Als bloemen bij het graf
Dominee Jacobus Hondius heeft 57 jaar zijn dienstwerk verricht als predikant op Den Burg, Texel. Beroepen op 23 maart 1728, werd hij er op 13 juni 1728 als predikant bevestigd. Hij overleed op 1 mei 1785 op 80-jarige leeftijd, nog volop aan het werk. Toch zal die leeftijd van invloed zijn geweest bij de werkzaamheden in zijn laatste levensjaren. Het rouwbord spreekt van oud en afgeleefd. Hondius is niettemin een gewaardeerde dominee geweest. Op de zerk, die zijn graf afsloot lezen we:
Schoon d’aard het sterf’lijk deel ontfing
Zij altoos s Mans hoedaanigheeden
Van Godsvrugt Vreede, minnlijkheeden
Bij t Nageslacht in Zeegening.
Het is nauwelijks meer voorstelbaar dat het dorp Heveskes heeft bestaan en een rijke geschiedenis heeft gehad. Een dorp met een steenhuis, voorloper van een borg, en een klooster in de nabijheid. Desolaat staat nu een kerk middenin een industriegebied. Dorpen moesten er voor verdwijnen, mensen losgerukt uit gemeenschappen, die hen dierbaar waren. Het kerkgebouw lijkt nog te waken over wie hier hun laatste rustplaats vonden. Hoe gehavend ook, de zerken bij de ingang van de kerk vertellen het verhaal van een rijk verleden. Van de strijd tegen het water en het banen van wegen naar zee. Van het bouwen en in stand houden van dijken en die voorzien van zijlen, een soort sluizen, om overvloedig water naar zee te kunnen afvoeren. Dorpen ontleenden er hun naam aan, zoals Termunterzijl en Delfzijl.
Het grafdicht op de zerk van dominee Hildebrandt Janssonius (1676-1750)
De grafsteen op het graf van Jannes Smit op de Zuiderbegraafplaats in Assen ademt een diep geloof. Onder het gekroonde kruis zijn de woorden: God is liefde aangebracht. De grafsteen is voorzien van een grafdicht:
Roem wereld uw schatten
Gij kunt niet bevatten
Hoe rijk ik wel ben
k Heb alles verloren
Mijn Jezus verkoren
Wiens eigen ik ben
Het is een couplet uit het stichtelijk gedicht van Hieronymus van Alphen: De rijke Bedelaar. De nabestaanden hebben de woorden van dit couplet als door Jannes uitgesproken op de steen laten plaatsen. Om het couplet heel persoonlijk te laten zijn, heeft men de oorspronkelijke laatste twee regels: Maar Jezus verkoren Wiens rijkdom ik ken, gewijzigd in de woorden: Mijn Jezus verkoren Wiens eigen ik ben.
Grote sociale tegenstellingen hebben het gebied waarvan Nieuweschans deel uitmaakt getekend. De schrijver Frank Westerman beschreef het in zijn 'Graanrepubliek'; de zanger en regionaal radiopresentator Alex Vissering bezong het in het lied 'De Groanrepubliek'. De diepe kloven, die ontstonden, waren en zijn vaak nog moeilijk te overbruggen.
In het grafdicht op de achterzijde van het grafmonument van het echtpaar Zuidland-Jansen wordt de tegenstelling aangestipt in de woorden heer en bedelaar, maar ook de gelijkheid van mensen, wanneer ze gestorven zijn.
hier rust heer en bedelaar
allen vredig naast elkaar
en is hun woning nog zo fijn
d’ inhoud blijft gelijk net mijn
Die gelijkheid is treffend weergegeven in de zin: d’ inhoud blijft gelijk. Bedoelde inhoud is de inhoud van het graf, dat in het grafdicht hun woning wordt genoemd. Duidt de eerste regel op de tegenstelling: heer en bedelaar, de tweede regel geeft de overbrugging van die tegenstelling aan: allen vredig naast elkaar. In het grafdicht wordt ook gewezen op ongelijkheid, wanneer de dichter spreekt: en is hun woning nog zo fijn, het ene graf is immers wat uitstraling betreft het andere niet; nog maar te zwijgen over de verschillenden “klassen” op een begraafplaats.
