Het is niet teveel gezegd, wanneer we stellen, dat het dorp Wagenborgen, even ten zuiden van Delfzijl gelegen, zijn bekendheid dankte aan het psychiatrisch ziekenhuis Groot Bronswijk. Inmiddels behoort deze instelling sinds 2004 tot het verleden. Groot Bronswijk paste niet meer binnen de ontwikkelingen op het gebied van psychiatrische zorg. De paviljoens en de markante watertoren, jarenlang beeldbepalend voor het dorp, zijn gesloopt. Een aantal gebouwen kreeg een andere bestemming of wacht nog op de sloop. Het terrein werd eigendom van Woonzorg Nederland, die ongetwijfeld een aantal ideeën heeft met betrekking tot de ontwikkelingen van deze locatie. Voor het dorp betekende het verdwijnen van Groot Bronswijk een behoorlijke aderlating. Velen uit het dorp hadden er werk en de patiënten, voor zover ze zich vrij mochten bewegen, werden gezien als mededorpelingen.
Herinnering aan “De Stichting”, zoals het ziekenhuis in het dorp werd genoemd, vormen zeker de beide begraafplaatsen op het terrein: het oude gestichtkerkhofje met de graven van de stichters en de grotere begraafplaats, waar met name patiënten, maar ook personeelsleden hun laatste rustplaats vonden. Groter tegenstelling is niet denkbaar, wanneer we zien hoe verzorgd de eerste erbij ligt en hoe verwaarloosd de laatst genoemde. Het is te wensen, dat piëteit en historisch besef leiden tot behoud en zorgvuldig onderhoud ook van deze begraafplaats.
Een burgerinitiatief resulteerde in de werkgroep Groot Bronswijk. Deze werkgroep zocht al contact met vele instanties om te komen tot behoud en onderhoud van de begraafplaats. Het lijkenhuis, nog te zien op oude foto's, staat er helaas al lang niet meer. Het had een museaal karakter kunnen krijgen, dat op deze dodenakker de herinnering levend had kunnen houden aan het bestaan van “De Stichting” in de periode van 1873 tot 2004. Een constructie in staal zou de contouren kunnen aangeven van het lijkenhuis, zoals men bijvoorbeeld heeft gedaan in het Friese Beers om het verdwenen hoofdgebouw van de Uniastate weer te geven of in het Ostfriese Ihlow bij Aurich om het verdwenen Cisterciënzerklooster aan de vergetelheid te ontrukken.
Het ontstaan van Groot Bronswijk
De ontstaansgeschiedenis van Groot Bronswijk is niet te begrijpen zonder deze te bezien in het licht van de geestelijke en kerkelijke ontwikkelingen van die tijd. Grote invloed kreeg in de negentiende eeuw in de kerk namelijk de zogenaamde Groninger Richting, een stroming, die uitging van de Groninger Academie en die een middenpositie wilde innemen tussen de orthodoxie en het modernisme. Allengs schoof zij meer op in vrijzinnige richting. Botsingen op het kerkelijk erf bleven dan ook niet uit, met als bekendste de Afscheiding van 1834 onder leiding van Ds. Hendrik de Cock. In Wagenborgen, waar van 8 september 1844 tot 4 november 1872 Ds. Everwienus van der Pers stond, die de Groninger Richting van zijn leermeester Dr. Petrus Hofstede de Groot was toegedaan, was het weliswaar niet tot een kerkscheuring gekomen, maar wel was het kerkelijk leven er behoorlijk in verval geraakt.
Elisa Frans Malga
De komst in 1864 van Elisa Frans Malga, opgeleid als evangelist door Ds. H.W. Witteveen te Ermelo, luidde een periode in van grote opleving. Het was Ds. Witteveen, die in 1859 uit onvrede over een aantal zaken in de Hervormde Kerk - inmiddels door het Provinciaal Kerkbestuur uit het ambt gezet- de Zendingsgemeente te Ermelo stichtte. Zijn visie op de kerk, haar prediking en de missionaire activiteiten, die hij ontplooide, vonden hun oorsprong in het Reveil [1]. Tot die activiteiten zijn onder andere te rekenen het opzetten van opvanghuizen en een zendingsschool voor de opleiding van zendelingen en evangelisten. Aan genoemde school ontving Malga zijn opleiding.
