Begraafplaatsen
Friesland kent een aantal typische stadsbegraafplaatsen, aangelegd in de negentiende eeuw, met een allure die de steden recht deed. Naast het feit dat de begraafplaatsen vaak groter zijn dan die van de typische Friese dorpskerkhoven is er ook veel aandacht besteed aan grootse ingangspartijen en de gebouwen op de begraafplaats. In sommige gevallen is de grandeur wat verloren gegaan, maar in de stad Harlingen is deze nog geheel aanwezig.
Rustplaats van Henric Piccardt en Anna Elisabeth Rengers
Henric Piccardt werd geboren op 25 maart 1636, toen Gualterus Piccardus, zijn vader, predikant te Woltersum (Gr.) was. Op 17-jarige leeftijd liet Henric zich inschrijven in het Album Academicum van de Groninger Academie en begon hij zijn studie rechten en filosofie.
De kerk
Uit geschiedkundige bronnen is bekend dat in Heemse in 1240 een kerspel bestond. De oudste fundamenten van de huidige kerk kunnen op omstreeks 1300 worden gedateerd. Uit deze vroege periode rest een romaans doopvont uit omstreeks 1200. Ook bezit de kerk nog een fragment van een sarcofaagdeksel dat sinds de 15e eeuw fungeert als nisafdekking boven een lichtspleet aan de noordzijde van de torenverdieping. het deksel bezit een eenvoudige vlakversiering.
Tijdens werkzaamheden in 1936 ontdekte men een zwaar beschadigde priesterzerk, liggend in het middenpad,met het opschrift "Int jaer ons Heren 1525 ... Gheert Moll pastor in Hee(m)se" en de afbeelding van een miskelk.
In 1610 gaat het gebouw over naar het protestantisme. De vloer is in deze periode geplaveid met plavuizen in de paden, gele straatklinkertjes onder de banken en een aantal zerken die op één na door een latere vloer tot 1975 aan het oog ontrokken zijn geweest. Bij de restauratie en uitbreiding van de kerk in 1936 wordt in de kerk een nieuwe houten vloer op hoger niveau aangelegd; de voorziening laat in het koor het oude bestand aan zerken en tegel- en baksteenvloer ongemoeid. In de podiumvloer voor de kansel wordt een grote hardstenen grafsteen, die mogelijk bij het maken van een verwarmingskanaal het veld heeft moeten ruimen, een zichtbare plaats gegeven.
Met de restauratie in het midden van de jaren zeventig worden de gangpaden weer op het niveau van vóór 1936 gelegd, met, als voorheen, grijze plavuizen. Slechts vier zerken blijven zichtbaar; de overige rusten op hun gevonden plaats onder de banken. Hier zullen ze blijven liggen, omdat er geen plaats in de vloer is te vinden waar de goede exemplaren niet aan verdere slijtage onderhevig zijn; het overeind zetten tegen de muur wordt historisch niet juist geacht.
In de kerk ligt waarschijnlijk ook begraven dichteres Clara Feyoena van Sytzama. Kort voor haar dood in 1807 schonk zij de kerk van Heemse een kerkorgel "uit liefde voor de godsdienst".
Geschiedenis van Veldwijk
In 1884 werd de Vereeniging tot Christelijke verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland opgericht. De vereniging werd opgericht door een aantal vooraanstaande christenen, die diep begaan waren met het droevig lot van de krankzinnigen (zoals dat toen nog heette) en op grond van hun godsdienstige overtuiging het als een plicht van barmhartigheid zagen om daar zoveel mogelijk verbetering in te brengen.
Professor Lucas Lindeboom (1845-1933) was daartoe eigenlijk de initiatiefnemer. Hij is bijna vijftig jaar voorzitter geweest van de vereniging!
Veldwijk
Professor Lucas Lindeboom (1845-1933) was eigenlijk de initiatiefnemer van de Vereeniging tot Christelijke verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland. Een vereniging oprichten was in die tijd niet zo maar iets, maar uiteindelijk zag de vereniging het levenslicht in 1884. Er zaten landelijk bekende grootheden in het eerste bestuur namelijk dr. W. van den Bergh, M.J. Chevallier jr., dr. S.R.Hermanides, W. van Oosterwijck Bruyn, D.K.Wielenga, J.G.W. Zahn, jonkheer A.Th.M. van Sasch van Wijk, dr. C. Vermeulen en natuurlijk Lucas Lindeboom zelf, als voorzitter.
