Als bloemen bij het graf
Op het graf van Willem de Mérode te Eerbeek
De dichter Willem de Mérode werd als Willem Eduard Keuning geboren op 2 september 1887 in het Groningse Spijk als zoon van het hoofd der school Jan Keuning en Elisabeth Wormser. Opgegroeid in een calvinistisch milieu bleef het calvinistisch levensbesef hem eigen, maar bracht hij daarin voor zichzelf een nieuwe dimensie aan: dat van de mystieke beleving.
Hij bleef zich verbonden voelen aan “ de kleine luiden”, ook al wist hij zich vanwege zijn homosexualiteit verworpen. Zijn arrestatie op verdenking van homosexuele contacten met minderjarigen, het daarop volgend ontslag als onderwijzer en een veroordeling tot acht maanden gevangenis deden hem na het ondergaan van de straf vertrekken uit Groningen. Hij vestigde zich in het Gelderse Eerbeek, waar hij overleed op 22 mei 1939.
Bij het grafmonument van Renste Bellinga Swalve in Bunde (Ostfriesland - Duitsland)
Hoe betrekkelijk grenzen zijn maakt ook de grafcultuur duidelijk. Eeuwenlang trokken mensen de grens over in het grensgebied van Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat we op verschillende kerkhoven in Ostfriesland Nederlandse teksten aantreffen op de grafmonumenten. Belangwekkend was de onlangs gehouden workshop (31-3/1-4-2011) Memento Mori over sterven en begraven in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland in Leer (Ostfriesland).
Op het fraai ommuurde kerkhof van de evangelisch-reformierte Sankt Martins-Kirche in Bunde zijn veel zerken en stèles voorzien van grafdichten in de Nederlandse taal, die de betrekkelijkheid van de grens bevestigen. Een voorbeeld daarvan is de stèle op het graf van Renste Bellinga Swalve.
Bij het verzetsmonument op de NH Begraafplaats van Opeinde (Smallingerland)
Het monument herinnert aan de overval op de boerderij van de familie De Vries op Legauke onder Opeinde. De overval, die ten doel had onderduikers op te pakken, vond plaats op 21 november 1944. De schietpartij die ontstond, kostte het leven van Gerardus Wagenaar, die op de boerderij zat ondergedoken, en van de broers Jan, geboren op 17 november 1919, en Marten de Vries, geboren op 7 juli 1921.
Bij de zerk van Jakob Bralten
In 1884 werd de begraafplaats van Wapserveen aangelegd. Op een ingemetselde gietijzeren plaat staat het vermeld. Op de zerk van landbouwer Jakob Bralten, die in 1888 overleed, lezen we:
Hier rust een laatste telg van een aloud geslacht,
Wiens nagedachtenis deez’ hulde wordt gebracht;
Hij was voor velen steeds een redder uit den nood;
Zij assche ruste thans in ’s aardrijks koelen schoot.
We mogen aannemen, dat hij niet getrouwd is geweest. Kinderen heeft hij in elk geval niet gehad; hij was de laatste telg van het geslacht, zoals het grafdicht ons vertelt. Oud is hij niet geworden. Hij werd slechts 58 jaar. Blijkbaar heeft hij velen aan zich verplicht als “redder uit den nood”. Zij hebben de hulde aan zijn nagedachtenis gezien als een morele plicht.
Het grafdicht op het graf van Samuël Johannes van den Bergh (1814-1868), begraafplaats Oud Eik en Duinen.
DAALT DE DOOD EENS OP MIJN KRUIN
ALS MIJN EINDE NADERT
AAN DE VOETEN VAN UW DUIN
WORD' MIJN STOF VERGADERD
VREDIG ZIJ DE RUSTE DAN
ME IN UW SCHOOT BESCHOREN
’T ZOETSTE SLAAPT DE VRIJE MAN
WAAR HIJ IS GEBOREN
S.J. v. d. B.
AAN MIJN VADERLAND
DIT LJEAF LYTS
BLOMKE, OAN 'T HERT
FEN MEM EN HEIT
UNTRITSEN, DET
LEIT HJIR UNDER
DIZZE STIEN
BIDITSEN
Bij de graven van leden van de familie Amshoff te Emmen
Ingrijpend onderhoud aan de Oude Begraafplaats in het centrum van Emmen heeft een schitterend resultaat opgeleverd. Het toegangshek in de vorm van een vlinder, symbool voor de kortstondigheid van het aardse leven en de onsterfelijkheid van de ziel, is ongetwijfeld ook een verwijzing naar Emmen als de Vlinderstad.
