Begraafplaatsen
De eerste vermelding van een stenen kerk in Breda komt men tegen in een oorkonde uit 1269. Uit een oorkonde van Elisabeth van Breda en Arnoud van Leuven, de toenmalige Heer van Breda, blijkt dat in het midden van de dertiende eeuw de toen bestaande kerk door een nieuwe werd vervangen. De volgende belangrijke gebeurtenis vindt plaats in 1303. Raso II van Gaveren, Heer van Breda, verheft de kerk tot een collegiale kerk. Vanaf dat moment wordt de kerk bestuurd door een kapittel, eerst bestaande uit acht en later uitgebreid tot twaalf of dertien kanunniken. Als halverwege de veertiende eeuw, Jan I van Polanen zich als Heer van Breda ook daadwerkelijk vestigt in Breda begint voor Breda en voor de Grote Kerk een bloeiperiode. Het hoogtepunt van deze bloeiperiode wordt bereikt tijdens de heerschappij van Engelbrecht II van Nassau en Hendrik III van Nassau, beide hoge functionarissen aan het Habsburgse Hof.
Tijdens restauratiewerkzaamheden in 1970 ontdekte men onder de vloer van de kerk van Oldehove (Groningen) twee grafkelders, waarin zich in de ene slechts een houten reiskoffer bevond, maar in de andere een tombe met daarom heen een groot aantal beenderen en schedels. Deze waren overblijfselen uit houten kisten, die stonden opgesteld rond de stenen tombe, maar nu waren vergaan. De zandstenen tombe - die in delen ter plekke in elkaar moet zijn gezet, gezien de beperkte toegang - bevatte restanten van een houten kist, waarin een loden kist was geplaatst. Bij de ontdekking van de tombe in deze grafkelder moest men constateren, dat men zich ooit met geweld toegang tot de tombe heeft willen verschaffen, waarschijnlijk om kostbaarheden te roven. De helften van de deksel waren duidelijk met geweld van elkaar gerukt.
De meeste doden werden in vroegere tijden bijna altijd in of om een kerk begraven of op een begraafplaats buiten de kom. Er zijn particulieren geweest die een eigen begraafplaats op een voor hen dierbare plaats hebben gesticht. Het bekendste familiegraf in Nederland is de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk in Delft. Dichter in de buurt op de Utrechtse Heuvelrug staat in het park bij kasteel Doorn een in 1942 gebouwd mausoleum, waarin de Duitse ex-keizer Wilhelm II ligt, en in Leersum staat de in 1818 gebouwde graftombe van de familie Nellesteyn. Ook in Zeist lag op een van de buitenplaatsen een familiegraf. Het was het graf van de familie Nepveu-Roosmale. Zij die hier begraven lagen, waren nooit zo belangrijk als de Duitse keizer en het familiegraf was ook niet zo monumentaal als dat in Leersum. Over het graf in Zeist hing wel een waas van geheimzinnigheid. Zeker sinds de familie Nepveu van Dijnselburg was vertrokken en er niet meer begraven werd. Over de grafkelder deden allerlei verhalen de ronde. Zo werd er verteld dat het er spookte. Bijna 75 jaar geleden werd het 'Graf van Nepveu' geruimd in verband met een wegverbreding. De sluier van de geheimzinnigheid werd opgeheven en haast niemand die nu nog iets van de grafkelder afweet.
De Domkerk in Utrecht moet vroeger rijk zijn geweest aan een aantal grote en imposante graftombes. Zo zouden er tussen de drieëntwintig en achtentwintig bisschoppen zijn begraven in de kerk, hun aantal is echter niet precies bekend. Tot in de tiende eeuw werden bisschoppen uitsluitend in de Salvatorkerk begraven. Bisschop Balderik herstelde de door de Noormannen beschadigde Dom en vond er als eerste bisschop in 976 zijn laatste rustplaats. Ook is zeker dat bisschop Hendrik van Vianden, die in 1254 de eerste steen legde voor de bouw van de gotische Dom, in de Domkerk is begraven.
Vestiging van de congregatie in Zeist
Mgr. A.I. Schaepman (1815-1882) [1] stichtte op 13 augustus 1873 de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. De congregatie is beter bekend als de Fraters van Utrecht. De taak van de congregatie ligt op het gebied van de opvoeding en het onderwijs van de jeugd. Door de groeiende belangstelling voor de congregatie was het moederhuis St.-Gregorius aan de Herenstraat in Utrecht rond 1925 veel te klein geworden om de fraters en de kwekelingen goede huisvesting te kunnen bieden. Het aantal bewoners bedroeg destijds ongeveer 230. Ten behoeve van nieuwbouw kocht de Sint Gregorius Stichting in 1926 een circa dertien hectare groot terrein in Zeist, gelegen aan de Kroostweg en verder begrensd door de Noordweg en de Schorteldoeksesteeg. Deze gronden behoorden oorspronkelijk tot de boerderij 'De Blauwe Schorteldoek' [2]. Het terrein was aangekocht met het doel er een kweekschool met internaat voor de opleiding van fraters te vestigen en later eventueel het moederhuis van de congregatie. In april 1931 had de aanbesteding plaats en een maand later werd met de bouw van het schoolgebouw begonnen. Eind november werd de eerste steen voor de bij de kweekschool behorende kapel gelegd. Op 27 juli 1932 werd de kapel geconsacreerd en op 14 augustus van hetzelfde jaar werd de aan St.-Jozef toegewijde kweekschool geopend. De kweekschool in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid was voor Zeister welstandsnormen revolutionair. "Het ontwerp zich slecht verdraagt met Zeisters landelijke bebouwing ter plaatse", aldus de welstandscommissie in haar advies van 5 januari 1931. Het gebouw was een ontwerp van de Utrechtse architect Willem A. Maas. Voor het aanbrengen van religieuze muurschilderingen in de kapel werd de uit Limburg afkomstige schilder Charles Eyck aangetrokken. Beiden maakten in die jaren deel uit van 'De Gemeenschap', een beweging van vooruitstrevende jonge katholieke kunstenaars.
