Skip to main content

Begraafplaatsen


Geschreven: 08 november 2001
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

(dit artikel is in bewerking)

Nadat Cornelis Jan van Nellesteyn in 1793 in het bezit was gekomen van de buitenplaats Broekhuizen in Leersum, liet hij het oude huis op het landgoed afbreken en gaf opdracht tot de bouw van een modern landhuis in neoklassieke stijl. De herinrichting van het park van Broekhuizen werd in opdracht gegeven aan Johan G. Michaël, een uit Duitsland afkomstige hovenier. Na zijn dood in 1800 werd zijn werk voltooid door zijn schoonzoon Johan Zocher sr. en diens zoon Johan D. Zocher jr. Centraal in de parkaanleg ligt het neoklassieke huis. Oorspronkelijk was één van de belangrijkste zichtlijnen die op het mausoleum op de Donderberg. Het mausoleum was in 1818 ontworpen door J.D. Zocher jr.

Het monument bestaat uit twee gedeelten, een hoge, slanke bovenbouw, de uitzichtstoren en de brede onderbouw. In de onderbouw, die in de heuvel is ingegraven, bevindt zich het mausoleum. Aan de voorzijde is een rondboog-toegang met sluitsteen waarin het jaartal 1818 is opgenomen. Hierboven is een steen in gemetseld met de tekst: 'Blijmoedig aan / het graf te denken / is ook een vrucht / die 't kruis ons gaf / Gez. 189 VS 2B.

Behalve als mausoleum moest het monument ook fungeren als tuinsieraad, als aandachtspunt in de landschappelijke tuinaanleg. (Aanvankelijk was de Donderberg met heide begroeid waarop schapen werden gehouden. Pas vanaf de 19de eeuw begon men met de aanplant van hakhout.) Als achtergrond van het monument liet Zocher 'somber' hout planten om een melancholieke sfeer op te wekken. Zo moest het monument voor passanten een verwijzing naar de dood zijn. Maar het monument kreeg ook de functie van uitkijktoren. Deze verheerlijking van het Hollandse landschap, past, evenals melancholieke stemmingen, opgeroepen door de natuur en het zich daarin bevindende grafmonument, goed in de heersende, romantische opvattingen van de eerste helft van de 19de eeuw. De bovenbouw heeft de opzet en het uiterlijk van een Romeinse tempel, welke is gedecoreerd met Dorische pilasters. Deze dragen een trigliefenfries met daarboven aan vier zijden een fronton met hoek acroteria. In de acroteria zijn gevleugelde zandlopers verwerkt. Aan de hand van beschrijvingen in het verleden en een kleuronderzoek blijkt dat de onderbouw donkergrijs of zwart van kleur was. Het basement van de bovenbouw was waarschijnlijk licht grijs, de verdiepte velden waren warm wit, de hoekpilasters en het hoofdgestel met de acroteria okergeel. Door het afbikken van de pleisterlagen bij restuaraties in 1974 en 1995 zijn de originele kleurlagen definitief vernietigd.

In 1828 kreeg de gemeente Darthuizen aan de voet van de graftombe een stuk grond ter beschikking voor het inrichten van een begraafplaats. Tot 1894 zijn zo'n 90 mensen op deze begraafplaats begraven, naast inwoners van Darthuizen ook personeel van de familie Nellesteyn. Slechts een drietal grafstenen zijn uit deze periode overgebleven. Later werd tegen de achterkant van de toren een klein huisje gebouwd. Deze aanbouw was vanuit de toren middels een trap door de muur bereikbaar. In de aanbouw bevond zich een keuken met een schouw. In de toren zelf was een woonkamer en een alkoof die tot slaapruimte diende. De bewoners zorgden voor het onderhoud van het monument en de omgeving en leidden bezoekers rond.

Na het overlijden van de laatste Nellesteyn in 1906 kwam de tombe met de omliggende gronden in eigendom van de gemeente Leersum, die de begraafplaats van Darthuizen liet sluiten. De aanbouw aan de tombe werd niet verwijderd, maar nog steeds bewoond. Pas in 1952 werd het huisje door de gemeente afgebroken. In 1917 werd Wilhelmina van Naamen als laatste bijgezet in de graftombe. Overeenkomstig de wilsbeschikking van de laatste Nellesteyn werd de grafkelder hierna gesloten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de toren door de Duitsers gebruikt als uitzichtspunt. Nadat de Duitsers de graftombe zouden hebben opengebroken in 1945, werd de ingang dichtgemetseld.

