Skip to main content

Begraafplaatsen


Geschreven: 21 juli 2007
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

* Potsdam (Dui.) 27 januari 1859 - † Doorn 4 juni 1941

Op een landgoed op de Utrechtse Heuvelrug rust in een mausoleum de laatste Duitse keizer, Wilhelm II. Het lijkt een vreemde en eenvoudige plek voor een monarch die een grote voorliefde had voor pracht en praal. De vraag rijst waarom de voormalige keizer in Doorn rust en niet in een monumentaal graf in Duitsland. Aanleiding destijds voor zijn verblijf in Nederland is het noodlottige einde van de Eerste Wereldoorlog, althans voor de keizer.


Geschreven: 15 juli 2009
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: Leon Bok
Categorie: Zeeland

 

In het Zeeuwse volkslied worden hun namen genoemd, hun beeltenis verscheen op een postzegel, menig plaats in Nederland heeft een straat naar deze helden vernoemd en bij de Koninklijke Marine zijn vele schepen naar hen vernoemd. Cornelis en Johan Evertsen behoorden tot een Zeeuws geslacht van zeehelden, passend in het rijtje De Ruyter, Tromp en Heyn.


Geschreven: 07 juli 2009
Aangepast: 10 januari 2022
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Groningen


Het is niet teveel gezegd, wanneer we stellen, dat het dorp Wagenborgen, even ten zuiden van Delfzijl gelegen, zijn bekendheid dankte aan het psychiatrisch ziekenhuis Groot Bronswijk. Inmiddels behoort deze instelling sinds 2004 tot het verleden. Groot Bronswijk paste niet meer binnen de ontwikkelingen op het gebied van psychiatrische zorg. De paviljoens en de markante watertoren, jarenlang beeldbepalend voor het dorp, zijn gesloopt. Een aantal gebouwen kreeg een andere bestemming of wacht nog op de sloop. Het terrein werd eigendom van Woonzorg Nederland, die ongetwijfeld een aantal ideeën heeft met betrekking tot de ontwikkelingen van deze locatie. Voor het dorp betekende het verdwijnen van Groot Bronswijk een behoorlijke aderlating. Velen uit het dorp hadden er werk en de patiënten, voor zover ze zich vrij mochten bewegen, werden gezien als mededorpelingen.


Geschreven: 30 augustus 2008
Aangepast: 24 januari 2022
Auteur: Laura Fokkema
Categorie: Utrecht

 

In 2007 startte Laura Fokkema met de cursus "Tuinkunst en Parken: Historie en instandhouding" [1]. Omdat ze zich al jaren bezig hield met begraafplaatsen koos ze voor een historisch onderzoek naar een begraafplaats. Om precies te zijn de begraafplaats Brandenburg in Bilthoven. De reden daarvan was dat min of meer beweerd wordt dat deze begraafplaats is aangelegd door Copijn. Hiervan is echter nooit sluitend bewijs geleverd. Haar onderzoek richtte zich dan ook op het ontstaan en de ontwikkeling van de begraafplaats met name van het groen.


Geschreven: 11 augustus 2007
Aangepast: 03 juni 2024
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Groningen

Het Blauwe HuisDe geschiedenis van het geslacht Cleveringa biedt funerair veel stof, ook al zijn er zerken verloren gegaan of slecht leesbaar geworden. In dit artikel beperk ik me tot hun "Damster" periode. De interesse voor deze periode heeft zeker te maken met een aantal redenen. Ten eerste bracht ik jarenlang mijn vakanties door in het Blauwe Huis te Appingedam, dat na de Tweede Wereldoorlog eigendom van mijn grootouders was geworden.


