Begraafplaatsen
Wie aan Apeldoorn denkt, denkt al gauw aan bossen en aangenaam wonen. Diezelfde indruk krijgt men wanneer men over de algemene begraafplaats aan de Soerenseweg wandelt. Het is hier uiteraard niet aangenaam wonen, maar voor een laatste rustplaats is dit zeker niet de slechtst denkbare plek. Hoewel gezegd wordt dat de begraafplaats in de loop der tijd niet veranderd is, zal uit het volgende verhaal blijken dat ook deze begraafplaats een dynamische plek was en nog steeds is.
Geschiedenis
Apeldoorn was al vroeg in de geschiedenis een belangrijk kruispunt van handelswegen. Al in de twaalfde eeuw stond bij dat kruispunt de Mariakerk. Hier was ook het eerste kerkhof van Apeldoorn. De kerk en het kerkhof werden in 1842 opgeruimd om plaats te maken voor een nieuw raadhuis met een marktplein. Het kerkhof was niet meer nodig omdat aan de Loolaan in 1829 een nieuwe begraafplaats werd aangelegd, dit als gevolg van de nieuwe regelgeving omtrent begraven en begraafplaatsen. De begraafplaats aan de Loolaan heeft op zijn beurt zo’n honderd jaar de bevolking gediend. In 1923 werd de begraafplaats gesloten en tenslotte in 1954 geruimd. Op de plaats van de begraafplaats staat nu de Schouwburg Orpheus. Een aantal stoffelijke overschotten werd naar de nieuwe begraafplaats overgebracht. Deze nieuwe begraafplaats was aan het eind van de negentiende eeuw aangelegd aan de toenmalige Soerensche Grintweg. Hier had het college van B&W in 1895 een perceel heide gekocht ter grootte van ruim 16 hectare. De raad werd hiervan pas later op de hoogte gesteld met de motivatie dat reeds op korte termijn behoefte zou bestaan aan een nieuwe begraafplaats, met name voor onvermogenden. Dit geeft al aan dat Apeldoorn aan het eind van de negentiende eeuw een snelgroeiende plaats was.
Hier ligt heel sociaal bewogen, katholiek Amsterdam, zo stelt de voormalige beheerder van Sint Barbara het zelf. Johan Degenkamp, praktisch geboren op de begraafplaats, is een gids die uren kan vertellen over 'zijn' begraafplaats. Hij wijst ook met graagte op de plek waar hij begraven zal worden, als het zover is.
Direct langs de ringweg A10 in Amsterdam, tussen kantoorkolossen, auto- en spoorwegen kan men een kleine kerk ontwaren. Rondom de kerk, aan de Spaarndammerdijk gelegen (nr 687), liggen nog wat oudere huizen. Met dichtgeknepen ogen en niet lettend op het geluid van het verkeer waant men zich even in een dorpse sfeer. Feitelijk zijn het de resten van het dorp Sloterdijk. De kerk is de zorgvuldig gerestaureerde Petruskerk, die zich met zijn middeleeuwse front en vrolijke withouten daktorentje verheft achter een laatste restant van de Spaarndammerdijk.
In Amsterdam ligt een van de grotere begraafplaatsen van Nederland. Ondanks het voorvoegsel 'nieuw' dateert de begraafplaats uit 1894. De naam suggereert ook dat er een oude oosterbegraafplaats is geweest in Amsterdam. Die lag op de plaats waar nu het Koninklijk Instituut voor de Tropen staat. De ingang lag tegenover de oude Muiderpoort. Op de nieuwe begraafplaats herinneren enkele tientallen grafmonumenten van de oude begraafplaats nog aan de voorganger.
Dit artikel is in bewerking (red.)
Het armenkerkhof van Opende
Voor veel gemeenten in Nederland veranderde er na 1829 niet zo veel op het gebied van begraven. Er mocht dan wel niet meer in de kerk worden begraven, maar het kerkhof of de wijze van begraven veranderde niet of nauwelijks. Gemeenten waar dit het geval was, zullen in de meerderheid zijn geweest want Nederland telde er toen ruim 1.200. Na 10 april 1869 werd dat voor alle toen bestaande gemeenten (ruim 1.100) wel anders. In de vanaf die datum geldende Wet tot vaststelling van bepalingen omtrent het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de begrafenisregten was namelijk opgenomen dat elke gemeente tenminste over één algemene begraafplaats diende te beschikken. Daarmee startte voor grote en kleine gemeenten een traject van plannen, organiseren en aanleggen van begraafplaatsen. Sommige gemeenten interpreteerden de wet zodanig dat ze over algemene graven konden beschikken op een bestaande begraafplaats, maar waar dat niet mogelijk was, moest daadwerkelijk een nieuwe begraafplaats worden aangelegd. Zo ging het ook in de gemeente Grootegast in de provincie Groningen.
Grootegast
Op 16 maart 1870 vergaderden B&W van de gemeente Grootegast over de aankoop van een perceel. Dat perceel, 26 are en 40 centiare, was gelegen tussen het dorp Opende en het gehucht Topweer, langs de weg naar Surhuisterveen. Het stuk grond kon gekocht worden voor 200 gulden en zou geschikt zijn om een begraafplaats aan te leggen. Alleen de raad moest er nog zijn goedkeuring aan geven. Die raad kwam op 4 april van dat jaar bijeen en besliste dat het stuk grond geschikt was voor een algemene begraafplaats, voldoende groot was en de prijs niet bovenmatig. Onder voorbehoud van goedkeuring door Gedeputeerde Staten (GS) ging de raad akkoord met de aankoop van het perceel en de aanleg van de begraafplaats.