Op het hoogkoor van de Domkerk in Utrecht bevindt zich het fraaie praalgraf van vice-admiraal Van Gendt. Dit werk van Rombout Verhulst staat in scherp contrast met de tegels die vlak voor het praalgraf in de vloer van het hoogkoor liggen. Menig bezoeker staat bij deze tegels voor een raadsel. In tegenstelling tot andere grafmonumenten in de kerk, zijn deze tegels niet als zodanig herkenbaar. Op het eerste gezicht tenminste. Bij nadere bestudering en met enige kennis van het Latijn, leest men de namen en sterfdata van twee keizers, Koenraad II (1039) en Hendrik V (1125). Maar wat voor een soort grafteken zijn deze steentjes en waarom liggen de keizers begraven in de Domkerk?
De benedictijner monnik Willibrord was de bouwer van twee kapittelkerken in Utrecht: de Dom of St. Maartenskerk en de St. Salvator of Oudmunster. Van deze laatste kerk zijn slechts nog enkele merktekens te zien in het plaveisel op het Domplein. Aan een kapittelkerk was een groep geestelijken verbonden: de kanunniken. Aan de Dom waren circa 40 kanunniken verbonden. Tot 1580 werden, op enkele uitzonderingen na, slechts bisschoppen en kanunniken begraven in de Dom. Ook na 1580 werden voornamelijk kanunikken begraven in de Domkerk. Wel waren die graven voortaan familiegraven.
Het heeft lang geduurd voor het Stadskanaal doorgetrokken was tot de Duitse grens. In 1765 besloot het bestuur van de stad Groningen tot het graven van het nieuwe kanaal, dat nodig was in het kader van het vervenen van het omliggende gebied. In 1865 had het Stadskanaal zijn uiteindelijke lengte bereikt. Langs het kanaal verrezen huizen, landbouwers vestigden zich op de dalgronden en het dorp Stadskanaal ontstond. Naarmate het kanaal vorderde verplaatste het centrum van het dorp zich. Aanvankelijk een agrarisch dorp, kreeg nijverheid en industrie rond de eeuwwisseling een steeds belangrijker plaats. Het kanaal, de huizen langs het kanaal, boerderijen wat verder het land in, het ademt met de open ruimte van het achterland een heel eigen sfeer.
Een karrenpad voert langs een aardappelveld naar een bosje, dat zich op enige afstand bevindt van de Tramweg; de weg die de stille kant vormt van de Drentse Hoofdvaart. Het bosje bevindt zich achter een boerderij met een wit voorhuis, dat een zekere voornaamheid uitstraalt en doet denken aan een havezathe of borg. Zo kent men de boerderij op Smilde ook, als "de borg", als herinnering aan het vroegere landgoed. Op het landgoed woonde eind achtiende, begin negentiende eeuw het echtpaar Rebenscheidt-Buschman.
(Dit artikel zal op korte termijn aangepast worden.)
De gemeente Woerden bestaat naast Woerden uit de kernen Harmelen, Kamerik en Zegveld en het kerkdorp Kanis. Van oudsher werd in deze plaatsen in en om de kerken begraven. In Woerden ligt het voormalige kerkhof aan de noordzijde van de Petruskerk. Het is geruimd en doet tegenwoordig dienst als kerktuin. Naast de Rooms-Katholieke St. Hippolytuskerk in Kamerik ligt de katholieke begraafplaats. De kerk stamt uit 1914 en is gebouwd op de plaats van een oudere voorganger uit 1856. De begraafplaats met het bakstenen baarhuisje stammen nog uit deze eerdere periode. Het oudste grafmonument is de grafkelder voor Anthonius van Schaik (1813-1897), die negenentwintig jaar pastoor is geweest van Kamerik. De begraafplaats achter de Nederlands Hervormde kerk in Kamerik is eenvoudig van opzet en wordt omgeven door een ijzeren spijlen hekwerk. De kerk bestaat uit een laatgotische vijftiende-eeuwse toren met een aangebouwde kerkzaal uit de eerste helft van de negentiende eeuw. In 1980 werd in Kamerik een nieuwe algemene begraafplaats aan de Van Teylingenweg, wegens ruimtegebrek op de oudere begraafplaatsen, in gebruik genomen. De Nederlands Hervormde kerk uit 1862 in het dorp Zegveld, is gebouwd op de plaats waar in 1312 de eerste kerk van het kerspel Zegveld gesticht werd. Achter de kerk ligt de begraafplaats, die via een smeedijzeren spijlenhek toegankelijk is. De begraafplaats heeft een eenvoudig rechthoekig padenplan.