Skip to main content

Artikelen


Geschreven: 18 juli 2005
Aangepast: 19 maart 2023
Auteur: Wim Vlaanderen
Categorie: Moord en doodslag

 

Maria Catharina van der Linden - Swanenburg

* Leiden 9 september 1839 - † Gorinchem 11 april 1915

 

Op een vroege morgen in het voorjaar van 1915 reed een lijkkoets de hekken van de katholieke begraafplaats van Gorinchem binnen. In de koets lag een kist met het stoffelijke overschot van Maria Catharina van der Linden-Swanenburg, 75 jaar oud. Het aantal mensen dat de koets volgde was klein. Behalve de pastoor schuifelden een non en enkele personeelsleden van de vrouwengevangenis achter de lijkkist aan. Zonder veel plichtplegingen werd het lichaam begraven in een algemeen graf. De pastoor wijdde de grafkuil, de aanwezigen zegden een onzevader en men liep weer naar de uitgang. Op het graf werd nimmer een steen geplaatst.
Een begrafenis zoals zovele begrafenissen. Maar waarom de personeelsleden van een vrouwengevangenis en kennelijk geen familie? Eenvoudigweg omdat er bijna geen familieleden meer waren: de meeste had deze Maria vermoord en de rest wilde niets meer van haar weten. Het ging hier om de beruchte Leidse gifmengster, een massamoordenaar in de oude stijl. 


Geschreven: 22 juli 2004
Aangepast: 24 februari 2019
Auteur: René ten Dam
Categorie: Dood en begraven van het Huis van Oranje-Nassau

 

Ten tijde van de dood van Willem van Oranje bevond het familiegraf van de Nassau's zich in Breda. Toen Willem van Oranje op 10 juli 1584 vermoord werd, was Breda echter nog in handen van de Spaanse bezetters. Hierdoor was het niet mogelijk de prins bij te zetten in het familiegraf en werd hij begraven in de Nieuwe kerk in Delft. Zo ontstond een traditie van het begraven van leden van het Huis van Oranje in Delft.

De Nieuwe Kerk in Delft werd sinds 1572 gebruikt voor het uitoefenen van de Hervormde of gereformeerde religie. Gevolg hiervan was een andere indeling van de kerk en het koor verloor daarbij zijn oorspronkelijk functie. Toen Willem van Oranje zijn laatste rustplaats in de kerk kreeg, was het koor de aangewezen plaats voor het grafmonument. Mogelijk om het grafmonument niet aan het vroegere hoofdaltaar te laten herinneren werd de vloer van de vroegere kooromgang op dezelfde hoogte gebracht als de vloer waarop het monument nu staat.
De bijzetting van het gebalsemde lichaam van de prins vond plaats op 3 augustus 1584. Boven het graf in het koor was slechts een eenvoudige katafalk onder een baldakijn geplaatst. Tegen een van de kolommen erachter was een paneel geplaatst met de familiewapens. In 1609, toen het Twaalfjarig bestand werd gesloten, werd door de Staten-Generaal opdracht gegeven een monument te vervaardigen ter nagedachtenis aan Willem van Oranje. Pas in 1614 werd begonnen met de bouw van het monument. Toen in 1621 Hendrick de Keyser, de beeldhouwer, overleed, ontbraken nog steeds een aantal onderdelen aan het grafmonument. Onder leiding van de zonen van Hendrik de Keyser werd het grafmonument in 1623 voltooid.

In de crypte recht onder het grafmonument rusten behalve Willem van Oranje ook diens vierde vrouw, Louise de Coligny (1555-1620), Frederik Hendrik en Prins Maurits (1567-1625).

 

oude_kelder

 

De toegang tot de grafkelder lag toen al voor het koor. Deze toegang wordt bedekt door een twee ton zware zerk. Op deze zerk is het wapen van Oranje-Nassau afgebeeld met daaronder de tekst RESURRECTIONEM / EXSPECTAT / GUILELMUS PRIMUS / PATER PATRIAE, in vertaling: 'Hier wacht Willem de Eerste, Vader des Vaderlands, de wederopstanding'.

De grafkelder werd in 1752 verder uitgebreid. Tevens werden de oorspronkelijke houten kisten vervangen door loden kisten. In 1820 vond een volgende uitbreiding plaats. Koning Willem I gaf dat jaar opdracht tot uitbreiding en liet een tweede grafkelder bouwen, achter de bestaande kelder. De aldaar bestaande graven, die eigendom waren van het Gasthuis te Delft, werden aangekocht en in 1822 werd prinses Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van stadhouder Willem V, als eerste in de nieuwe grafkelder bijgezet. De in 1820 overleden prinses lag aanvankelijk begraven in Apeldoorn.

 

totaal_grafkelders

 

De toegang tot de grafkelders werd verplaatst en lag vanaf 1821 links van het grafmonument van Willem van Oranje. In 1923 werd de oorspronkelijke ingang weer in ere hersteld. Wat rest van de ingang van 1821 is een kleine toegang die tegenwoordig dient als dienstingang. De burgermeester van Delft, koninklijk commissaris en sleutelbewaarder van de kelder, opent de grafkelder slechts in aanwezigheid van twee leden van de Binnenlandse Veiligheidsdienst en een tweetal marechaussees. Werkzaamheden in de grafkelders worden enkel uitgevoerd door beëdigd personeel.

Bij het vijfentwintigjarig regeringsjubileum in 1923 van koningin Wilhelmina vond een laatste verbouwing plaats. Het plan om een verdiept liggend open voorportaal te maken als toegang voor het praalgraf van Willem van Oranje werd niet gerealiseerd. In plaats daarvan werd besloten om het voorportaal aan te laten sluiten bij de bestaande toegang. Bij deze, vooralsnog, laatste verbouwing vond ook een herschikking van de kisten plaats.
Met het uitdiepen van het voorportaal werd ook een aantal grafzerken uit het koor verwijderd. Deze zerken werden in de meeste gevallen herplaatst in de kooromgang. Daar bevonden zich ook al de zerken die daar waren herplaatst na de bouw van de nieuwe grafkelder in 1820, waarbij de omgang met enkele treden werd verhoogd vanwege de bouw van de onderliggende grafkelder.