Geschreven: 27 oktober 2006
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Noord-Holland

 

In het begin van de zeventiende eeuw kregen een aantal Portugese joden toestemming om in Haarlem te wonen en daar hun godsdienst vrijelijk en openlijk te belijden. Waarschijnlijk waren deze joden liever in Amsterdam gaan wonen, maar kregen ze daar geen toestemming voor. Nadat in de eerste helft van de achttiende eeuw Hoogduitse joden zich in Haarlem vestigden, verschenen de eerste tekenen van een georganiseerd joods leven in de stad. In 1742 kreeg, de uit Hamburg afkomstige, Samson Abrahams toestemming om zich in Haarlem te vestigen en een joodse school te openen. In 1765 werd het de joodse gemeente gegund om officieel een synagoge te openen aan de Begijnhof, het huidige Goudsmidspleintje. Een jaar later kreeg Simon Boas opdracht van de stadsraad om de joodse gemeente van Haarlem te organiseren. Boas was een belangrijke man, want alleen wanneer hij een bewijs van goed gedrag afgaf, kon een jood zich in Haarlem vestigen. En na zijn aftreden in 1774 werd de joodse gemeente regelmatig geteisterd door tal van ongeregeldheden, zowel financieel als bestuurlijk. Dit leidde in 1804 zelfs tot de tijdelijke sluiting van de synagoge door de stadsraad.

In 1770 had de joodse gemeente een terrein aan het Bolwerk gekocht om daar een begraafplaats aan te leggen. Nog hetzelfde jaar werd de begraafplaats in gebruik genomen. Voor die tijd werden de doden in Amsterdam begraven, een tijdrovende en dure aangelegenheid. Om de armlastige Haarlemse joden tegemoet te komen, hoefden deze vanaf 1764 al geen recognitiegeld meer te betalen, het bedrag dat verschuldigd was om een overledene buiten de eigen stadsgrenzen te betalen. De kleine begraafplaats op het Bolwerk was gelegen ten oosten van de Nieuwpoort. Omdat de begrenzing van de begraafplaats slecht was afgebakend, kon het gebeuren dat iemand in de grond naast de begraafplaats werd begraven. In 1785 werd daarom het aangelegen stuk grond aan de begraafplaats toegevoegd en werd het geheel van een haag voorzien. Via een deur in de stadswal kon men op de begraafplaats komen.

In 1796 werd het genootschap Gemieloet Chasadiem (het verrichten van weldaden) opgericht. Dergelijke genootschappen of broeder- en zusterschappen, chewre's genaamd, zijn gebruikelijk binnen de joodse gemeenschap. De leden bezoeken zieken, reinigen doden, vergezellen de rouwbedrijven bij de begrafenis en verschaffen de rouwenden de eerste maaltijd. In voorkomende gevallen dragen zij ook de dode naar de begraafplaats.

Eind 18de eeuw vestigden zich wederom een aantal Portugese joden in Haarlem, maar alleen voor de zomermaanden. Waarschijnlijk waren het rijke Amsterdamse joden, die zich in de warme zomermaanden terugtrokken uit het benauwde Amsterdam. De Hoogduitse joodse gemeenschap in Haarlem was duidelijk armlastiger. In 1819 was een kwart van de joden op steun aangewezen. In hetzelfde jaar werd een joodse armenschool opgericht. Ondanks de armoede wist de joodse gemeenschap zich te handhaven en zelfs te groeien. Met hulp van de koning, het stadsbestuur en de provinciale autoriteiten werd in 1841 een nieuwe synagoge gebouwd in de Lange Begijnenstraat.

Intussen was de begraafplaats aan het Bolwerk gesloten in 1833. Sinds 1832 had de joodse gemeente namelijk de beschikking over een nieuwe begraafplaats, welke een onderdeel vormde van de nieuwe algemene begraafplaats aan de Schoterweg, tegenwoordig ligt de ingang van de algemene begraafplaats aan de Kleverlaan. De joodse gemeenschap wilde eigenlijk de grond van de begraafplaats kopen, zodat ze zelf volledige zeggenschap zouden hebben. Het Haarlemse stadsbestuur ging niet akkoord, maar beloofde plechtig dat "de gedeponeerde Lijken nimmer zullen worden geroerd, verplaatst of op eene andere wijze over het Terrein beschikt zal worden strijdig bij de verordeningen bij de Nederlandsch Israeliten dan aanwezig".