Malga's preken, waarschijnlijk eerst gehouden in de schuur van de herberg, waar hij zijn intrek had genomen, trokken veel volk. Mede door Malga's toedoen kwam er in het dorp in 1867 een christelijke school en hield hij er evangelisatiebijeenkomsten. Om een en ander structuur te geven werd de Vereniging van Evangelisatie opgericht, die in 1869 kon beschikken over een perceel grond, waarop een vergaderzaal met woning kon verrijzen. Vanaf dat moment vonden de diensten daar plaats. De Vereniging hoopte door haar bijeenkomsten een wending te kunnen geven aan wat zij zag als verval van en in de plaatselijke kerk. Het bleef niet bij woorden, de boodschap van het Evangelie kreeg ook handen en voeten. Zeker is dat in al het werk dat Malga verrichtte, de invloed van Ds. Witteveen groot is geweest.
In dezelfde periode immers, waarin Ds. Witteveen te Ermelo een Huis van Barmhartigheid oprichtte, gaf Malga in Wagenborgen de eerste stoot tot het oprichten van de Huizen van Barmhartigheid, het latere Groot Bronswijk. Het eerste Huis van Barmhartigheid in Wagenborgen verwierf op 31 oktober 1873 bij Koninklijk Besluit rechtspersoonlijkheid. Van 1873 tot 1960 was de officiële benaming Vereniging Tot Christelijke Liefdadigheid, waarbij de letters TCL een begrip werden. Na 1960 eerst werd de naam Groot Bronswijk, met verwijzing uiteraard naar de familie Brons.
Van 1874 tot 1885 had Malga de leiding en trad hij op als adviseur van de familie met wie de geschiedenis van Groot Bronswijk begon. Geraakt door de preken van Malga overdachten de broers Jan en Wolter en hun zuster Trijntje Brons, allen ongehuwd, in hun boerderij hoe zij zich met wat ze bezaten dienstbaar konden maken voor wie zorg nodig hadden. De zorg, die men beoogde, zou met name moeten worden besteed aan “gestoorden van geest”, voor wie nauwelijks begrip of plaats was in de toenmalige samenleving. De rode draad door dit alles was zeker de eerste Zaligspreking uit de Bergrede van Jezus: “Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen”, Mattheüs 5: 3. Niet voor niets vindt men de tekst vaak aangehaald op grafstenen van patiënten.
De boerderij was al gauw te klein voor het toenemend aantal te verzorgen mensen. Gelukkig kon in 1874 door financiële steun van buitenaf een echt huis worden gebouwd, het eerste Huis van Barmhartigheid. Het kreeg de naam Bethel, Huis van God. De vreugde hierover werd echter al spoedig overschaduwd door het overlijden van Jan Brons op 12 september 1874, 43 jaar oud. Hij werd begraven op de begraafplaats in het dorp, in tegenstelling tot zijn broer Wolter en zijn zuster Trijntje, die hun laatste rustplaats vonden op het terrein van “De Stichting”. Ook financieel en zakelijk doemden er donkere wolken op aan de horizon. Bethel was in een steeds slechtere staat van onderhoud geraakt, terwijl er geen goede regelingen inzake de verpleegprijzen waren. Daarnaast was de combinatie van evangelist, overigens in die periode buiten Wagenborgen, en “directeur” van de TCL voor Malga een te zware opgave. In 1885 vertrok hij met zijn gezin naar de wijk Helpman van de stad Groningen om daar volledig als evangelist werkzaam te kunnen zijn. Tot zijn dood op 5 januari 1913 is hij in Groningen werkzaam gebleven. Hij werd bijna 75 jaar oud.
Enkele jaren eerder op 22 december 1910 was zijn echtgenote Hendrikje van Loo op 71-jarige leeftijd overleden. Op de Zuiderbegraafplaats te Groningen zijn ze begraven. Twee zerken naast elkaar dekken de graven van de familie Malga. Doordat de zerken groen zijn uitgeslagen, is de tekst met moeite leesbaar. De linker zerk dekt de graven van drie zoons, de rechter zerk die van het echtpaar Malga en Jan Lubertus Bunt. Laatstgenoemde is blijkbaar liefdevol in het gezin Malga opgenomen, zoals is verwoord in het grafschrift:
van vader en moeder verlaten
door de Heer aangenomen.
Jan Lubertus overleed op 23 maart 1906, 23 jaar oud.
Op het graf van Hendrikje lezen we:
zij was velen ten zegen door
woord en daad.