Sinds de dood van Willem van Oranje zijn vrijwel alle leden van het Huis van Oranje en hun echtgenoten in de grafkelders bijgezet. Na de dood van prins Claus in totaal 44 personen. Enkelen hebben hun laatste rustplaats in eerste instantie elders gevonden. Zo werden prins Frederik en stadhouder Willem V door inspanning van Emma destijds alsnog bijgezet in Delft.
Prins Claus is bijgezet in het nieuwe deel, boven de kisten van koning Willem III en koningin-regentes Emma. Daarnaast staat nog een klein kistje waarvan de inhoud onbekend is. Er wordt gegist over de inhoud, het zou mogelijk gaan om het hart van koning Willem III, gezien ook de positie naast de kist van Emma. Maar op de plattegrond op de website van de Nieuwe Kerk is er een nummer bij dit kistje geplaatst, nl. 20a. Dat zou het kistje linken aan kist 20, de kist van Wilhelmina van Pruisen, de echtgenote van prins Willem V.

plattegronden ir. E. Biemold 2004

 

Gezien het feit dat zij ten tijde van de werkzaamheden aan de grafkelder in 1820 overleed, is het wellicht mogelijk dat het kistje het hart van Wilhelmina van Pruisen bevat. Het kistje met het hart zou dan in 1820 in de oude grafkelder zijn bijgezet, terwijl het lichaam pas na de gereedkoming van de nieuwe grafkelder in 1822 werd bijgezet.
Vooralsnog blijft het gissen.

In het voorjaar van 2001 is een jarenlange restauratie van het grafmonument van Willem van Oranje, waarbij het volledige grafmonument uit elkaar is gehaald. Delen die te ernstig waren aangetast zijn daarbij vervangen. Tijdens de restauratie kwam ook een kistje tevoorschijn, welke zeer waarschijnlijk de ingewanden van Willem van Oranje bevat. Uit respect is dit kistje ongeopend terugplaatst bij de reconstructie van het monument. 

 

Voor een verklaring van de nummers zie: Overzicht van de grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft

 

Literatuur

  • H. van der Kloot Meyburg, De Nieuwe Kerk te Delft - Mausoleum van het Huis van Oranje; Rotterdam, 1923
  • Jhr.Mr. Dr. E.A. van Beresteyn, Nieuwe Kerk te Delft en grafmonumenten en grafzerken in het koor; Delft, 1936
  • Prof. ir. M. Gout en dr. M.A. Verschuyl, Nieuwe kerk Delft en grafmonument van Willem van Oranje, Delft, 1989
  • Reinidis van Ditzhuyzen: De Oranjes in een handomdraai - ABC van ons Vorstenhuis; Amsterdam, 2002

 

 

 


Geschreven: 22 juli 2004
Aangepast: 24 februari 2019
Auteur: René ten Dam
Categorie: Dood en begraven van het Huis van Oranje-Nassau

 

Sinds de bijzetting van Willem van Oranje rusten bijna alle leden van het Huis van Oranje-Nassau met hun echtgenoten in de Koninklijke grafkelders van de Nieuwe Kerk te Delft.

 

De oude grafkelder

 

oude_kelder

 

De oude grafkelder bevindt zich recht onder het grafmonument voor Willem van Oranje. De volgende leden van het Koninklijk huis vonden hier hun laatste rustplaats.
(achtereenvolgens geboorte- en sterfdatum en datum van bijzetting)

 

1. Prins Willem I
24-04-1533 10-07-1584 03-08-1584
 
2. Louise de Coligny, vierde echtgenote van prins Willem I
23-09-1555 13-11-1620 24-05-1621
 
3. Prins Maurits
13-11-1567 23-04-1625 26-09-1625
 
4. Elisabeth, dochter van prins Frederik Hendrik
04-08-1630 04-08-1630 18-08-1630
 
5. Isabella Charlotte, dochter van prins Frederik Hendrik
28-04-1632 ??-04-1642 onbekend
 
6. Prins Frederik Hendrik
29-01-1584 14-03-1647 10-05-1647
 
7. Catharina Belgica, dochter van prins Willem I, echtgenote van de graaf van Hanau-Münzenberg
03-07-1578 12-04-1648 05-05-1648
 
8. Amalia van Solms-Braunfels, echtgenote van prins Frederik Hendrik
31-08-1602 08-09-1675 21-12-1675
 

 

Verder bevinden zich drie kleine kisten in de oude grafkelder. Deze behoren toe aan:

 

41. Henriëtta Amalia, dochter van prins Frederik Hendrik
26-10-1628 ??-12-1628 onbekend
 
42. Hendrik Lodewijk, zoon van prins Frederik Hendrik
30-11-1639 29-12-1639 onbekend
 
43. Lodewijk, prins van Bohemen, zoon van Keurvorst Frederik V van de Palts, Koning van Bohemen (1619-1620) en Prinses Elisabeth, dochter van Koning Jacobus I van Engeland,
31-08-1623 24-12-1624 27-05-1625
 

 

De nieuwe grafkelder

 

nieuwe_kelder

 

In 1752 vond er een uitbreiding van de oude grafkelder plaats. In 1882 werd de aanleg van een nieuwe grafkelder voltooid. Deze ligt achter de oude grafkelder. Als eerste werd Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van prins Willem V (20), bijgezet. In 1923, bij het vijfentwintigjarig jubileum van koningin Wilhelimina, vond na een verbouwing van het voorportaal een herschikking van de kisten plaats.
De volgende leden van het Koninklijk huis vonden in de nieuwe grafkelder hun laatste rustplaats.
(achtereenvolgens geboorte- en sterfdatum en datum van bijzetting)

 

9. Prins Willem II
27-05-1626 06-11-1650 08-03-1651
 
10. Doodgeboren dochter van prins Willem IV
- 19-12-1736 22-12-1736
 
11. Prins Willem IV
01-09-1711 22-10-1751 04-02-1752
 
12. Anna van Groot-Britannië en Ierland, echtgenote van prins Willem IV
02-11-1709 12-01-1759 23-02-1759
 
13. George Willem Belgicus, zoon van Carel Christiaan, Vorst van Nassau-Weilburg en Carolina, dochter prins Willem IV
18-12-1760 27-05-1762 01-07-1762
 
14. Doodgeboren dochter van Carel Christiaan, Vorst van Nassau-Weilburg en Carolina, dochter prins Willem IV
- 15-10-1767 24-10-1767
 