In elk geval is de boodschap van het grafdicht duidelijk.
Het is een bekend gegeven dat grafdichten rouleren. Op verschillende begraafplaatsen ontdek je identieke grafdichten, of grafdichten, die op onderdelen zijn aangepast aan de levensgeschiedenis van een overledene.
Een en ander kan ook voorkomen op dezelfde begraafplaats, zoals op de begraafplaats Oosterse Es te Appelscha.
Jeen Pieters Stoker was 23 jaar, toen hij overleed in 1908.
Het grafdicht is toespitst op zijn jeugdige leeftijd:
Bouw niet op jeugd noch
frissche leên
Op beide mocht hij zich
beroemen,
Die sluimert onder
deze steen;
De schoonste zijn de
teêrste bloemen.
De rode torenspits is op afstand duidelijk herkenbaar. Het is de torenspits van de kerk van Terband, even ten noorden van het klaverblad van de A7 en de A32, dat Terband scheidt van Heerenveen. Op het ruime en fraaie kerkhof bevindt zich het kerkgebouw, dat in 1845 de oude en vervallen kerk, gewijd aan de Heilige Catharina, verving. Treft het kerkgebouw al door haar bouwstijl, dat van het neoclassicisme, de grafmonumenten niet minder. Niet in het minst geldt dat de zerk op het graf van Jan Jacob Woltman. Met name het gedicht treft een gevoelige snaar.
Jan Jacob leefde slechts één jaar.
Voor immer blijft gij leven,
In onze erinnering,
De geur is na gebleven,
Ook toen de bloem verging.
Bij de stèle van Tjaakje Luikens Dijkema op het kerkhof van Bellingwolde.
Tjaakje Luikens Dijkema overleed op 18 november 1838, nog maar 21 jaar oud.
Haar vader, de landbouwer Luiken Pieters Dijkema, leefde al niet meer. Hij overleed, 66 jaar oud, op 15 augustus 1835. Ten tijde van zijn overlijden was hij burgemeester van Nieuweschans.
Op de stèle van Tjaakje werd als grafdicht aangebracht:
Zacht gaf zij de laatste snikken
En ’t levenslicht was uitgebluscht
De dood deed haar niet meer verschrikken
Wijl ze verbeidde ’t land der rust
Leeft zij daar thans in hooger kringen
’t Is louter vreugde die ze smaakt
Waar d’ Englenscharen zich verdringen
Tot lof van Hem die zalig maakt
Grafdicht op de zerk van Ida Melles op het kerkhof van Beerta.
De zerk, voorzien van wapen, symboliek en grafdicht, straalt voornaamheid uit.
Hier rust mijn dierbre Echtgenoote
Na zoveel smartlijk lijden,
Waarmede zij van kindsaf aan
Altijd heeft moeten strijden.
Och, dat zij nu bij God den Heer
Mogt eeuwig leven tot zijn eer.
Op het kerkhof aan de voet van de Grote Kerk van Emden (Ostfriesland) liggen de graven dicht aaneen.
De Grote Kerk werd tijdens de Tweede Wereldoorlog op 11 december 1943 verwoest als gevolg van een bombardement. De ruïne van de kerk werd geïntegreerd in de nieuw gebouwde bibliotheek, die onderdak biedt aan de al sinds 1559 bestaande kerkelijke bibliotheek. Deze voor het gereformeerd protestantisme zeer belangrijke bibliotheek kreeg de naam Johannes a Lasco Bibliotheek, naar de Poolse edelman, reformator van Ostfriesland en grote Europese geleerde. Johannes a Lasco was van 1542 tot 1549 Superintendent en hield in die hoedanigheid toezicht op de protestantse gemeenten in Ostfriesland. De kerk zelf bood tijdens de Tachtigjarige oorlog onderdak aan de protestantse vluchtelingen uit de Nederlanden. De Grote Kerk wordt daarom gezien als de Moederkerk van de gereformeerde kerken in de Nederlanden.