Het graf van Eliza Frans was voorzien van het grafschrift:
na bange lichaamsstrijd
ging hij in het Vaderhuis.
Op 19 september 1886 stierf Johannes Gerardus Hermannus, 19 jaar oud.
In de Heer ontslapen, zoals het op de steen luidt, waarop we ook vinden aangebracht:
hij was zachtmoedig
in zijn leven, en geduldig
in zijn lijden,
getroost in zijn sterven.
Over het sterven van Gerrit lezen we op de steen:
Op Paasmorgen
ging in door lijden tot heerlijkheid.
Hij overleed op 5 april 1896, 21 jaar oud.
Johan Joachim was bijna 25 jaar oud, toen hij stierf op 2 oktober 1898.
De steen werd voorzien van het grafschrift:
door verdrukkingen ingegaan.
Karel Willem Hendrik Magendans
Met het aantreden in 1885 van Karel Willem Hendrik Magendans als opvolger van Malga braken er voor de TCL betere tijden aan. Hij wist met name het gereformeerde volksdeel te interesseren en te activeren voor dit stuk liefdewerk. Een aantal jaren combineerde hij de functie van Hoofd van de christelijke school met die van directeur van de TCL. Hoofd van de school was hij van 1885 tot 1898, directeur van 1885 tot 1925. Op de zerk op zijn graf staat vermeld: 'van 1894 tot 1925 directeur der Wagenborgsche Stichtingen', zodat we ervan uit mogen gaan, dat eerst in 1894 het directeurschap officiële status heeft gekregen. Uit hoofde van het leiding geven aan de TCL was Magendans secretaris van de Vereniging TCL.
Bleef men aanvankelijk nog betrokken bij de Hervormde kerk, met de Doleantie [2] van 1886 gingen de “Bronsen”, de gemeenschap van de Huizen van Barmhartigheid en de christelijke school, werk van Malga, over naar de Gereformeerde kerk. De TCL droeg vanaf dat moment duidelijk een gereformeerd signatuur. De financiële positie werd sterker, omdat de vereniging leden kreeg, die contributie betaalden en er renteloze aandelen werden uitgegeven. Daarnaast vormden legaten, erfenissen en spreekbeurten een welkome bron van inkomsten en niet te vergeten de inkomsten, die men ontving voor de verpleging.
Na Bethel volgden in de loop der jaren tijdens en na de periode van Magendans als directeur de andere Huizen als Eben-Haëzer, Rehoboth, Hebron, Salem en Bethesda. Boerderij, tuinderij, bakkerij, keuken, schoenmakerij, wasserij, ziekenbarak, kerk en vele andere voorzieningen én de daarbij behorende functionarissen maakten het TCL tot een zelfvoorzienende gemeenschap. In dat kader was het hebben van een begraafplaats voor de hand liggend.
De “grote” begraafplaats
De TCL kende twee begraafplaatsen, zoals reeds vermeld. In 1891 werd de beslissing genomen tot het stichten van een eigen begraafplaats. Tot die tijd werd er begraven op de begraafplaats van het dorp, maar het aantal graven, bestemd voor de TCL, had toen zijn limiet bereikt. Op 22 oktober 1893 werd het eerste graf gedolven op het terrein van de TCL, weldra volgden er meer. Niet alleen patiënten, ook personeel vond hier een laatste rustplaats. Dit had zeker te maken met de grote betrokkenheid van het personeel op de patiënten, die aan hun zorgen waren toevertrouwd.
Het verplegend personeel droeg zelf de overledenen, behorend tot hun paviljoen, ten grave. Geen gemakkelijke opgave met name voor de jongsten, die soms nog maar net 16 jaar oud waren. De graven werden voorzien van eenvoudige grafstenen, waarvan een aantal door hun gelijkvormigheid doen vermoeden, dat ze door de TCL zelf zijn geplaatst. Niet altijd immers werd er naar de patiënten omgezien door de familie, soms uit schaamte. Grafmonumenten van een ander formaat, soms voorzien van een afbeelding of een tekst of beide zullen in opdracht van de nabestaanden zijn geplaatst.