15. Zoon van prins Willem V
23-03-1769 24-03-1769 28-03-1769
 
16. Willem Georg Frederik, zoon van prins Willem V
15-02-1774 06-01-1799 03-07-1896
 
17. Pauline, dochter van koning Willem I
01-03-1800 22-12-1806 07-04-1911
 
18. Prins Willem V
08-03-1748 09-04-1806 29-04-1958
 
19. Louise, dochter van prins Willem V en echtgenote van de Erfprins van Brunswijk-Wolfenbüttel
28-11-1770 15-10-1819 28-10-1819
 
20. Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van prins Willem V
07-08-1751 09-06-1820 27-11-1822
 
21. Ernst Casimir, zoon van koning Willem II
21-05-1822 22-10-1822 11-05-1860
 
22. Willem, zoon van prins Frederik
06-07-1833 01-11-1834 05-11-1834
 
23. Wilhelmina van Pruisen, eerste echtgenote van koning Willem I
18-11-1774 12-10-1837 26-10-1837
 
24. Koning Willem I
24-08-1772 12-12-1843 02-01-1844
 
25. Frederik, zoon van prins Frederik
22-08-1836 23-01-1846 28-01-1846
 
26. Alexander, zoon van koning Willem II
02-08-1818 20-02-1848 21-04-1848
 
27. Koning Willem II
06-12-1792 17-03-1849 04-04-1849
 
28. Maurits, zoon van koning Willem III
15-09-1843 04-06-1850 10-06-1850
 
29. Anna Paulowna van Rusland, echtgenote van koning Willem II
18-01-1795 01-03-1865 17-03-1865
 
30. Louise van Pruisen, echtgenote van prins Frederik
01-02-1808 06-12-1870 21-12-1870
 
31. Amalia van Saksen-Weimar-Eisenbach, echtgenote van prins Hendrik
20-05-1830 01-05-1872 17-05-1872
 
32. Sophie van Wurtemberg, eerste echtgenote van koning Willem III
17-06-1818 03-06-1877 20-06-1877
 
33. Hendrik, zoon van koning Willem II
13-06-1820 13-01-1879 25-01-1879
 
34. Willem, zoon van koning Willem III
04-09-1840 11-06-1879 26-06-1879
 
35. Frederik, zoon van koning Willem I
28-02-1797 08-09-1881 23-09-1881
 
36. Alexander, zoon van koning Willem III
25-08-1851 21-06-1884 17-07-1884
 
37. Koning Willem III
19-02-1817 23-11-1890 04-12-1890
 
38. Emma van Waldeck-Pyrmont, Koningin-Regentes, tweede echtgenote van koning Willem III
02-08-1858 20-03-1934 27-03-1934
 
39. Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, echtgenoot van koningin Wilhelmina
19-04-1876 03-07-1934 11-07-1934
 
40. Koningin Wilhelmina
31-08-1880 28-11-1962 08-12-1962
 
44. Claus von Amsberg, echtgenoot koningin Beatrix
06-09-1926 06-10-2002 15-10-2002
 
45. Koningina Juliana
30-04-1909 20-03-2004 30-03-2004
 
46. Bernhard von Lippe Biesterfeld, echtgenoot koningin Juliana
28-06-1911 01-12-2004 11-12-2004
 

 

Enkele leden van het Huis van Oranje-Nassau zijn elders begraven. Bovendien zijn alle prinsessen uit het Huis van Oranje-Nassau, die in andere vorstenhuizen zijn gehuwd, niet in Delft bijgezet met uitzondering van de prinsessen Catharina Belgica (7) en Louise (19).

 

Philips Willem (1554-1619, oudste zoon prins Willem
Begraven te Diest (België) in de St. Sulpicekerk  
 
Mary Stuart (1631-1660), echtgenote van prins Willem II
Bijgezet in de Westminster Abbey in London  
 
Koning-Stadhouder Willem III (1650-1702) en zijn echtgenote Mary Stuart (1662-1695), Koning en Koningin van Engeland, Schotland en Ierland
Bijgezet in de Westminster Abbey in London  
 
Henriëtta gravin d'Oultremont de Wégimont (1792-1864), echtgenote van koning Willem I na zijn troonsafstand.
Bijgezet te Wégimont, België  
 

 

Bron en Literatuur

  • Rijksvoorlichtingsdienst
  • Dr. A.W.E. Dek, Genealogie van het vorstenhuis Nassau; Zaltbommel, 1970
  • Cees van Raak, Vorstelijk begraven en gedenken - Funeraire geschiedenis van het huis Oranje-Nassau; (Bussum, 2003)

 


Geschreven: 24 juli 2003
Aangepast: 02 juni 2019
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Diversen

 

{seog:disable}Op 30 maart 2003 was het 150 jaar geleden, dat Vincent van Gogh werd geboren als zoon van dominee Theodorus van Gogh en Anna Cornelia Carbentus in het Brabantse Zundert. Een jaar eerder, op diezelfde 30ste maart, was hun eerste kind, met dezelfde naam, Vincent, dood geboren. Zou dit invloed hebben gehad op Vincent's latere leven? Sommige psycho-analytici zijn die mening toegedaan. Vincent moet regelmatig langs het graf zijn gegaan waar zijn eigennaam op stond:

Vincent van Gogh 1852
Laat de kinderkens tot Mij komen
Der zulken is het Koninkrijk Gods
Lukas 18 vs 16

In 1857 werd zijn broer Theo geboren. Theo zou in het leven van Vincent een belangrijke rol gaan spelen. Van hun bijzondere verhouding getuigt hun uitvoerige correspondentie. In een van zijn brieven schreef hij: "Ik heb eigenlijk geen vriend behalve u, en als ik beroerd ben, zijt gij me altijd in gedachten……"

