"liever dood dan overwonnen, edel bloed van Nassau"
Van de vier broers van Willem van Oranje zouden er drie, evenals Willem zelf, gewelddadig aan hun einde komen. Graaf Adolf sneuvelde bij Heiligerlee in 1568 en de graven Lodewijk en Hendrik sneuvelden bij de slag op de Mookerheide in 1574. Zoals bekend werd Willem van Oranje zelf in 1584 in Delft vermoord. Alleen Jan de Oude, een jongere broer, zou een natuurlijke dood sterven. Hij zou de belangrijkste geldschieter worden van zijn broer tijdens de Tachtigjarige Oorlog, of beter de Nederlandse Opstand. En in tegenstelling tot wat veel mensen denken, is niet Willem van Oranje stamvader van ons huidige vorstenhuis, maar Jan de Oude. We zouden echter graaf Lodewijk te kort doen, wanneer we het hierbij zouden laten. In 1891 werd in de Nederlands Hervormde kerk van Heumen een monument onthuld. Geen grafmonument, maar een cenotaaf ter nagedachtenis van Lodewijk en Hendrik, want evenals van graaf Adolf, is van de graven Lodewijk en Hendrik geen laatste rustplaats bekend.
Hendrik van Nassau
Op 14-jarige leeftijd studeerde de jongste van de broers in Leuven. Als oudste broer moest Willem er op toezien dat Hendrik niet te veel onder de invloed van de paapse leer zou komen. Op 18-jarige leeftijd nam Hendrik, na een studie in Straatsburg ( Calvijn werkte hier van 1538-1541), samen met zijn broer Lodewijk, dienst in het leger van de Franse hugenoten. Vervolgens bood Hendrik zijn diensten aan Willem van Oranje aan en vergezelde hem op diens tweede veldtocht in 1572. Deze mislukte jammerlijk en Hendrik vertrok naar Dillenburg, het stamslot van de Nassau's, om daar met Lodewijk een nieuwe veldtocht voor te bereiden. Met een leger van Franse en Duitse soldaten trokken ze in 1574 de Nederlanden binnen, op weg naar Leiden dat sinds december 1573 werd belegerd. Op de Mookerheide werden ze echter tegengehouden door Spaanse troepen.
Lodewijk van Nassau
Was Lodewijk van Nassau in zijn jonge jaren een echte levensgenieter, toch nam hij de verantwoordelijke taak op zich een groot deel van de correspondentie van zijn broer Willem te verzorgen. In Dresden voerde hij de onderhandelingen met de keurvorst over het huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saksen, Willem's tweede vrouw.
Granvelle, die reeds op 21-jarige leeftijd bisschop was geworden, hield zich meer bezig met wereldlijke zaken, vooral op politiek gebied. In 1559 was hij door Filips II aangesteld als eerste adviseur van Margaretha van Parma, de landvoogdes. Moeilijker werd het toen, bij de nieuwe indeling van bisdommen in de Nederlanden, Granvelle in 1561 werd benoemd tot aartsbisschop van Mechelen en hij de kardinaalshoed ontving. De Nederlandse edelen voelden zich gepasseerd en verenigden zich tot de Liga, die aandrong op de verwijdering van Granvelle uit de Nederlanden. Daarnaast wilde zij dat alle belangrijke zaken door de Raad van State behandeld zouden worden. Ook Willem en Lodewijk sloten zich bij de Liga aan. En ze zouden zich ook aansluiten bij een volgend verbond, het Compromis. Het Compromis drong aan opheffing van de inquisitie en verzachting van de plakkaten.
Lodewijk zocht steun bij een aantal Duitse protestantse vorsten, maar de lutherse vorsten voelden niet veel voor de Nederlandse calvinisten. Op 5 april 1566 boden honderden edelen de landvoogdes in Brussel een smeekschrift aan waarin ze de Spaanse koning vroegen af te zien van een strenge geloofsvervolging. De Spaanse koning dacht hier duidelijk anders over en stuurde een jaar later Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. De graven van Egmond en Hoorne werden gevangen genomen en Willem en Lodewijk werden opgeroepen om voor de Raad van Beroerten (al snel bekend als de Bloedraad) te veschijnen. Uiteraard weigerden de Nassau's. Alva besloot hierop de zoon van Willem, Filips Willem, te gijzelen en stuurde hem naar Spanje. Na eerst via diplomatieke wegen te hebben geprobeerd de Spaanse invloed op de Nederlanden te verminderen, kozen Willem en Lodewijk nu voor de wapenen. Vanuit Duitsland vielen troepen Groningen binnen om daar de stad op de Spaanse troepen te veroveren. De Slag bij Heiligerlee wordt over het algemeen gezien als het begin van de Nederlandse Opstand. Hoewel het militair succes van de slag beperkt was, deed deze eerste gewapende opstand veel voor het moreel van de opstandige Nederlanders. Kort daarop werd Lodewijk bij Jemgum verslagen en wist hij ternauwernood te ontsnappen door de Eems over te zwemmen. Op verzoek van Willem vertrok Lodewijk naar Frankrijk om steun te zoeken bij de Franse koning. Daar had hij ook veel contact met de leider van de hugenoten, De Coligny. Hij steunde de opstand tegen Spanje. In 1572 werd in de Bartholomeusnacht De Coligny vermoord. De benodigde Franse steun bleef daardoor uit. Ziek vertrok Lodewijk naar Dillenburg, om daar met Hendrik nieuwe plannen uit te werken om Leiden te ontzetten. Met een leger 6000 man en 3000 ruiters werden ze echter verslagen bij de slag op de Mookerheide.
