In het Groninger landschap staat bij Heiligerlee het standbeeld van Graaf Adolf van Nassau, broer van Willem van Oranje. Op de voorzijde van het grote monument de tekst: '23 mei 1568. De eerste zege in de tachtigjarige worsteling voor de vrijheid der Nederlanden'. Op de rechterzijde de tekst: 'Graaf Adolf van Nassau bleef in den roemrijken slag'. Op de linkerzijde de tekst: 'Oranje met Nederland verbonden'. Op de achterzijde de tekst: '25 mei 1868. Door het nageslacht den vaderen gewijd'. Het standbeeld kan gezien worden als cenotaaf, een monument ter herinnering aan iemand die elders ligt begraven. De vraag rest dan waar graaf Adolf ligt begraven.
De Slag bij Heiligerlee luidde in 1568 definitief de opstand tegen de Spaanse overheersers in, ofwel de Tachtigjarige Oorlog. De overwinning op de Spaanse troepen bij Heiligerlee was van groot belang voor het moreel van de vaderlandse troepen. Ondanks de overwinning was de veldslag geen militair succes, want Lodewijk van Nassau werd korte tijd later verslagen door de Spaanse troepen. In 1574 sneuvelde Lodewijk zelf in de Slag op de Mookerheide, evenals Hendrik van Nassau. In de muur van de kerk te Heumen (Gld.) vindt men ter herinnering aan de beide broers een reliëf met hun beeltenis. In de kerk ter herinnering aan beiden een heus grafmonument, een cenotaaf.
De Slag bij Heiligerlee
Op 23 april 1568 trok Lodewijk van Nassau via Leer Nederland binnen en bezette een dag later de Wedderborg. De Wedderborg was bezit van de katholieke Jean de Ligne, graaf van Aremberg en stadhouder van Friesland, Groningen en Overijssel, die het in 1561 gekocht had. Lodewijk was het om de stad Groningen te doen, maar dat hield de poorten gesloten. De Spaanse (of beter: de Spaansgezinde) en de vaderlandse troepen ontmoetten elkaar op de gronden van het vrouwenklooster Mons Sinaï. Dit klooster was gesticht in 1230 door Herderic van Schildwolde te Oosterlee, dat later de naam Heiligerlee kreeg.
Nadat de Spanjaarden in een hinderlaag waren gelokt, sloeg het paard van graaf Adolf op hol. Adolf kwam terecht tussen de vijandelijke troepen en vond de dood. Ook zijn tegenstander, graaf van Aremberg, verloor het leven in de strijd. Volgens sommige bronnen zou het lichaam van Adolf nooit zijn teruggevonden. Er zijn bronnen, die een ander verhaal vertellen. Zo zouden Aremberg en Adolf samen zijn opgebaard in de kloosterkerk van Mons Sinaï. Van daaruit zou Adolf zijn begraven in Midwolda, en later overgebracht naar de grote kerk van Emden (Oost- Friesland). Weer een andere bron meldt dat Adolf, na te zijn opgebaard in de kloosterkerk, met militaire eer werd bijgezet in het kasteel te Wedde. En van daar zou hij zijn overgebracht naar een stamslot in Oost-Friesland.
Dat Adolf zou zijn bijgezet in de Wedderborg mag twijfelachtig heten, aangezien deze borg het middelpunt bleef van de strijd tussen de Spaanse troepen en Lodewijk. Waarschijnlijker is dat de grote kerk van Emden zijn laatste rustplaats is geweest, omdat de protestanten uit de Nederlanden hier immers hun toevlucht hadden gevonden. Vanuit deze kerk, die de naam "Moederkerk" kreeg, werden predikanten uitgezonden naar de diverse plaatsen in de Nederlanden en in deze kerk werd in 1571 de eerste nationale synode gehouden van de Gereformeerde kerk der Nederlanden.
