Nieuwsbrief
Wellicht dat u, net zoals ik, regelmatig hebt rondgelopen op een begraafplaats met enige aandrang. Op veel begraafplaatsen rest dan vaak alleen burgerlijke ongehoorzaamheid... Grotere begraafplaatsen kennen evenwel nette toiletgebouwtjes of toiletblokken bij aula of poortgebouw. Netjes en modern comfort die voor veel bezoekers onmisbaar is. Maar ook op kleinere begraafplaatsen en kerkhoven was behoefte aan een fatsoenlijke gelegenheid voor de toiletgang van kerkgangers of begraafplaatsbezoekers. Veel van die gelegenheden zijn dan ook vastgebouwd aan het kerkgebouw of de toren. In sommige gevallen vraag je wel eens af hoe men tientallen jaren geleden nou aankeek tegen het idee dat iemand hooguit een halve meter van een graf zijn behoefte deed! Toch kennen nog tientallen begraafplaatsen en kerkhoven een pisbak of kakdoos. Veel van die gelegenheden zijn in onbruik geraakt omdat wellicht het niet meer op prijs werd gesteld of juist gewoon omdat de stank te erg werd.
In het Friese Langezwaag, nabij Heerenveen, kan op het kerkhof bij de hervormde kerk geen plas meer gedaan worden. Wel kan men zijn afval kwijt in een wat vreemd ogend hokje dat tegen de kerk is aangebouwd. Bij nadere beschouwing blijkt het hokje een dubbel urinoir te zijn. Als materiaal heeft men hier gebruik gemaakt van dunne betonplaten die afgewerkt zijn met een gritlaag. Met behulp van die betonplaten kon men een eenvoudige constructie maken die als een H-vorm tegen de kerkmuur is geplaatst. De platen zijn aan elkaar gezet met ijzeren stangen. Het geheel is geplaatst op een betonnen voet. De afvoer is waarschijnlijk aangesloten op het riool, net als die van het geëmailleerde wasbakje dat even verderop aan de muur is gehangen. Een aardig detail van dit urinoir is te zien in de afwerking van de bovenzijde van de voorste wand: een getrapte rand die een beetje de zakelijke stijl verraad en ook een voorzichtige datering mogelijk maakt. Het urinoir dateert mogelijk van net voor de Tweede Wereldoorlog, maar ook de jaren vijftig is nog mogelijk. Het urinoir is in ieder geval in onbruik geraakt en wordt nu gebruikt als een afvalplaats waar oude planten en potten van het kerkhof worden verzameld.
Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van maart 2009
Wellicht dat u, net zoals ik, regelmatig hebt rondgelopen op een begraafplaats met enige aandrang. Op veel begraafplaatsen rest dan vaak alleen burgerlijke ongehoorzaamheid! Grotere begraafplaatsen kennen evenwel nette toiletgebouwtjes of toiletblokken bij aula of poortgebouw. Netjes en modern comfort die voor veel bezoekers onmisbaar is.
Maar in het verleden was er natuurlijk ook al behoefte aan een fatsoenlijke gelegenheid voor de toiletgang van kerkgangers of begraafplaatsbezoekers. Veel van die gelegenheden zijn dan ook vastgebouwd aan het kerkgebouw of de toren. In sommige gevallen vraag je wel eens af hoe men tientallen jaren geleden nou aankeek tegen het idee dat iemand hooguit een halve meter van een graf zijn behoefte deed! Toch kennen nog tientallen begraafplaatsen en kerkhoven een pisbak of kakdoos. Veel van die gelegenheden zijn in onbruik geraakt omdat wellicht het niet meer op prijs werd gesteld of juist gewoon omdat de stank te erg werd.
Op het rooms-katholieke kerkhof van Oosteind in de gemeente Oosterhout (NB) kan men nog gewoon zijn plas doen. Afgescheiden van het kerkhof door een bakstenen muur met een halve ezelsrug vinden we hier twee urinoirs. Vaak zijn de gelegenheden er alleen voor mannen, net zoals hier. Het urinoir is mogelijk gebouwd in 1925 na een verbouwing aan de kerk. De twee urinoirs zijn feitelijk niets anders dan een betonnen wand met tussenschot en lager gelegen opvangbak. De ruimte is betegeld, net als het pad dat er naar toe leidt. De drempel bestaat uit een bakstenen rollaag. Aandacht voor detail had men ook want op de hoeken van de muur bevinden zich hardstenen hoekstukken. De nu geheel open toegang vertoont sporen die er op wijzen dat er mogelijk nog een afsluiting voor heeft gezeten.
Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van november 2008
Voor veel begraafplaatsen was de bouw van een lijkenhuisje, verplicht gesteld vanaf 1872, een behoorlijk probleem. In sommige gevallen beschikte men nauwelijks over de middelen, maar vooral over het nut van zo'n huisje werd getwijfeld. Er werden dan ook nogal inventieve oplossingen gevonden waarbij veel geld uitgespaard werd. Zo zijn in het land diverse lijkenhuisje in de oksel van toren en schip van een kerk gebouwd. Ze vallen soms nauwelijks op, maar die in Marum is zo fel gekleurd dat die niet gemakkelijk over het hoofd gezien kan worden. Het huisje is aan de achterzijde van de oude hervormde kerk geplaatst. Aan materiaal heeft het huisje niet veel gekost. Op een laag muurwerk is een lange houten wand geplaatst, aan de korte kant een deur en een lessenaardak maakt het huisje af. Het materiaal voor twee andere wanden, alsmede een extra hoeveelheid dakpannen kon hiermee bespaard blijven. In de archieven wordt het huisje pas vermeld in 1930 als het huisje hersteld moet worden.
Zoals uit deze reeks wel duidelijk wordt, zijn lijkenhuisjes er in allerlei soorten en maten. Combinaties in functies zijn vrij algemeen. Zo ook bij het lijkenhuisje op de Rooms-katholieke begraafplaats St. Petrus Banden in Oirschot. Het staat centraal op het oude deel van de begraafplaats, precies in de as van het middenpad. Maar wat men ziet als men deze begraafplaats betreedt is een fraaie gevel met een ruime nis en een calvariegroep tegen een coulisse van een drietal linden. Wie echter verder de begraafplaats oploopt zal verbaasd naar het huisje kijken dat zich achter de gevel uitstrekt. Dit is het lijkenhuisje.
Het geheel is in een neogotische stijl opgetrokken en dateert van omstreeks 1880-1890. De voorgevel is bewust breder en hoger opgetrokken dan de overige gevels. Op de zwaar aangezette hoekpijlers staan twee witte beelden, links Maria en rechts Johannes. In het midden, op een uitgemetselde console, is een uitkragend basement aangebracht dat dient als basis voor een houten kruis met corpus. Aan de voet van het kruis liggen twee schedels.
De korfboognis in de gevel is, bevatte eerst een door de Oirschotse kunstenaar J. Kruijsen op spaanplaat geschilderde Bewening, daterend van rond 1925. Inmiddels is deze plaat, na in verval te zijn geraakt, vervangen door een natuurstenen plaat met de inscriptie 'Uit Gods hand in Gods hand'. Daaronder zijn de namen aangebracht van de pastoors die vanaf 1830 de parochie hebben geleid.
Het eenlaags baarhuisje dat zich achter de voorgevel uitstrekt staat op een rechthoekige plattegrond en wordt gedekt door een zadeldak met rode tuile-du-nord pannen. In de linker zijgevel is een getoogde deur aangebracht waarvan de dorpel zich op ongeveer 30 centimeter boven het maaiveld bevindt. Naast de deur is hier nog een ijzeren vierruits raam aangebracht in een getoogd venster. Aan de achterzijde is in de korte gevel een getoogde dubbele inrijpoort aangebracht. Hier is niet zo lang geleden een afdak aangebracht waaronder het gereedschap is aangebracht dat bezoekers kunnen gebruiken. De rechter zijgevel bevat alleen een ijzeren rondlichtvenster.
Van belang voor het ensemble zijn de drie achter het huisje geplante linden. Deze zijn waarschijnlijk niet lang na de bouw van het huisje geplant en maken dat dit huisje goed uitkomt. Het huisje is, samen met enkele andere grafmonumenten op de begraafplaats, op de lijst van beschermde rijksmonumenten geplaatst. De omschrijving is echter niet echt accuraat.
Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van juni 2008