Zerken en stèles, die ernstig in verval waren geraakt en te lijden hadden onder vandalisme, werden met zorg en voor zover mogelijk teruggebracht in hun oude staat. Dat geschiedde ook met de zerken der Amshoffs.
Oorspronkelijk afkomstig uit Duitsland, vestigden zich leden van dit geslacht in onder andere Emmen en Hoogeveen. Treffen we op de Oude Begraafplaats in Emmen predikanten uit dit geslacht aan, in Hoogeveen zijn het met name medici uit dit geslacht. De Duitse achtergrond wordt in Emmen nog zichtbaar in het grafdicht op de zerk van Christina Amshoff, dat nog in de Duitse taal is gesteld. Zij overleed in 1832.
Op het graf van het echtpaar Kamphuis-Tienkamp treffen we een fraai grafdicht aan. Fraai vanwege de inhoud. Taalkundig is er misschien wel wat op af te dingen, met name op de voorlaatste zin, waarin voor ontheven werd gekozen om te kunnen rijmen op het vergank’lijk leven.
Juichen, treuren, voorspoed, rampen
Wisselen op deez’ aarde af.
Maar men zal er niet mee kampen
In het stil en duister graf.
’t Graf is voor ’t vergank’lijk leven
Zachte rust dat alles tart
En zij doet den mensch ontheven
Wat ’t lichaam in het leven smart.
De strekking is duidelijk: in het menselijk leven wisselen vreugde en verdriet elkaar af. Eerst bij de dood en in het graf komt daaraan een eind. In het grafdicht hebben de nabestaanden de dood en het graf een positieve duiding willen geven. Wie het grafmonument beziet, kan zich niet onttrekken aan de indruk, dat het deel waarop hun namen voorkomen op een later tijdstip is geplaatst. Mogelijk ter vervanging van een beschadigd onderdeel.
Wanneer Egbert in 1878 trouwt met Wietske oefent hij het beroep van klompenmaker uit. Uit de geboorteakten van hun kinderen blijkt, dat hij dat beroep dan nog uitoefent. Eerst in de huwelijksakten van de kinderen wordt melding gemaakt van Egbert als landbouwer. Dit laatste is niet zo vreemd als men bedenkt, dat hij stamde uit een boerengezin.
bij de zerk van Klaas Hof
Droogt, droogt u tranen af, gij
die zoo bitter schreit.
Het is de weg des doods, die hier
ten leven leidt
Al van een ouden man, die
van hier is weggevaren,
Al in den ouderdom van 78 jaren
4 maanden zijn erbij…dagen nog bijeen.
Hij ligt hier nu begraven al
onder dezen steen.
Groningen den 16 Januari
Klaas Hof
Bij de stèles van het echtpaar Van der Molen-Hofstede.
Van de middeleeuwse kruiskerk resteert slechts het transept en het rechtgesloten koor. Op het kerkhof heeft men de contouren van het imposante kerkgebouw aangebracht. Zelf bezit het kerkhof een schat aan grafpoëzie. Veel van de stèles zijn rijkelijk voorzien van grafsymboliek en met de poëzie duiden ze op een zekere welstand bij enkele lagen van de bevolking. Sommige van de gedichten vallen op door hun lengte, zoals die van het echtpaar Van der Molen-Hofstede. Gedichten die ook opvallen door de liefde en de genegenheid, die er uit spreekt. Op de stèle van zijn echtgenote liet Van der Molen het volgende grafdicht aanbrengen:
Hier rust in ’t aardrijks koelen schoot
Mijn trouwe lieve Echtgenoot
Haar kinderen trouwe Moeder.
Hulpvaardig blij en welgezind
Was zij bij velen regt bemind
Der armoe trouwe Voeder.
Haar stoflijk deel hoe zwak ook ’t waar,
Was mij gelijk een steunpilaar
Bij ’t klimmen mijner dagen
Hij wiens bestuur d’ alwijsheid is
Doe ’t onherstelbaar droef gemis
Met lijdzaamheid mij dragen.
En eens in zaal’ge Eeuwigheen
Mij met mij dierbre weer vereen.