Niet op de Oude begraafplaats te Eelde, maar op hun landgoed Vosbergen ligt het echtpaar Kraus-Groeneveld begraven. Aanzet voor de aanleg van dit landgoed werd gegeven in 1890 door Wilhelmina Berendina Groeneveld. Het is derhalve een vrij jong landgoed. Wilhelmina Berendina Groeneveld kocht in 1890 "eene behuizing met boerenwoning en schuur en tuin, weidekamp en fraai wandelbosch met vijver, de Vosbergen genaamd, groot 6 ha. 82 are en 32 ca ".
De huidige rooms-katholieke begraafplaats van Rijsenburg maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de geschiedenis van dit Utrechtse dorp. De begraafplaats dateert van 1872 maar niet ver uit de buurt ligt nog een restant van het eerste katholieke kerkhof. Op dat kerkhof, bij het kerkje uit 1810, werd de toon gezet door de adellijke families die in en rond Driebergen en Rijsenburg grote buitenplaatsen lieten bouwen.
Achter de parochiekerk St. Petrus Banden in Driebergen-Rijsenburg ligt het restant van de eerste katholieke begraafplaats van Rijsenburg. Omgeven door een smeedijzeren hekwerk liggen nog vijf grafzerken rond een monumentale graftombe. De grafstenen in het grind zijn van een tweetal pastoors en van drie notabele families. Ze liggen echter geen van alle nog op hun oorspronkelijke plaats. De grote graftombe is van de vooraanstaande familie Van Rijckevorsel.
Op 25 augustus 1827 stelden de Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht alle steden en dorpen op de hoogte van het Koninklijk Besluit waarin het begraven in de kerk en binnen de bebouwde kom verboden werd. Dit K.B. hield in dat met ingang van 1 januari 1829 alle steden en dorpen met meer dan duizend inwoners buiten de bebouwde kom een begraafplaats voor de gehele bevolking moesten aanleggen.
Aangezien de gemeente Driebergen-Rijsenburg in 1829 minder dan 1000 inwoners had bleef men zijn doden op het kerkhof rond de Kerk aan de Hoofdstraat begraven. Toen in 1859 de beschikbare capaciteit van de begraafplaats rond de kerk praktisch volledig benut was en de bevolking van de gemeente Driebergen-Rijsenburg de grens van 1000 inwoners was gepasseerd, besloot de gemeente een nieuwe begraafplaats aan te leggen. In 1860 kocht men van de gezusters Van der Meulen uit Utrecht, eigenaressen van landgoed De Dennenburg, een stuk grond aan de Traaij voor fl 450,21. Nadat het kerkhof aan de Hoofdstraat was gesloten, werd de eerste algemene begraafplaats aan de Traaij op 1 december 1860 in gebruik genomen.
Het rechthoekige terrein kreeg een inrichting in een rechtlijnige, zgn formele stijl. Aan de linkerzijde (van de ingang) kwamen de armen- en huurgraven, in het midden en ter rechterzijde de eigen graven. Langs de centrale as van de begraafplaats lagen de grafkelders.
Met het aanstellen van een doodgraver bestond er ook behoefte aan een doodgraverswoning en een berging. De gemeente liet hiervoor de architect H.J. van den Brink een plan uitwerken. Deze maakte een ontwerp voor twee gebouwen bij de ingang van de begraafplaats aan de kop van de loodrechte as. Het linker gebouw diende als doodgraverswoning en het rechter als baarhuis. Omwille van de werkgelegenheid besloten burgemeester en wethouders in 1861 het werk onderhands aan een Driebergse uitvoerder te besteden voor een bedrag van fl 2197,-. De keuze viel op meester-timmerman Mathijs Fukkink.
Sinds het begin van deze eeuw geniet het oudste gedeelte van gemeentelijke begraafplaats Essenhof in Dordrecht bescherming als rijksmonument. Wie echter via de huidige hoofdingang aan de Nassauweg de begraafplaats betreedt, ziet niet direct hoe dat nu mogelijk is. Hier bij de ingang vindt men naast een nieuw uitvaartcentrum het in 1988 gebouwde aulacomplex, annex crematorium. Het moderne gebouw kenmerkt zich door haar ronde vorm, het witte uiterlijk en het interieur.