In het raadhuis van Emden is het vermeende harnas van Adolf van Nassau nog te zien. Dit lijkt er op te wijzen dat zijn lichaam in ieder geval is teruggevonden en vervoerd naar Emden. In de Tweede Wereldoorlog werd de grote kerk van Emden zeer ernstig beschadigd. Op een enkel grafmonument en enkele grafstenen na, is van het interieur weinig overgebleven. Binnen de ruïne is eind twintigste eeuw een protestantse bibliotheek gebouwd: de Johannes a Lasco Bibliothek. Akten in het stadsarchief van Emden geven geen enkel uitsluitsel over een mogelijke laatste rustplaats van graaf Adolf. In zijn artikel Adolf von Nassau (1540-1568).“Waar is Graaf Adolf gebleven!” in 'Verlorene Geschichten' komt Klaas-Dieter Voss, wetenschappelijk medewerker van genoemde Johannes a Lasco Bibliotheek, echter tot een opmerkelijke conclusie. Op grond van zijn onderzoek zijn er sterke aanwijzingen dat graaf Adolf zijn laatste rustplaats heeft gevonden in de Grote Kerk van Emden. Voss baseert zich met name op de uitspraken van twee belangrijke chroniqueurs namelijk Henricus Paulinus (gestorven in 1602), secretaris van de stad Emden en Abel Eppens tho Equart (1534- 1590), eigenerfde boer, schrijver en gedeputeerde van de Ommelanden. Beiden leefden en waren werkzaam ten tijde van de gebeurtenissen rondom de slag bij Heiligerlee. Vanwege zijn protestantse geloofsovertuiging verbleef Eppens als vluchteling van 1580 tot zijn dood in 1590 in Emden. Van de hand van Paulinus verscheen in 1663 te Emden zijn Rerum Belgicarum Historia Philippo II Hispaniarum Rege et Belgarum Principe. Van de hand van Abel Eppens verscheen het werk, dat we kennen als De Kroniek van Abel Eppens tho Equart. Spreekt Paulinus in zijn genoemd werk van het overbrengen van het stoffelijk overschot naar een naburige stad in het Duitse Rijk, Eppens noemt de stad met name. In zijn Kroniek plaatst hij na de bekende regels uit het Wilhelmus: “Graeff Adolf is ghebleven in Vrieslandt in den slach, Zijn zeel int ewich leven verwacht den jongsten dach” tussen haken: (“to Embden begraven int portael van der heren graffenisse”).
Graaf Adolf wordt herdacht in het vierde couplet van het Wilhelmus:
'Lijf ende goedt te zamen, heb ick oock niet verschoont,
Mijn broeders hoogh van namen, hebben dit ook betoont.
Graaf Adolph is gebleven in Vrieslandt in den slagh,
Zijn ziel in 't eeuwig leven, verwacht den jongsten dagh.'
Paulinus heeft de stad niet met name genoemd. Het zal mogelijk te maken hebben gehad dat de schrijver wilde waken voor de neutraliteit van de stad en de plaats van het graf niet wilde noemen. Ongetwijfeld is dat ook de reden geweest dat Graaf Adolf niet in de grafkelder van de graven van Ostfriesland en zonder al teveel ophef ter aarde werd besteld; wel in de Grote Kerk, maar zonder een zerk waarop zijn naam en waardigheid zou zijn vermeld. Waar zich dan dat graf zou moeten bevinden, daarvan spreekt Eppens. Het zogenaamde Gruftbuch van de Grote Kerk, dat in het begin van de 17e eeuw werd aangelegd door het lid van de Raad van de stad Emden Joh. Djurken, maakt een en ander nog concreter. Uit dit Gruftbuch valt op te maken dat Graaf Adolf begraven moet zijn in een graf (beschreven als “Dat Grafft int Poortael”), dat beschikbaar werd gesteld door de uit Groningen afkomstige Evert Janssen. Belangrijker en doorslaggevender echter dan de vraag of dit wel een graf was overeenkomstig de waardigheid van graaf Adolf, is ongetwijfeld de overweging geweest niet te verwijzen naar het stoffelijk overschot, om zo te voorkomen dat het ooit in handen zou kunnen vallen van vijandige troepen.
Het monument
In 1826 werd in Heiligerlee het eerste gedenkteken opgericht, een geknotte gedenknaald met daarop een urn. Het opschrift luidde: 'Den overwonnen held Graaf Adolf van Nassau hier ten plaatse voor 's lands vrijheid gesneuveld den 23e Mei 1568'. Het monument raakte echter vervallen. Ter gelegenheid van de driehonderdjarige sterfdag van graaf Adolf in 1868 werd een wedstrijd uitgeschreven om hem te herdenken met een grootser monument. Het winnende ontwerp was van de schilder J.H. Egenberger en architect P. Schenkenberg van Mierop. Omdat Egenberger nauwelijks praktische ervaring had als beeldhouwer werd de Belg Joseph Geels aangetrokken voor de uitvoering. Egenberger had een stenen beeldengroep ontworpen met een stervende Adolf, ondersteund door een wraakzuchtige Nederlandse maagd met achter haar de krijgszuchtige Nederlandse leeuw. Op 23 mei 1868 legden kroonprins Willem en prins Hendrik de Zeevaarder de eerste steen. Het monument werd voltooid in 1872, maar in verband met de hofrouw na aanleiding van het overlijden van prinses Amalia vond de officiële onthulling door koning Willem III pas plaats op 23 mei 1873. Nicolaas Beets droeg een gedicht voor.