Gedeeltelijk opgevoed op de dorpsschool, gedeeltelijk thuis, werd Vincent op zijn elfde jaar geplaatst op een kostschool in Zevenbergen. Daar kreeg hij onder andere goed onderricht in het frans. Van de Hogere Burgerschool in Tilburg doorliep hij de eerste klas, de tweede klas slechts ten dele. Slechte cijfers zullen niet de oorzaak geweest zijn van zijn vertrek. Waarom dan wel, blijft gissen. Misschien toch het tekenen? De kunst? Kunst heeft in de familie van Van Gogh altijd een grote rol gespeeld. Drie ooms zaten in de kunsthandel. In elk geval kwam hij op zestienjarige leeftijd als jongste bediende terecht in de kunsthandel Goupil in Den Haag. Vier jaar later, in 1873, werd hij overgeplaatst naar een filiaal van Goupil in Londen. In 1875 volgde overplaatsing naar het filiaal in Parijs. Daar volgde in 1876 ontslag. Men was niet meer tevreden over Vincent's prestaties. Wat hem steeds meer tegenstond was, dat in de kunsthandel niet het eerste, de kunst, maar het laatste, de handel, centraal stond. Intussen had zich bij Vincent een geestelijke ontwikkeling voltrokken, die hem, na veel mislukkingen in de voorbereidingen op de studie der theologie om predikant te worden, een cursus in Brussel deed volgen om dan tenminste evangelist te kunnen worden. In 1878 vangt hij zijn werk als evangelist aan in de Borinage, een arme mijnstreek in België. In 1880, waarschijnlijk na een innerlijke crisis, legde hij dit werk neer om zich geheel te gaan wijden aan de schilderkunst. In de tien jaar, die volgen zou Vincent zich bewijzen als de grote kunstenaar, die hij geworden is. Zijn persoonlijk leven echter was er een van een diepe tragiek. Op 29 juli 1890 stierf Vincent van Gogh aan de gevolgen van een schotwond, die hij zichzelf had toegebracht, toen hij op 27 juli zich van het leven probeerde te beroven. Dit schot trof hem niet in het hart, wat waarschijnlijk de bedoeling was, maar in de zij. 

Drenthe

Het voormalige logementSlechts drie maanden heeft het verblijf van Vincent in Drenthe geduurd. Van 11 september tot 5 december 1883. Na zijn aankomst op 11 september vond Vincent onderdak in Hoogeveen. Van Hoogeveen uit maakte hij verschillende tochten door het veengebied. Begin oktober trok hij per trekschuit verder en belandde in Nieuw-Amsterdam. Daar huurde hij een kamer in het logement, dat nu, na een grondige restauratie, de herinnering aan Vincent van Gogh levend houdt: het Van Gogh huis.

Grafmonument Hendrik ScholteHet logement had als eigenaar Hendrik Scholte, die sinds 1866 als opvolger van zijn vader korenmolenaar te Odoorn was. Het jaar daarvoor, op 2 juni 1865, was hij in Gramsbergen getrouwd met Gezina Alberta Arink. In 1877 treffen we hem aan als logementhouder te Nieuw-Amsterdam/Veenoord (gem. Sleen), en wordt hij sinds 1880 in officiële stukken herbergier genoemd. Het pand heeft dan tevens een bestemming als veerhuis. Ook was Scholte vervener in het nabij gelegen Amsterdamscheveld. Op 8 september 1915 overleed hij, 74 jaar oud, en werd begraven aan de Boerdijk in Veenoord. Op deze oude begraafplaats, nu omgeven door allerlei industriële bedrijven, had zijn echtgenote Gezina Aberta in 1897 al haar laatste rustplaats gevonden. Zij was toen 57 jaar oud.

Regelmatig moest Vincent van Nieuw-Amsterdam naar Hoogeveen om daar een door Theo toegezonden postwissel in ontvangst te nemen en te verzilveren. Het is Theo immers geweest, die hem op het spoor zette van een carrière als schilder, maar die hem dit ook financieel mogelijk maakte. Ook in de Drentse periode schreef hij aan zijn broer Theo veel en uitvoerige brieven. Misschien was dat wel het gevolg van een verblijf in een somber jaargetijde, in een dun bevolkt en arm gebied en met lange avonden. In een van die brieven heeft Vincent een tekening gemaakt van een kerkhof, waarvan men ervan uitging, dat het het kerkhof van Pesse was.

Een paar citaten uit die brief, die men dateert op zondag 16 september 1883:

"Waarde Theo, zoëven komt uw brief en weet ik dus dat de correspondentie geregeld gaat. Ik schreef een paar dagen geleden nog een woordje om U een en ander van het land hier te vertellen. Mooi is het hier alles, waar men ook gaat. De heide is veel uitgestrekter dan de Brabantse bij Zundert of Etten althans, ietwat monotoon als het middag is en de zon schijnt overal, doch juist ook dat effect 't welk ik vruchteloos een paar maal reeds toch heb willen schilderen, zou ik niet willen missen. De zee is ook niet altijd pittoresk, maar ook die momenten en effecten moet men bekijken wil men in 't eigenlijke karakter zich niet bedriegen. Dan - op dat hete middaguur is de heide verre van lieflijk soms - is agacant, vervelend en vermoeiend als de woestijn, even onherbergzaam en als 't ware vijandig. Het te schilderen in dat volle licht, en de wijking der plannen tot in 't oneindige te geven, is iets waar men duizelig van wordt. Daarom moet men niet menen het sentimenteel moet worden opgevat, integendeel dat is het bijna nooit. Diezelfde agacant vervelende plek - 's avonds als een arm figuurtje door de schemering zich beweegt - als die uitgestrekte, door de zon verschroeide aardkost donker uitkomt tegen de fijne lila tonen van de avondhemel, en het donker blauwe allerlaatste lijntje aan de horizon, grond van lucht scheidt - kan subliem worden zo als op een J. Dupré. En de figuren, zij hebben datzelfde, de boeren en vrouwen, niet altijd zijn ze interessant maar als men er geduld mee heeft ziet men het Milletachtige toch geheel en al.

Gisteren vond ik een der eigenaardigste kerkhoven die ik ooit zag, verbeeld u een stuk heide met een heg van dicht opeenstaande mastboompjes eromheen, zó dat men menen zou dat 't een gewoon mastbosje was. Evenwel er is een ingang - een kort laantje, en dan komt men op een aantal graven begroeid met bunt en heide. Vele gemerkt met witte palen waarop de namen staan. Ik stuur er u een croquis van naar de studie welke ik ervan schilderde. Ik ben bezig aan een andere studie van een rode zon tussen de berkjes die op een moerassig weiland staan, waar de witte avonddamp uit opstijgt, waarboven men een blauwgrijze horizonlijn van geboomte met een paar daken nog ziet."