Opvallend is het monument, dat een treurende vrouwenfiguur uitbeeldt op het graf van Elisabeth Johanna Verhoog, die op 25 april 1944 overleed, 65 jaar oud. Bijzonder is door de vorm de steen op het graf van Engel Nobbe, wiens naam op de steen door een engelfiguur met bazuin werd uitgebeeld. Engel was 42 jaar, toen hij overleed op 29 oktober 1957. Een aantal malen treffen we de tekst aan uit de Bergrede in Mattheüs 5: “Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen”,zoals op de grafstenen van Jan Bentum, overleden in 1943 en Annechien Folkersma, overleden in 1951.
Een grafdicht, mogelijk de beginregels van een lied, treffen we aan op het grafmonument van Sara Derks: U kan ik niet missen, o Jezus mijn Heer, 'k mis alles, wanneer ik uw bijstand ontbeer.
Sara Derks overleed op 20 februari 1950 en was bijna 79 jaar oud. Links van haar graf bevindt zich dat van Adriana Cornelia Walbrink-Renaud. Zij overleed op 20 april 1944, 88 jaar oud en was op dat ogenblik de oudste inwoner van de TCL.
Na 1966 is er niet meer begraven, hoewel er vijf jaar eerder nog een nieuwe imposante aula met rouwkamers en mogelijkheden voor sectie in gebruik werd genomen. Sedertdien werden de patiënten, voorzover het niet gebeurde in de eigen woonplaats, weer begraven op de begraafplaats van het dorp. Ook zes van de zeventien slachtoffers van de brand in het vrouwenpaviljoen Salem op 24 oktober 1970 vonden er hun laatste rustplaats.
Op maandag 24 oktober 2011 werd op de algemene begraafplaats van Wagenborgen een monument onthuld ter herinnering aan de slachtoffers van de brand in het vrouwen-paviljoen Salem. In het monument zijn de namen verwerkt van de slachtoffers, die op deze begraafplaats hun laatste rustplaats vonden. De plaquette, die eerder in het nieuw gebouwde Salem was aangebracht, vormt nu, op de witte muur aangebracht, met deze muur het monument.
De plaquette stelt twee naar elkaar reikende handen voor in een vlammenzee met als tekst: “moed en zelfopoffering redden veler levens toen Salem in vlammen opging”.
De “kleine” begraafplaats
Deze begraafplaats bevindt zich achter het voormalig recreatieterrein en wordt nu omgeven door een aantal bungalows. Het is de begraafplaats, waar zich de graven bevinden van de grondleggers van de TCL en leidinggevenden. De begraafplaats telt 27 grafmonumenten.
Heeft men gevonden, dat men voor de grondleggers en de leidinggevenden van de TCL niet kon volstaan met een plek op de reeds gestichte begraafplaats? Mogelijk speelde men met de gedachte deze begraafplaats te kunnen duiden als kerkhof, omdat zij zich immers dichtbij de kerkzaal van de TCL bevond. Een andere gedachte kan ook zijn geweest iets te willen hebben als een familiebegraafplaats, zoals men die ook elders bezat. De mensen van het eerste uur vormden in zekere zin immers een familie.
Hoe dan ook, we treffen op deze begraafplaats het graf aan van Wolter en Trijntje Brons. Broer Jan was in 1874 al gestorven en begraven op de begraafplaats van het dorp. Een eigen begraafplaats was er toen nog niet. Wolter, geboren op 13 mei 1830, overleed op 30 april 1905. Bezien we de naamlijst van wie begraven werden op deze kleine begraafplaats dan is hij de eerste geweest, die hier werd begraven. Zijn zuster Trijntje overleed op 19 mei 1914,78 jaar oud. Hun graf werd in 1969 van een nieuwe zerk voorzien.
Opvallend is het grafmonument van het echtpaar Magendans. Magendans zelf overleed op 27 januari 1931, ruim 86 jaar oud. Zijn echtgenote Antoinette Johanna Magendans-Harmsen was al overleden in 1918, 67 jaar oud. Een niet heel opvallend grafmonument, maar wel behorend bij een bijzondere persoon, is dat van Christina Magdalena Jones. De uit Kaapstad afkomstige verpleegkundige zal als kleurlinge veel opzien hebben gebaard op de TCL en in het dorp. Geboren op 3 augustus 1866 in Kaapstad, overleed zij in Wagenborgen op 28 juli 1931.