Omdat het te duur was om het beeld in brons te laten gieten, is het monument in steen uitgevoerd. Schenkenberg van Mierop had de beeldengroep bovendien op een heuvel van 'noordsche steen' willen plaatsen, maar dit bleek financieel niet haalbaar. Door de Frans-Duitse oorlog van 1870 tot 1871 was het moeilijk om aan materiaal te komen, zodat Geefs zich genoodzaakt zag om vier verschillende soorten natuursteen te gebruiken in plaats van Frans kalksteen. Om het geheel er toch als kalksteen te laten uitzien, werd het beeld in één kleur overgeschilderd. Maar omdat de diverse steensoorten verschillend reageerden op de weersomstandigheden, ontstonden er voor de onthulling al problemen. In latere jaren gingen ook de ijzeren ankers roesten die de onderdelen met elkaar verbonden. In de twintigste eeuw was de staat van het monument dusdanig dat verschillende ingrijpende restauraties in 1974, 1987-1988 en 1996 nodig waren om het in ere te herstellen.
In ieder geval tot in de jaren vijftig is het monument omringd geweest door grind en een gietijzeren hekwerk. Mogelijk is het hekwerk bij de restauratiewerkzaamheden in de jaren zeventig verwijderd.
Nieuw onderzoek
De Groninger historicus Lammert Doedens doet al ruim twintig jaar onderzoek gedaan naar de laatste rustplaats van graaf Adolf. Daarbij kwam hij tot de theorie dat Adolf niet in Emden, maar in Oldenburg is bijgezet, dit in afwachting van de mogelijkheid hem later in Nassau te begraven. Het onderzoek van Doedens spitste zich aanvankelijk toe op een aantal grafkisten met ongeidentificeerde resten in de Lambertkirche van Oldenburg. Na verschillende mislukte pogingen om DNA-materiaal te achterhalen bij familieleden van Adolf, lukte dat in februari 2020 bij nazaten van Jan van Nassau, de broer van Adolf en Willem. Deze nazaten zijn bijgezet in de kerk van Dillenburg, waar zich vroeger het stamslot van de familie bevond. In april 2020 bleek echter dat de resten in de kerk van Oldenburg niet toebehoren aan graaf Adolf. Vooralsnog blijft de theorie dat Adolf in Emden is bijgezet overeind.
Literatuur
- Mirjam Beerman, Frans van Burkom, Frans Grijzenhout (red.): Beeldengids Nederland; Rotterdam (1994)
- R.E. van Ditzhuyzen: Oranje-Nassau, een biografisch woordenboek; Haarlem (1992)
- N. Japikse: Geschiedenis van het huis van Oranje-Nassau; Den Haag (1948)
- Cees van Raak: Heden vredig ontslapen, funeraire geschiedenis van het huis Oranje-Nassau; Bussum (1995)
- I.L. Uijterschout: Onze gedenkteekenen - een nationaal bezit; 's-Gravenhage (1941)
- Emerentia van Heuven-van Nes e.a. Monumenten voor Nassau en Oranje; Rotterdam (2004)
- N.N.: Groningen, Gids voor cultuur en landschap; Bedum (1999)
- N.N.: Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)
- Klaas-Dieter Voss: 'Adolf von Nassau (1540-1568). "Waar is Graaf Adolf gebleven!"', in: Verlorene Geschichten - vergeeten Verhaal? (Hg. Kultur am Emsdelta e.V.), Emden 2010, S. 74-79.
- Marinus van der Laan, 'Zoektocht naar knekels graaf Adolf'; Dagblad van het Noorden 25-01-2016
- 'Grafkisten Oranjes geopend in zoektocht naar graaf Adolf'; RTV Noord, 17-02-2020
- 'Resten in grafkist blijven niet van graaf Adolf van Nassau (update)'; RTV Noord, 16-04-2020
Bron
- Archivaris Stadtarchiv Emden