 10 maart 2024
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Religie

* Rotterdam 23 mei 1866 - † Driebergen 16 maart 1961

 "die De Heer heette en de Heer diende "

Al is Johannes de Heer in protestantse kring bekend om de zangbundel die zijn naam draagt, er is van hem wel iets meer te zeggen. Zakenman en evangelist, het laatste vooral als prediker van de Wederkomst van Jezus Christus. De basis voor zijn handelsgeest werd gelegd in de muziekzaak van Lichtenauer en die van Alsbach in zijn geboorteplaats Rotterdam. Daar werd ook zijn belangstelling voor de muziek, die hij als kind al had, verder ontwikkeld.