Schets kerkhof"Gij vindt hierachter het croquis van 't kerkhofje. De kleur is aldaar zeer eigenaardig. Het is iets schoons de echte heide op de graven te zien, de geur van terpentijn heeft iets mystieks, de donkere strook masthout die het afsluit, scheidt een tintelende lucht van de ruige grond, die in 't algemeen een rosse kleur heeft - fauve - bruinachtig, geelachtig, doch overal met lila tonen. Het was niet makkelijk te schilderen, ik zal er verschillende effecten nog van zoeken, met sneeuw b.v. moet het zeer eigenaardig wezen."

Stèle ter herinnering aan Vincent van Gogh in HollandscheveldHistoricus Albert Metselaar uit Hollandscheveld heeft onder andere op het punt van de juiste locatie van het kerkhof nauwgezet onderzoek gedaan. Voor hem was de aanleiding tot het doen van zijn onderzoek de twijfel, die zich van hem meester maakte na grondige bestudering van het boek van Dr. M. E. Tralbaut: Vincent van Gogh in Drenthe, dat deze samen met H. Clewitz, toen hoofdredacteur van de Provinciale Drentsche en Asser Courant, had geschreven. Tralbaut localiseerde het kerkhof, dat Vincent had geschilderd en waar we alleen nog de schets van hebben uit z'n brief aan broer Theo, in Pesse. Metselaar, die zich uitgebreid met het begrafeniswezen van Hoogeveen, waaronder Hollandscheveld en Pesse vallen, had bezig gehouden, vond de argumenten daarvoor te mager. Een aantal door Vincent in zijn brief beschreven zaken en de schets zelf in deze brief deden hem de begraafplaatsen van Pesse en Hollandscheveld uit die tijd eens tegenover elkaar te plaatsen en dan "te plussen en te minnen".

HollandscheveldDaar was het torentje op de schets, dat naar de vorm wees op een toren van een waterstaatskerk (kerken gebouwd volgens richtlijnen van Ingenieurs van Waterstaat). Alleen Pesse en Hollandscheveld hadden zo'n toren. Zou sprake zijn geweest van Pesse, dan zou ook zichtbaar hebben moeten zijn het dak van een grote boerderij, die op kadastrale kaarten uit 1880 al stond aangegeven. In de brief van Vincent is sprake van mastboompjes. Wat voor bomen stonden er in 1883 tussen kerk en kerkhof van Pesse? Op een kadastrale kaart uit 1880 is te zien, dat aan twee en een halve zijde van het kerkhof een wal was opgeworpen. Zulke wallen kwamen meer voor. Op die wallen werden eiken of berken geplant en daartussen meidoorn of braamstruiken. In elk geval geen mastbomen, dat zijn dennen. In de notulen van het Plaatselijk Belang te Hollandscheveld op 30 november 1887 wordt met betrekking tot de begraafplaats gesproken over het ruimen van grote dennen. Vincent spreekt in zijn brief ook over een kort laantje. Van een korte laan naar de begraafplaats van Pesse is geen sprake. Wat de heide betreft, in 1853 Pesse1besliste de gemeente Hoogeveen, dat er op de Kerkenkavel bij Hollandscheveld een met kreupelhout bebost heideveld geschikt moest worden gemaakt om als begraafplaats te dienen. Voor Metselaar is het duidelijk: de schets in de brief van Vincent aan zijn broer Theo betreft het kerkhof van Hollandscheveld.

Wie nú de beide kerkhoven bezoekt, zal alleen op het kerkhof van Pesse nog een gedeelte aantreffen, dat de sfeer ademt van de schets, die Vincent maakte en zijn broer Theo toezond.

Hoezeer Vincent van Gogh ook onder de indruk was van het Drentse landschap en de eenvoudige boerenbevolking, het zal de eenzaamheid zijn geweest, die hem het besluit deed nemen afscheid van Drenthe te nemen. Begin december 1883 vertrok hij naar zijn ouderlijk huis, op dat moment in Nuenen, waar zijn vader inmiddels als predikant stond. 

 

Literatuur & bron

  • Dr. A.Wessels, "Een soort bijbel", Vincent van Gogh als evangelist; (1990)
  • Dr.J.Hulsker, Vincent van Gogh en zijn weg; (3e druk 1985)
  • G. Kuipers, Van Goghs omzwervingen door Drenthe; (Meppel, 1990)

Internet

  • Stichting Van Gogh en Drenthe
  • Albert Metselaar: Op zoek naar het logement van Vincent van Gogh te Hoogeveen en het kerkhof, door hem getekend op 15 september 1883 (niet meer raadpleegbaar)

 


Geschreven: 24 juli 2003
Aangepast: 22 maart 2021
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Moord en doodslag

 

Een tragedie te Doezum

 

Plaquette in het gemeentehuis van GrootegastIn het gemeentehuis van Grootegast (Gr.) herinnert een plaquette aan de gebeurtenissen van 18 januari 1929. Twee gemeenteveldwachters en twee rijksveldwachters lieten daarbij het leven. De zaak kreeg destijds landelijke bekendheid.

{seog:disable}De strenge winter, het vroor in januari 1929 zo'n 18 graden, en het moeten leven van een uitkering van zeven gulden per week brachten Hendrik Wobbes tot diefstal. Er bleef van die zeven gulden, na aftrek van de vaste lasten, niet veel over om in leven te kunnen blijven. Daarbij was Wobbes ook nog aan de drank. Hoezeer het gezin van Wobbes de rijksveldwachter Hoving ook aan het hart ging, hij kreeg de opdracht Wobbes te arresteren. Wobbes werd veroordeeld tot 14 maanden "Veenhuizen" en het gezin bleef achter onder zeer moeilijke omstandigheden. Voor Wobbes' vrouw Aaltje van der Tuin restte een mogelijkheid: de kinderen aan hun lot over te laten. Zij zouden dan wel door de gemeenschap worden opgevangen. Dat gebeurde dan ook.

Aaltje zelf nam intrek bij een vriend van haar man, IJe Wijkstra, voor wie ze meer dan vriendschap was gaan voelen. Wijkstra was los arbeider, kon goed timmeren en klompen maken. Stropen deed hij ook en van het gezag moest hij niets hebben. Hij speelde trekharmonica en verzamelde wapens. Hij moet geïnteresseerd geweest zijn in occultisme en spiritisme, las daarnaast werken van de filosofen Hegel en Nietzsche. Er wordt verteld dat hij zelf ook een boek geschreven had, maar het manuscript is nooit boven tafel gekomen.