Op 17 februari 1871 is de begraafplaats kennelijk al aangelegd, want een inwoner van Opende maakte bezwaar tegen de aanleg bij GS. Die laatste informeerde namelijk met een brief van die datum bij de gemeente naar de situatie rond de begraafplaats. Kennelijk bestond er onduidelijkheid over de 50 meter grens tot de bebouwde kom. Het lijkt erop dat GS snel besloten hebben, want al op 3 maart 1871 stond ze de oprichting toe. De bezwaarmaker richtte zich vervolgens tot de Raad van State, maar kennelijk is alles in den minne geschikt want er werd daarna gewoon gebruik gemaakt van de begraafplaats.
Heel toepasselijk ligt de gemeentelijke begraafplaats Rusthof aan de Dodeweg. De naam van deze oude weg lijkt te verwijzen naar de route die men met de doden nam op weg naar het kerkhof, maar de naam slaat feitelijk op een doodlopende weg.
In 2005 liet de gemeente Amerongen (sinds 1 januari 2006 opgegaan in Utrechtse Heuvelrug) een interessant rapport het licht zien: het Plan voor Instandhouding en Ontwikkeling (PIOBB) van de oude algemene begraafplaats in Amerongen. Het gaat hier om een karakteristieke negentiende-eeuwse dorpsbegraafplaats die zeer gaaf bewaard is en daarmee bijzonder in zijn soort. Dat laatste aspect komt ook tot uiting in de aanwijzing van de begraafplaats tot rijksmonument in 1998.
Vereniging Johannes-Stichting
In 1887 werd in Nieuwveen bij Alphen aan den Rijn de "Vereeniging 'Johannes Stichting' Christelijk Toevluchtsoord" opgericht. In de eerste drie artikelen van de statuten uit 1887 worden het doel en de grondslag van de vereniging geformuleerd: (1) "Het doel der Vereeniging is, zich het lot van verstootene, onverzorgde, hulpbehoevende, oude, zwakke of gebrekkige personen, hetzij gehuwd of ongehuwd, aan te trekken." (2) "Haar doel tracht zij te bereiken door hen, die aan haar toevertrouwd worden, op te nemen in hare gestichten, hen geheel te verzorgen en te leiden in Christelijke liefde en barmhartigheid, overeenkomstig Gods onfeilbaar Woord." (3) "De Vereeniging staat ten opzichte der Heilige Schrift, op het standpunt van de officieele belijdenissen uit de dagen der reformatie." Op den duur ging men zich vooral richten op de verzorging van zwakzinnigen. Maar ook zwaksocialen, epileptici, randpsychiatrische mensen, soms ook alcoholici, ongehuwde moeders, zwervers of mensen met een 'vreemd' gedrag vonden er onderdak. In 1990 werd de vereniging omgezet in een stichting.
Sterrenberg
In 1917 kocht de Vereniging Johannes Stichting van de Bouw- en Exploitatiemaatschappij 'Primrose' te Amsterdam een terrein van 18 ha gelegen aan de zuidzijde van de Amersfoortseweg in Huis ter Heide. Huis ter Heide is een buurtschap in de gemeente Zeist. In het kadaster wordt het terrein omschreven als: 'laan, hakhout, heide en dennenbos'. Het aangekochte terrein behoorde vroeger tot de buitenplaats Sterrenberg. Men had de grond gekocht met het doel er een nieuw gesticht voor zwakzinnigen te bouwen. Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog werden de nieuwbouwplannen vertraagd en duurde het tot 1926 voordat men met bouwen kon beginnen. In 1928 had de opening van de nieuwe inrichting aan de Amersfoortseweg in het buurtschap Huis ter Heide plaats. Het gebouw was een ontwerp van de Amsterdamse architect Tjeerd Kuipers. Het nieuwe gebouw bood plaats aan driehonderd verpleegden.
De naam van de inrichting werd in 1973 in het kader van de modernisering in de zwakzinnigenzorg, maar ook omdat de Johannes Stichting vaak verward werd met een gelijksoortige instelling in Rotterdam met een haast gelijkluidende naam, veranderd in Sterrenberg. Die nieuwe naam herinnerde aan de oude buitenplaats. Na een fusie draagt het christelijke centrum voor geestelijk gehandicapten sinds 1998 de naam 'Abrona'.
Wie vanaf het gemeentehuis van Utrecht de Choorstraat inloopt, ziet na een kleine honderd meter in het trottoir de contouren van de vroegere buitenmuren van de Buurkerk. In het trottoir aan de rechterzijde een steen met de tekst: 'Zuster Bertken leefde hier als kluizenares ingemetseld in een muurnis in het koor van de Buurkerk 1457-1514'. Onderaan de licht uitgesleten steen een plattegrond van het koor van de kerk met een goudkleurige strip op de plek waar de kluis van Suster Bertken zich moet hebben bevonden. De gedenksteen werd op 4 september 1990 in de bestrating van de Utrechtse Choorstraat aangebracht.