Hoewel hun zoon Frans Pieter, die op 10 april 1912 overleed op 5-jarige leeftijd, er wel werd begraven, is het echtpaar Troost zelf begraven op de begraafplaats in het dorp. Derk Troost was van 1898 tot 1931 administrateur van de TCL. Hij overleed op 8 februari 1931, 58 jaar oud. Zijn echtgenote Johanna Franssen was 89 jaar oud, toen ze overleed op 23 juni 1966. Troost genoot ook in het dorp veel aanzien, zodat een straat naar hem werd genoemd: Troostlaan.
Soms vermeldt de steen de functie, die werd uitgeoefend, zoals in het geval van mej. O.W. Nieman. Toen zij overleed op 19 januari 1937, bijna 72 jaar oud, was zij rustend hoofd van Eben-Haëzer. De meeste grafmonumenten zijn voorzien van een volledige bijbeltekst of van een verwijzing naar een bijbeltekst, niet verwonderlijk in deze omgeving, waar bijbelkennis en kerkelijke betrokkenheid mede bepalend, min of meer doorslaggevend waren om voor een dienstbetrekking in aanmerking te kunnen komen.
Opdat wij niet vergeten
Niet alleen de brand van 1970 was een zwarte bladzij in de geschiedenis van de TCL, ook de oorlogsjaren hebben hun spoor getrokken. Het was de wasbaas van de TCL, E.A.Goris, met wie het toch al niet makkelijk werken was, die als lid van de NSB gedurende korte tijd in 1944 burgemeester was van de gemeente Termunten, waaronder Wagenborgen viel. Daardoor ontstond een gevaarlijke situatie, omdat personeel van de TCL of familieleden ervan betrokken waren bij het verzet en er onderduikers waren opgenomen.
Aan de joodse patiënten, die slachtoffer werden van de nazi-ideologie, herinnert de muurplaquette, die nu staat opgesteld bij de “kleine” begraafplaats. Op 25 april 1990 onthulde rabbijn Everts deze muurplaquette bij de ingang van het toen nog bestaande ontmoetingscentrum van Groot Bronswijk.
Heiman Aptroot, Heintje Levie en de zusters Betje en Sinette Stoppelman werden weggevoerd uit de TCL en omgebracht in de gaskamers van Sobibor. Terecht kreeg de plaquette een prominente plaats bij de “kleine” begraafplaats, waarbij in het plaveisel de Davidsster is aangebracht: opdat wij niet vergeten.
Opdat we ook de mensen van het eerste uur, Jan, Wolter en Trijntje Brons, niet zouden vergeten, vervaardigde de bekende kunstenares Marte Röling een monument, dat de standvastigheid symboliseert waarmee Jan, Wolter en Trijntje, de oprichters van het ziekenhuis, hulp en steun gaven aan hun kwetsbare medemensen. Met het bovenlicht van de imposante voordeur van het paviljoen Rehoboth en de beide begraafplaatsen vormt het kunstwerk een herinnering aan een stuk geschiedenis, dat een dorp boven zichzelf uit tilde.
Het bovenlicht van de voordeur van het paviljoen Rehoboth is na een grondige opknapbeurt van de “grote” begraafplaats verplaatst naar deze begraafplaats. Het vormt een waardig monument op deze begraafplaats en doet de begraafplaats herkennen als die van de “Stichting”.
Noten
- Geestelijke opwekkingsbeweging in het begin van de negentiende eeuw. Belangrijke vertegenwoordigers van het Reveil in Nederland: Bilderdijk, Da Costa, Groen van Prinsterer en Heldring.
- Kerkelijk conflict, dat in 1886 leidde tot een kerkscheuring met als grote voorman Dr. Abraham Kuyper.
Literatuur en bronnen
- Drs J. Klatter, Groot-Bronswijk 1873-1973 - Have van behoud op het Noordererf; 1973
- Rense Schuurmans e.v.a, Voorbij Groot Bronswijk 1973-199; 1998
- Rense Schuurmans, Groot Bronswijk Wagenborgen - Een psychiatrisch ziekenhuis op het platteland; 2004
- H. Doornbos, Op het Erf der Vaderen - gedenkboek van de Hervormde gemeente Wagenborgen; 1983
- Dr. M. E. Kluit, Het Protestantse Reveil 1815-1865; 1970
- 'Cultureel erfgoed', ingezonden stuk Dagblad van het Noorden door Gezinus Oosting 8 april 2009
- 'Terug naar de eenvoud', artikel in Dagblad van het Noorden door Jibbo Poppen 9 mei 2009