De slag op de Mookerheide
De befaamde slag op de Mookerheide heeft zich grotendeels in en rond het dorp Mook afgespeeld. Tegenwoordig is de Mookerheide een klein gebied, maar destijds strekte dit gebied zich uit van het zuiden van de stad Nijmegen tot onder Mook zelf. De komst van Lodewijk naar de Nederlanden deed de Spanjaarden het beleg van Leiden opheffen en de troepen werden naar Maastricht gedirigeerd om Lodewijk te observeren en hem te beletten Holland binnen te dringen. Lodewijk was op weg naar de Betuwe, waar Willem van Oranje zich ophield. Lodewijk rukte op naar het noorden langs de rechteroever van de Maas. Spaanse troepen volgden echter de beweging van de opstandige troepen op de linkeroever. Op 13 april 1574 kwam Lodewijk in Mook aan, onwetend dat de Spaanse troepen hem voor waren en bij Grave middels een snel geslagen pontonbrug de Maas over waren gestoken. De Spaanse troepen werden gelegerd tussen Heumen en Overasselt. Een eerste schermutseling tussen ruiters eindigde nog in Nederlands voordeel, maar Lodewijk had een ongunstig gevechtsterrein gekozen en kende bovendien de ware sterkte van de vijandelijke troepen niet. Ook achtte hij zijn troepen te vermoeid voor een nieuwe verplaatsing. In de vroege ochtend van 14 april vonden de eerste gevechten plaats. Aanvankelijk wisten de Staatse troepen stand te houden, maar met nieuwe versterkingen slechten de Spaanse troepen de verschansingen. De ruiterij maakte de beslissende slag en de strijd was een verloren zaak. Lodewijk verloor 2000 man en 500 ruiters, terwijl de rest van het leger in wilde vlucht richting Gennep vertrok. Met honderden werden ze door de Spaanse troepen de moerassen in gedreven. Hoe Lodewijk en Hendrik precies aan hun einde zijn gekomen, zal wel altijd onbekend blijven. Misschien zijn hun lichamen verdwenen in een massagraf of vonden ze hun laatste rustplaats in de moerassen. Het zou meer dan 300 jaar duren voordat een gedenkteken zou worden opgericht voor beide strijders, waarbij met name Lodewijk als medegrondlegger van de onafhankelijkheid van de Nederlanden herdacht wordt.
Het gedenkteken in Heumen
In 1868 werd een nieuw monument voor graaf Adolf van Nassau onthuld in Heiligerlee en in 1888 werd in Utrecht een monument onthuld voor Jan de Oude. Lodewijk leek achter te blijven totdat van de hand van prof. dr. P.J. Blok een aantal publikaties verscheen. In 1890 werd een comité opgericht om een monument op te richten voor Lodewijk en Hendrik van Nassau. In eerste instantie was het de bedoeling een gedenkteken in de open lucht op te richten, maar men vreesde voor de invloeden van weer en wind en de daardoor ontstane kosten voor onderhoud… Vanwege het overlijden van koning Willem III werd de plechtige onthulling van het monument uitgesteld van 16 december 1890 naar 14 april 1891, de eerstvolgende verjaardag van de veldslag. Wie nu een blik zou werpen op het monument in de kerk van Heumen, zal opvallen dat het niet erg op zijn plaats lijkt. Het is haast weggedrukt tegen de zuidermuur van het schip. Oorspronkelijk stond het echter op het koor, maar met de restauratie van de kerk in 1976-1977 werd het monument verplaatst naar het schip. Eigenlijk zou het monument ook in Mook moeten staan en niet in Heumen. Misschien was het monument in het katholieke Mook niet welkom, maar met zekerheid valt dat niet te zeggen.
Het monument is vervaardig in Franse kalksteen en marmer door F.L. Stracké. Het middendeel toont een gevleugelde figuur als allegorie op de geschiedenis. In haar hand een schrijfstift om de gebeurtenissen op schrift te stellen. Het omkranste zwaard symboliseert de onvergankelijke roem van beide broers. De figuren in de beide zijnissen stellen de Moed en Trouw voor. De Moed draagt een dobbelsteen als teken dat ze de grillige onzekerheid aandurft. De tweede figuur wordt vergezeld door een hond als teken van trouw. Boven het middenstuk bevindt zich een halfrond timpaan met het wapen van Nassau.
Het geheel wordt bekroond door een knielende engel met banderol waarop de wapenspreuk van Lodewijk van Nassau staat: "Plûtot mort que vaincu généreux sang de Nassau" (liever dood dan overwonnen, edel bloed vanNassau). In de omlijsting van het middenstuk zijn verder een altaar uitgebeeld, als symbool van het vaderland, een omgekeerde toorts als teken van het geofferde leven en een speer als vrijheidssymbool. De twee klimmende leeuwen staan symbool voor de beide gesneuvelde helden.
In de westgevel van de kerktoren bevindt zich een tweede gedenkteken voor de gesneuvelde graven. Het werd in 1939 namens de bij Heumen gelegerde grenstroepen aangebracht. Het gebakken reliëf is van de hand van de Heumense kunstenaar Jacques Maris.
Literatuur
- A. Fien en H.G.M. de Heiden (sst): Een restauratie na acht eeuwen - de hervormde of st. joriskerk in heumen na de restauratie 1976-1977 (1978)
- I.L. Uijterschout: Beknopt overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Nederlandsche krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden (1935)
- Mirjam Beerman, Frans van Burkom, Frans Grijzenhout (red.): Beeldengids Nederland; Rotterdam (1994)
- R.E. van Ditzhuyzen: Oranje-Nassau, een biografisch woordenboek; Haarlem (1992)