De waterpartij rondom de joodse begraafplaatsBij de aanleg in 1832 lag de joodse begraafplaats aan de rand van de begraafplaats, omgeven door water, als ware het een eiland. De begraafplaats had destijds een eigen toegang over een dam, maar na een tweede uitbreiding van de algemene begraafplaats werd de kleine joodse begraafplaats geheel omsloten door de algemene begraafplaats. De waterpartij zorgt echter nog steeds voor een strikte scheiding van de rest van de begraafplaats. De joodse begraafplaats is hierdoor nog steeds slechts van één kant bereikbaar.

MetaheerhuisjeIn 1835 werd het begrafenisfonds Machziekee Chesed opgericht, dat in 1887 zou opgaan in het al genoemde genootschap Gemieloet Chasadiem. Tussen 1836 en 1923 zijn er 654 mensen begraven op de kleine joodse begraafplaats.

Centraal op de begraafplaats, recht achter de ingang, staat het metaheerhuisje (of 'Metaar'huisje in het West-Jiddisch). Voor de begrafenis werd hier gesproken over de goede daden van de dode en gebeden.

Rondom het metaheerhuisje bevinden zich tientallen stèles. Sommige met enkel teksten in het Hebreeuws, maar de meeste met zowel het Hebreeuws als het Nederlands. Een enkele steen heeft een Franstalig opschrift. De meeste stenen zijn sober vormgegeven, zoals ook voorgeschreven, maar sommigen bevatten toch niet-joodse symboliek.

Grafstenen rechts van het MetaheerhuisjeHalverwege de 19de eeuw raakte de joodse gemeenschap in Haarlem minder armlastig en in 1877 was het in staat om zelf een stuk terrein aan te schaffen aan de Amsterdamsche Straatweg, nu Amsterdamse Vaart geheten, voor de aanleg van een begraafplaats. Nog steeds begraven de Haarlemse joden hun doden hier. In de oorlog werd deze begraafplaats door de Duitsers gebruikt als machinegeweerstelling. Op de begraafplaatsen werden kuilen gegraven en zijn veel van de grafstenen kapotgemaakt.

In 1960 werd op verzoek van het rabbinaat en onder haar toezicht, de oude begraafplaats aan het Bolwerk geruimd. Het bleek onmogelijk deze plek intact te laten. De resten van 121 doden en de grafstenen werden overgebracht naar de begraafplaats aan de Amsterdamsche Straatweg. 

 

 

Literatuur

  • Jozeph Michman, Hartog Beem, Dan Michman, Pinkas - Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland (Amsterdam, 1999) p. 404-409
  • Margreeth Pop en Jaap Temminck, Kleverlaan - geschiedenis van een begraafplaats; Haarlem 2002.
  • Nechamah Mayer-Hirsch, Het huis van de levenden - Beth Hachajiem - Joodse gebruiken bij de dood; Baarn 1989

 

 

 


Geschreven: 27 oktober 2006
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: Leon Bok
Categorie: Noord-Holland

 

Ten noorden van de oude binnenstad van Haarlem ligt de zeer fraaie begraafplaats Kleverlaan, ook wel Akendam genoemd naar de voormalige buitenplaats die hier ooit lag. De laatste bewoner van deze buitenplaats was de bekende tuin- en landschapsarchitect J.D. Zocher jr. (1791 - 1870). Hij ontwierp ook de begraafplaats, toen nog gelegen in de gemeente Schoten (opgeheven 1927). Zocher koos voor een ontwerp in landschapsstijl met veel reliëf en een waterpartij waarin een eiland gelegen was. Op dit eiland werd een joodse begraafplaats aangelegd met een eenvoudig metaheerhuisje. Verder werd de begraafplaats verdeeld in een Katholiek gedeelte en een Protestants gedeelte. In 1832 werd hier voor het eerst begraven. Sindsdien is er behoorlijk wat veranderd aan de begraafplaats onder andere door twee grote uitbreidingen. Maar deze begraafplaats was niet de eerste buitenbegraafplaats van Haarlem. 