De rijksveldwachters Hermannus H.Hoving en Jan Werkman werden begraven op de begraafplaats Esserveld te Groningen.Toen de gemeenteveldwachter Van der Molen moest meedelen, dat Aaltje in Groningen voor de rechter-commissaris zou moeten verschijnen om zich daar te verantwoorden voor haar "ontaard moederschap", vond hij Wijkstra op zijn pad. In niet mis te verstane bewoordingen maakte Wijkstra duidelijk, dat ze dat in Groningen wel konden vergeten, hoeveel politiemensen men ook zou inzetten. Uiteindelijk werden vier politiemensen aangewezen om de klus te klaren. Het werden Hermannus H. Hoving, Aldert Meijer, Mient van der Molen en Jan Werkman.

Vroeg in de morgen op achttien januari 1929 trokken zij naar de woning van IJe Wijkstra aan de Rottelaan (tegenwoordig Polmalaan) onder Doezum om Aaltje van der Tuin op te halen. Wat er zich toen afspeelde is nooit helemaal duidelijk geworden. Wie schoot er als eerste? In elk geval schoot Wijkstra de vier veldwachters dood en sneed ze de keel door. Na zijn huis in brand te hebben gestoken, Het graf van de chef-gemeenteveldwachter Mient van der Molenbegaf hij zich op de fiets naar Tolbert om zich door een dokter te laten behandelen. Hijzelf was ook gewond geraakt. Deze was er niet en daarom liet hij zich per taxi vervoeren naar een ziekenhuis in Groningen om zich daar te laten behandelen. Toen men hem in het Rooms-katholieke ziekenhuis niet wilde helpen, ging hij door naar het Academisch ziekenhuis. Onderweg werd hij gearresteerd, de politie was inmiddels gealarmeerd. De rechtbank in Groningen heeft Wijkstra tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld. In hoger beroep werd dat twintig jaar. Na een vergeefse suïcidepoging overleed hij in 1941 op 46-jarige leeftijd in de Rijkskrankzinnigeninrichting in Woensel aan de gevolgen van tbc. Aaltje van der Tuin belandde uiteindelijk in de Vrouwengevangenis van Rotterdam.

Graf gemeenteveldwachter Aldert MeijerDe rijksveldwachters Hermannus H.Hoving en Jan Werkman werden begraven op de begraafplaats Esserveld te Groningen. Het graf van de chef-gemeenteveldwachter Mient van der Molen bevindt zich op het kerkhof van Grootegast.

De gemeenteveldwachter Aldert Meijer heeft zijn laatste rustplaats gevonden op het kerkhof van Opende. 

 

Literatuur

  • Nieuwe Groninger Encyclopedie, REGIO-Projekt; Groningen (1999)
  • Cor Rodenburg: Wijkstra speelde muziek voor Aaltjes kroost in: DvhN 27-01-2003

 

 

 

 

 

 

 

 


Geschreven: 22 juli 2003
Aangepast: 18 december 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Dood en begraven van het Huis van Oranje-Nassau

 

"liever dood dan overwonnen, edel bloed van Nassau"

 

Van de vier broers van Willem van Oranje zouden er drie, evenals Willem zelf, gewelddadig aan hun einde komen. Graaf Adolf sneuvelde bij Heiligerlee in 1568 en de graven Lodewijk en Hendrik sneuvelden bij de slag op de Mookerheide in 1574. Zoals bekend werd Willem van Oranje zelf in 1584 in Delft vermoord. Alleen Jan de Oude, een jongere broer, zou een natuurlijke dood sterven. Hij zou de belangrijkste geldschieter worden van zijn broer tijdens de Tachtigjarige Oorlog, of beter de Nederlandse Opstand. En in tegenstelling tot wat veel mensen denken, is niet Willem van Oranje stamvader van ons huidige vorstenhuis, maar Jan de Oude. We zouden echter graaf Lodewijk te kort doen, wanneer we het hierbij zouden laten. In 1891 werd in de Nederlands Hervormde kerk van Heumen een monument onthuld. Geen grafmonument, maar een cenotaaf ter nagedachtenis van Lodewijk en Hendrik, want evenals van graaf Adolf, is van de graven Lodewijk en Hendrik geen laatste rustplaats bekend. 

Detail grafmonumentDetail grafmonument

Hendrik van Nassau

Op 14-jarige leeftijd studeerde de jongste van de broers in Leuven. Als oudste broer moest Willem er op toezien dat Hendrik niet te veel onder de invloed van de paapse leer zou komen. Op 18-jarige leeftijd nam Hendrik, na een studie in Straatsburg ( Calvijn werkte hier van 1538-1541), samen met zijn broer Lodewijk, dienst in het leger van de Franse hugenoten. Vervolgens bood Hendrik zijn diensten aan Willem van Oranje aan en vergezelde hem op diens tweede veldtocht in 1572. Deze mislukte jammerlijk en Hendrik vertrok naar Dillenburg, het stamslot van de Nassau's, om daar met Lodewijk een nieuwe veldtocht voor te bereiden. Met een leger van Franse en Duitse soldaten trokken ze in 1574 de Nederlanden binnen, op weg naar Leiden dat sinds december 1573 werd belegerd. Op de Mookerheide werden ze echter tegengehouden door Spaanse troepen.  

Lodewijk van Nassau

Was Lodewijk van Nassau in zijn jonge jaren een echte levensgenieter, toch nam hij de verantwoordelijke taak op zich een groot deel van de correspondentie van zijn broer Willem te verzorgen. In Dresden voerde hij de onderhandelingen met de keurvorst over het huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saksen, Willem's tweede vrouw. 

Granvelle, die reeds op 21-jarige leeftijd bisschop was geworden, hield zich meer bezig met wereldlijke zaken, vooral op politiek gebied. In 1559 was hij door Filips II aangesteld als eerste adviseur van Margaretha van Parma, de landvoogdes. Moeilijker werd het toen, bij de nieuwe indeling van bisdommen in de Nederlanden, Granvelle in 1561 werd benoemd tot aartsbisschop van Mechelen en hij de kardinaalshoed ontving. De Nederlandse edelen voelden zich gepasseerd en verenigden zich tot de Liga, die aandrong op de verwijdering van Granvelle uit de Nederlanden. Daarnaast wilde zij dat alle belangrijke zaken door de Raad van State behandeld zouden worden. Ook Willem en Lodewijk sloten zich bij de Liga aan. En ze zouden zich ook aansluiten bij een volgend verbond, het Compromis. Het Compromis drong aan opheffing van de inquisitie en verzachting van de plakkaten.