 

Literatuur

  • C.L. van Groningen, De Tombe van Nellesteyn (Leersum, 1997).
  • H.L. Kok, Begraven & begraafplaatsen (Utrecht, 1998), 111-112.
  • E. Maes, Begraafplaatsen, (Utrecht, 1996), 45
  • N.N. folder VVV Leersum

 

 


Geschreven: 08 november 2001
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: Leon Bok
Categorie: Noord-Holland

 

 

In het dorp Huizen is de laatste decennia veel veranderd. Wie nog iets wil proeven van het oude Huizen kan natuurlijk op zoek naar de schaarse oude boerderijtjes, bij de oude kerk gaan kijken of zoeken naar de oude haven. Maar de algemene begraafplaats uit 1828 kent ook nog enkele interessante onderdelen waar nog iets van het oude Huizen terug te vinden is.


Geschreven: 01 november 2001
Aangepast: 25 februari 2024
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

In 1766 overleed Israël Emanuel, de waarschijnlijke grondvester van de joodse gemeenschap in Hardenberg. Hij werd begraven op een heuvel aan de oever van de Vecht. In die jaren was er nog niet echt sprake van een joodse gemeenschap in Hardenberg en was er ook nog geen eigen begraafplaats. Een geschikte plek werd gevonden op een heuveltje buiten Hardenberg. Het heuveltje aan de oever van de Vecht leek geschikt, want bij het buiten de oevers treden van het riviertje bleef het heuveltje droog en bestond er dus niet het gevaar dat de doden door het wassende water bloot kwamen te liggen.


Geschreven: 27 oktober 2001
Aangepast: 09 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Gelderland

 

De kerk van Hall dateert uit de veertiende eeuw en is gebouwd in laat-gotische stijl. In het midden van de zestiende eeuw werd de kerk uitgebreid met een zijbeuk aan de noordzijde. Het is niet de eerste kerk van Hall: onder de vloer bevinden zich fundamenten van een vroegere Romaanse kerk uit de elfde eeuw. De kerk is gewijd aan Ludgerus, de eerste bisschop van Munster, die in de omgeving van Hall het evangelie predikte. 


Geschreven: 27 oktober 2001
Aangepast: 25 februari 2024
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

In het bos van Huize Arnichem, vlak bij Zwolle, ligt een graf met twee staande stenen verscholen. Op de voorste steen staat Arabisch schrift, de achterste steen heeft een Latijns opschrift. Er staat: 'LEPEJOU CUI ET NOMEN APOLLONATUS IN INSULA CELEBES OBIIT 23 JULY 1828' oftewel "Lepejou, die ook Apolloon wordt genoemd, is geboren op het eiland Celebes en is gestorven op 23 juli 1828".


Geschreven: 11 augustus 2001
Aangepast: 22 januari 2022
Auteur: Rutger Loenen
Categorie: Utrecht

 

Geschiedenis

Het dorp Austerlitz ontstond in 1804 en 1805 als direct gevolg van de legering van plm. 18.000 militairen op de heide bij Driebergen. In deze periode vonden de begrafenissen dan ook in genoemd dorp plaats. Na een periode van onzekerheid over het voortbestaan van Austerlitz door het verdwijnen van de militairen, werd het in 1811 ingelijfd bij Zeist. Daar vonden voortaan de begrafenissen plaats. In 1827 werd hierop een uitzondering gemaakt ten gunste van de heer F.A. Hubert. Deze bezat inmiddels vrij uitgebreide gronden rondom Austerlitz. De gronden achter zijn woning noemde hij 'Heidelanden.' Toen zijn echtgenote Sara C. La Farque in genoemd jaar overleed, kreeg Hubert toestemming tot de aanleg van een familiegraf op 'Heidelanden.' Op het graf van zijn echtgenote plaatste hij een liggende steen.


