Nieuwsbrief
In de provincie Limburg vinden we een grote verscheidenheid aan toegangshekken bij begraafplaatsen. Net als elders in Nederland zijn metaal en baksteen veel gebruikte materialen. Maar er is een materiaal dat in Limburg is toegepast, dat in slechts geringe mate in andere provincies te vinden is.
Op het kerkhof bij 'het kerkje aan de zee' in Urk is een stuk geschiedenis af te lezen van dit oude vissersdorp. Het kerkje stamt uit 1786, het werd opgebouwd nadat de voorganger in 1714 als gevolg van een zware storm was ingestort. De graven in de kerk werden bij de restauratie geruimd en de resten werden in een verzamelgraf op het kerkhof bijgezet.
De eerste steen in 1786 werd gelegd uit naam van Henrik Hooft, een burgemeester van Amsterdam en ambachtsheer van Urk en Emmeloord. Bestuurszaken van de heerlijkheid Urk werden in die tijd vanuit Amsterdam geregeld. Pas na de Franse tijd zou Urk een zelfstandige gemeente worden.
Op het kerkhof liggen vele slachtoffers van de zee, maar wordt ook duidelijk dat velen op zee zijn gebleven. Ook liggen er die zijn geboren op het voormalige eiland Schokland, maar het leven lieten in Urk. Halverwege de negentiende eeuw werden zij gedwongen het eiland Schokland te verlaten.
De tijd heeft de getoonde prentbriefkaart ingehaald. De bomenrij is verdwenen want aan deze zijde is het kerkhof in de oorlog uitgebreid. Nu liggen hier ook graven. In de jaren vijftig werd een nieuwe begraafplaats aangelegd buiten Urk. Intussen is deze ook begraafplaats vol en alweer vervangen door een begraafplaats uit 1974. De kaart heeft als poststempel 15 juni 1915.
In de jongste provincie van Nederland vinden we vooral hekwerken van na de Tweede Wereldoorlog. Het oudste toegangshek dat de provincie kent, staat op het kerkhof in Urk. Dat hek dateert van 1876 en is een traditioneel smeedijzeren hek tussen gietijzeren pijlers.
Wie aan Holten denkt, denkt aan de Holterberg. En aan het Canadese War Cemetery daar. Op de prentbriefkaart zijn nog de kruizen te zien die in het begin de graven markeerden.
In het voorjaar van 1945 passeerde het Tweede Canadese Korps Holten tijdens de opmars naar het noorden van Nederland. De Commandant, Lt. Generaal G.G. Simonds leek het gebied op de Holterberg een passende laatste rustplaats voor zijn gevallen landgenoten. De burgemeester van Holten, Mr. W.H. Enklaar, deed wat in zijn macht lag om de begraafplaats te laten realiseren. De begraafplaats werd aangelegd door Canadese soldaten, die moesten wachten op hun repatriëring naar hun vaderland, volgens de richtlijnen van de Commonwealth War Graves Commission (C.W.G.C.).
Het terrein werd geëgaliseerd en er werden terrassen aangelegd. De eerste soldaten die er werden begraven waren Canadese soldaten die waren omgekomen in de omgeving van Holten. Hun graven liggen in het eerste vak links van de ingang. Tot de zomer van 1946 werden de lichamen van Canadese soldaten die waren omgekomen in Nederland of Noord-Duitsland in Holten begraven. Bijna 1.400 in totaal. Achteraf bleek het geplande terrein te groot. Het voorste deel van de begraafplaats werd daarom ingericht als heidetuin. Het Ministerie van Oorlog zorgde uiteindelijk dat het stuk land geschonken werd aan het Canadese Gouvernement. Nog steeds is de begraafplaats Canadees grondgebied.
In het najaar van 2011 werd een informatiecentrum geopend bij de begraafplaats. Er is ondermeer een database beschikbaar waarin informatie te vinden is over alle 1355 in de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde Canadese soldaten die hier begraven liggen.