Lodewijk zocht steun bij een aantal Duitse protestantse vorsten, maar de lutherse vorsten voelden niet veel voor de Nederlandse calvinisten. Op 5 april 1566 boden honderden edelen de landvoogdes in Brussel een smeekschrift aan waarin ze de Spaanse koning vroegen af te zien van een strenge geloofsvervolging. De Spaanse koning dacht hier duidelijk anders over en stuurde een jaar later Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. De graven van Egmond en Hoorne werden gevangen genomen en Willem en Lodewijk werden opgeroepen om voor de Raad van Beroerten (al snel bekend als de Bloedraad) te veschijnen. Uiteraard weigerden de Nassau's. Alva besloot hierop de zoon van Willem, Filips Willem, te gijzelen en stuurde hem naar Spanje. Na eerst via diplomatieke wegen te hebben geprobeerd de Spaanse invloed op de Nederlanden te verminderen, kozen Willem en Lodewijk nu voor de wapenen. Vanuit Duitsland vielen troepen Groningen binnen om daar de stad op de Spaanse troepen te veroveren. De Slag bij Heiligerlee wordt over het algemeen gezien als het begin van de Nederlandse Opstand. Hoewel het militair succes van de slag beperkt was, deed deze eerste gewapende opstand veel voor het moreel van de opstandige Nederlanders. Kort daarop werd Lodewijk bij Jemgum verslagen en wist hij ternauwernood te ontsnappen door de Eems over te zwemmen. Op verzoek van Willem vertrok Lodewijk naar Frankrijk om steun te zoeken bij de Franse koning. Daar had hij ook veel contact met de leider van de hugenoten, De Coligny. Hij steunde de opstand tegen Spanje. In 1572 werd in de Bartholomeusnacht De Coligny vermoord. De benodigde Franse steun bleef daardoor uit. Ziek vertrok Lodewijk naar Dillenburg, om daar met Hendrik nieuwe plannen uit te werken om Leiden te ontzetten. Met een leger 6000 man en 3000 ruiters werden ze echter verslagen bij de slag op de Mookerheide. 

De slag op de Mookerheide

De befaamde slag op de Mookerheide heeft zich grotendeels in en rond het dorp Mook afgespeeld. Tegenwoordig is de Mookerheide een klein gebied, maar destijds strekte dit gebied zich uit van het zuiden van de stad Nijmegen tot onder Mook zelf. De komst van Lodewijk naar de Nederlanden deed de Spanjaarden het beleg van Leiden opheffen en de troepen werden naar Maastricht gedirigeerd om Lodewijk te observeren en hem te beletten Holland binnen te dringen. Lodewijk was op weg naar de Betuwe, waar Willem van Oranje zich ophield. Lodewijk rukte op naar het noorden langs de rechteroever van de Maas. Spaanse troepen volgden echter de beweging van de opstandige troepen op de linkeroever. Op 13 april 1574 kwam Lodewijk in Mook aan, onwetend dat de Spaanse troepen hem voor waren en bij Grave middels een snel geslagen pontonbrug de Maas over waren gestoken. De Spaanse troepen werden gelegerd tussen Heumen en Overasselt. Een eerste schermutseling tussen ruiters eindigde nog in Nederlands voordeel, maar Lodewijk had een ongunstig gevechtsterrein gekozen en kende bovendien de ware sterkte van de vijandelijke troepen niet. Ook achtte hij zijn troepen te vermoeid voor een nieuwe verplaatsing. In de vroege ochtend van 14 april vonden de eerste gevechten plaats. Aanvankelijk wisten de Staatse troepen stand te houden, maar met nieuwe versterkingen slechten de Spaanse troepen de verschansingen. De ruiterij maakte de beslissende slag en de strijd was een verloren zaak. Lodewijk verloor 2000 man en 500 ruiters, terwijl de rest van het leger in wilde vlucht richting Gennep vertrok. Met honderden werden ze door de Spaanse troepen de moerassen in gedreven. Hoe Lodewijk en Hendrik precies aan hun einde zijn gekomen, zal wel altijd onbekend blijven. Misschien zijn hun lichamen verdwenen in een massagraf of vonden ze hun laatste rustplaats in de moerassen. Het zou meer dan 300 jaar duren voordat een gedenkteken zou worden opgericht voor beide strijders, waarbij met name Lodewijk als medegrondlegger van de onafhankelijkheid van de Nederlanden herdacht wordt.

Het gedenkteken in Heumen

In 1868 werd een nieuw monument voor graaf Adolf van Nassau onthuld in Heiligerlee en in 1888 werd in Utrecht een monument onthuld voor Jan de Oude. Lodewijk leek achter te blijven totdat van de hand van prof. dr. P.J. Blok een aantal publikaties verscheen. In 1890 werd een comité opgericht om een monument op te richten voor Lodewijk en Hendrik van Nassau. In eerste instantie was het de bedoeling een gedenkteken in de open lucht op te richten, maar men vreesde voor de invloeden van weer en wind en de daardoor ontstane kosten voor onderhoud… Vanwege het overlijden van koning Willem III werd de plechtige onthulling van het monument uitgesteld van 16 december 1890 naar 14 april 1891, de eerstvolgende verjaardag van de veldslag. Wie nu een blik zou werpen op het monument in de kerk van Heumen, zal opvallen dat het niet erg op zijn plaats lijkt. Het is haast weggedrukt tegen de zuidermuur van het schip. Oorspronkelijk stond het echter op het koor, maar met de restauratie van de kerk in 1976-1977 werd het monument verplaatst naar het schip. Eigenlijk zou het monument ook in Mook moeten staan en niet in Heumen. Misschien was het monument in het katholieke Mook niet welkom, maar met zekerheid valt dat niet te zeggen.

