Het grafdicht op het graf van Samuël Johannes van den Bergh (1814-1868), begraafplaats Oud Eik en Duinen.
DAALT DE DOOD EENS OP MIJN KRUIN
ALS MIJN EINDE NADERT
AAN DE VOETEN VAN UW DUIN
WORD' MIJN STOF VERGADERD
VREDIG ZIJ DE RUSTE DAN
ME IN UW SCHOOT BESCHOREN
’T ZOETSTE SLAAPT DE VRIJE MAN
WAAR HIJ IS GEBOREN
S.J. v. d. B.
AAN MIJN VADERLAND
De initialen maken al duidelijk dat het grafdicht op zijn graf van de overledene zelf is. Zijn wens, neergelegd in dit gedicht, werd werkelijkheid. Op Oud Eik en Duinen in Den Haag ligt hij begraven.
Samuël Johannes van den Bergh verloor op de zeer jonge leeftijd van zeven jaar zijn vader, die een drogisterij dreef en die hij overeenkomstig de familietraditie zou opvolgen. Na de nodige studie en na als leerling kunde en kennis te hebben opgedaan in de apotheek van de apotheker Kruyt, wiens zuster hij later zou trouwen, nam hij op 18-jarige leeftijd de plaats in van de waarnemer in de drogisterij. Op 29 mei 1840, tegelijk met zijn huwelijk, nam de zaak van zijn moeder helemaal over. Bekender zou hij echter worden door zijn letterkundig werk. Van den Bergh heeft als auteur, als vertaler en als redacteur zeer veel gepubliceerd. Lid van menig genootschap en van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde, stichtte hij het genootschap Oefening kweekt Kennis. Zeer betrokken op Vaderland en Koningshuis, heeft hij er vele gedichten aan gewijd.