Geschreven: 15 januari 2001
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

Om de Oude Begraafplaats aan de Bergweg te betreden moet men het poortgebouw passeren. Het uit 1829 stammende gebouw werd in 1884/1885 door de architect Albert Nijland verbouwd in neoclassicistische stijl. De hoofdingang kreeg hierbij het huidige monumentale karakter. De doorgang van het poortgebouw is sober. Het ijzeren hek dat de ingang afsluit werd in 1829 in Amsterdam gekocht en is waarschijnlijk 18e eeuws. Het is een eenvoudig spijlenhek van ambachtelijk smeedwerk, maar het valt beslist niet op door prachtig siersmeedwerk. Het enige dat verder nog aandacht vraagt in de doorgang zijn de hardstenen offerblokken van drie armencolleges in de rechter muur. Op het linker offerblok staat in Gotische letters 'NED. HERV. DIACONIE'. Het andere offerblok is een dubbel. Op de linkerhelft van het dubbele offerblok staat in Romeinse kapitalen 'ALGEM: ARMEN' en op de rechterhelft 'DIAC: GER: KERK' vermeld. De letters zijn in bas-reliëf aangebracht. De offerblokken herinneren aan de tijd dat er grote armoede heerste en dat deze diaconale en burgerlijke steunverlenende instellingen het leed probeerden te verzachten. Zij zijn stille getuigen van een stuk sociale geschiedenis. 


Geschreven: 15 januari 2001
Aangepast: 12 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

 

De begraafplaats Bergklooster vindt zijn oorsprong als de begraafplaats van het Agnietenklooster in 1398. Destijds werden de doden begraven in de Sint-Agneskapel, toen de enige gewijde plek. Het eerste kerkhof werd in 1399 gewijd, deze lag ten noorden van de latere kerk bij de Agneskapel, binnen de omheining van het klooster. In volgende jaren werden meerdere stukken grond gewijd om als begraafplaats te dienen. En naast kloosterlingen kregen ook buurtbewoners uit Haerst en Berkum bij het klooster hun laatste rustplaats. In het klooster leefde Thomas van Kempen, schrijver van 'De Navolging van Christus'. Bij de zij-ingang staat een gedenksteen voor hem.


Geschreven: 15 januari 2001
Aangepast: 08 januari 2022
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

Begraafplaatsen mogen zich in een toenemende belangstelling verheugen. Er wordt onderzoek gedaan naar de geschiedenis van deze oorden van rust en stilte en de grafmonumenten worden uitvoerig beschreven. Genealogen willen graag weten waar iemand begraven ligt en zijn geïnteresseerd naar de gegevens die op een graf vermeld staan. Vragen als 'Wie stelden de doden ter aarde' en 'Waar woonden zij' worden niet zo vlug gesteld; nog minder beantwoord. Voor Zeist wordt geprobeerd hierop een antwoord te geven; althans voor de begraafplaats aan de Bergweg.


Geschreven: 10 januari 2001
Aangepast: 10 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Gelderland

 

Van oudsher werden veel katholieke Tielse doden begraven op het kerkhof van de kerk van Zandwijk, gelegen aan wat tegenwoordig de Nachtegaallaan is. Aangenomen wordt dat Zandwijk los van Tiel is ontstaan en misschien zelfs wel ouder is. De kerk zou al in het jaar 695 zijn ontstaan toen de bewoners van dit gebied zich tot het christendom hadden bekeerd. Pas in 1006 wordt de kerk voor het eerst genoemd. Rond 1584 werd de kerk afgebroken, nadat deze zwaar was beschadigd door beschietingen op de stad. Eerst van de Geuzen, later van de Spanjaarden. De bevolking van Tiel bleef daarna rond de resten van de kerk begraven, zoals ze al eeuwen hadden gedaan. Het beheer van het kerkhof kwam echter in handen van de protestantse gemeente. Pas in 1828 werd het Zandwijkse kerkhof een algemene begraafplaats. Het kerkhof werd daarna vergroot van 1.305 m2 naar 1.881 m2. De protestanten zelf lieten zich al die jaren voornamelijk begraven in en rond de Sint Maartenskerk. In 1786 werd de buitenbegraafplaats Ter Navolging aangelegd, waar met name het patriottische deel van de bevolking zicht liet begraven.