Het gedenktekenHet gedenkteken
Het monument is vervaardig in Franse kalksteen en marmer door F.L. Stracké. Het middendeel toont een gevleugelde figuur als allegorie op de geschiedenis. In haar hand een schrijfstift om de gebeurtenissen op schrift te stellen. Het omkranste zwaard symboliseert de onvergankelijke roem van beide broers. De figuren in de beide zijnissen stellen de Moed en Trouw voor. De Moed draagt een dobbelsteen als teken dat ze de grillige onzekerheid aandurft. De tweede figuur wordt vergezeld door een hond als teken van trouw. Boven het middenstuk bevindt zich een halfrond timpaan met het wapen van Nassau.

MoedMoed

Het geheel wordt bekroond door een knielende engel met banderol waarop de wapenspreuk van Lodewijk van Nassau staat: "Plûtot mort que vaincu généreux sang de Nassau" (liever dood dan overwonnen, edel bloed vanNassau). In de omlijsting van het middenstuk zijn verder een altaar uitgebeeld, als symbool van het vaderland, een omgekeerde toorts als teken van het geofferde leven en een speer als vrijheidssymbool. De twee klimmende leeuwen staan symbool voor de beide gesneuvelde helden.

Reliëf in de westgevel van de kerktorenReliëf in de westgevel van de kerktoren

In de westgevel van de kerktoren bevindt zich een tweede gedenkteken voor de gesneuvelde graven. Het werd in 1939 namens de bij Heumen gelegerde grenstroepen aangebracht. Het gebakken reliëf is van de hand van de Heumense kunstenaar Jacques Maris. 

  

Literatuur

  • A. Fien en H.G.M. de Heiden (sst): Een restauratie na acht eeuwen - de hervormde of st. joriskerk in heumen na de restauratie 1976-1977 (1978)
  • I.L. Uijterschout: Beknopt overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Nederlandsche krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden (1935)
  • Mirjam Beerman, Frans van Burkom, Frans Grijzenhout (red.): Beeldengids Nederland; Rotterdam (1994)
  • R.E. van Ditzhuyzen: Oranje-Nassau, een biografisch woordenboek; Haarlem (1992)

 

 


Geschreven: 22 juli 2003
Aangepast: 06 april 2024
Auteur: Leon Bok
Categorie: Dood en begraven van het Huis van Oranje-Nassau

Op zondag 6 oktober 2002 overleed Prins Claus. Sinds de dood van Wilhelmina in 1962 had Nederland geen koninklijke begrafenis meer gehad. Reden om oude draaiboeken, die eeuwenlang dienst hadden gedaan, stap voor stap aan te passen. Een koninklijke begrafenis gaat immers gepaard met veel ceremonieel, ook van militaire zijde. Met name dat laatste kan voor wat betreft Prins Claus wat vreemd overkomen omdat hij niet bij uitstek de persoon binnen ons koningshuis was die veel op leek te hebben met militaire zaken. Maar het militaire eerbetoon is nu eenmaal een traditie bij een koninklijke begrafenis en Prins Claus heeft zich er niet tegen verzet.


Geschreven: 22 juli 2002
Aangepast: 06 april 2024
Auteur: René ten Dam en Marten Mulder
Categorie: Dood en begraven van het Huis van Oranje-Nassau

In het Groninger landschap staat bij Heiligerlee het standbeeld van Graaf Adolf van Nassau, broer van Willem van Oranje. Op de voorzijde van het grote monument de tekst: '23 mei 1568. De eerste zege in de tachtigjarige worsteling voor de vrijheid der Nederlanden'. Op de rechterzijde de tekst: 'Graaf Adolf van Nassau bleef in den roemrijken slag'. Op de linkerzijde de tekst: 'Oranje met Nederland verbonden'. Op de achterzijde de tekst: '25 mei 1868. Door het nageslacht den vaderen gewijd'. Het standbeeld kan gezien worden als cenotaaf, een monument ter herinnering aan iemand die elders ligt begraven. De vraag rest dan waar graaf Adolf ligt begraven.


Geschreven: 12 juli 2002
Aangepast: 06 april 2024
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Diversen

(Waar hun wegen zich tijdens hun leven scheidden, treffen we ze nu samen aan
op de Zuiderbegraafplaats te Groningen)

Enkele notities bij de Afscheiding van 1834

In het begin van de 19e eeuw verzamelden zich op veel plaatsen in het land gelovigen, die het in de officiële kerk van die dagen niet meer konden vinden. Hun samenkomsten waren een uiting van behoefte aan "oefening in het geloof en opscherping van de liefde". Ook was het reactie op het intellectualisme van de prediking, waarin de gewone man geen geestelijk voedsel vond. Daarnaast was er het verzet tegen een hiërarchisch kerksysteem, dat de zeggenschap in de kerk in handen had gelegd van de "aanzienlijken" en de door hen gevormde besturen. En niet te onderschatten was er de invloed van het Reveil, een geestelijke opwekkingsbeweging in het begin van de 19e eeuw in Europa, waarin we in ons land mensen tegenkomen als Da Costa en Groen van Prinsterer. De druppel, die de emmer dan doet overlopen is de theologie van de Groninger Richting, waarvan Dr. Petrus Hofstede de Groot één der grondleggers is geweest. Grote tegenspeler van Hofstede de Groot werd zijn vroegere studiegenoot en vriend Hendrik de Cock. Deze laatste zou aan de wieg staan van een nieuw kerkgenootschap, al was de vorming daarvan niet zijn bedoeling. Want de acte, die door De Cock was opgesteld in die hectische tijd, luidde: 'Acte van Afscheiding of Wederkeering'.


Geschreven: 23 juli 2001
Aangepast: 06 april 2024
Auteur: René ten Dam
Categorie: Diversen

{seog:disable}Van oorsprong was het kerkhof de hof rond de kerk. Het was omsloten door een lage muur of soms een sloot of gracht met één of meerdere ingangen. Op het kerkhof liet de kerk mysteriespelen (afgeleid van het Latijnse ministerium of 'dienst') opvoeren, men hield er kermis op de dag van de herdenking van de kerkwijding en op die van de heilige aan wie de kerk was gewijd en men hield er markten. Kortom, het kerkhof was de aangewezen plek voor grote bijeenkomsten. Pas later werd er ook op het kerkhof begraven. Dat wil niet zeggen dat er geen activiteiten meer op het kerkhof plaatsvonden. Zo vergaderden de raadslieden en gilden van Utrecht tot in de vijftiende eeuw op de kerkhoven in de stad.