Geschreven: 16 juli 2006
Aangepast: 13 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

In de Domkerk in Utrecht bevindt zich op het hoogkoor het praalgraf van vice-admiraal Van Ghent. Het is een fraai grafmonument met de beeltenis van Van Ghent, een sculptuur van de hand van Rombout Verhulst, een van 's lands meest vermaarde beeldhouwers. Het grafmonument is om meerdere redenen opvallend te noemen, maar velen die de beeltenissen op het monument bekijken, zullen zich afvragen waarom een vice-admiraal, gestorven in dienst van de Amsterdamse admiraliteit, ligt begraven in de Domkerk in Utrecht. Het lijkt misschien een eenvoudige vraag, maar eigenlijk weet niemand de precieze redenen waarom Van Ghent in Utrecht ligt begraven. De omstandigheden van zijn dood zijn bekend, maar over zijn begrafenis doen verschillende verhalen de ronde.


Geschreven: 25 juli 2005
Aangepast: 30 januari 2022
Auteur: Wim Timmer en Leon Bok
Categorie: Utrecht

 

Een gemeente is Abcoude niet meer, maar dat maakt de (funeraire) historie van het dorp er niet minder op. Sinds 2011 is de gemeente Abcoude samengevoegd met de gemeente de Ronde Venen en dat is ook de definitieve naam van de nieuwe gemeente geworden. De gemeente Abcoude heeft daarmee zeventig jaar bestaan. Ze ontstond in 1941 door samenvoeging van de gemeente Abcoude-Proosdij en Aasdom met de gemeente Abcoude-Baambrugge en omvatte twee dorpskernen, Abcoude en Baambrugge. Op de eerste richten we ons nu.

Het ontstaan van Abcoude

Abcoude is ontstaan op de oeverwallen van Angstel en Gein, op het punt waar deze twee riviertjes samenkomen. De naam Abcoude wordt voor het eerst genoemd in 1085. In een oorkonde van Koenraad - bisschop van Utrecht - wordt dan gesproken over ’habitatores de Abecenwalde’, ofwel ’de inwoners van Abecenwalde’. Op de grens van het graafschap Holland en het bisdom Utrecht, nu in een iets andere vorm bekend als de scheidslijn tussen de provincies Noord-Holland en Utrecht, werd slot Abcoude gebouwd. De oudste vermelding van het kasteel dateert uit circa 1260. In 1274 werd het kasteel verwoest door de Hollandse buurman Gijsbrecht van Amstel, leider van de Kennemer, Westfriese en Waterlandse boeren. Nadien werd het slot herbouwd, maar in de loop der tijd verviel het tot een ruïne. De laatste resten van het slot werden in 1860 gesloopt. De fundamenten zijn geheel onder het maaiveld verdwenen, hoewel ze als vorm nog wel te herkennen zijn in het landschap. Vanaf de zeventiende eeuw ontstonden langs de riviertjes veel buitenplaatsen.


Geschreven: 08 november 2004
Aangepast: 12 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Noord-Brabant

 

De familie De Girard de Mielet van Coehoorn heette oorspronkelijk De Girard en is een oude Franse adellijke familie waarvan de stamboom teruggaat tot 1355. Sinds de zeventiende eeuw bezat de familie het landgoed Mielet in Frankrijk. De eerste De Girard die zich De Girard de Mielet noemde, was Victor de Girard de Mielet. Hij kwam als militair naar de Republiek der Verenigde Nederlanden en werd in 1761 officier in Statendienst. Hij trouwde in 1761 in St. Oedenrode met Aldegonda Petronella van Coehoorn. Haar overgrootvader Gideon van Coehoorn was een broer van de bekende vestingbouwkundige Menno van Coehoorn. De zoon van het echtpaar De Girard de Mielet-Van Coehoorn nam de naam van zijn moeder erbij aan en heette daarna voluit: Lodewijk François de Girard de Mielet van Coehoorn. Het was zijn zoon die in 1828 werd ingelijfd in de Nederlandse adel en in 1829 de titel van baron bij eerstgeboorte kreeg. Deze Jan Philip baron de Girard de Mielet van Coehoorn en zijn echtgenote Jonkvrouwe Elisabeth Wilhelmina de Bye waren de eersten die hun laatste rustplaats vonden op de familiebegraafplaats en van hen stammen alle begraven De Girard de Mielet van Coehoorns af.