Begraafplaatsen
Op 25 augustus 1827 stelden de Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht alle steden en dorpen op de hoogte van het Koninklijk Besluit waarin het begraven in de kerk en binnen de bebouwde kom verboden werd. Dit K.B. hield in dat met ingang van 1 januari 1829 alle steden en dorpen met meer dan duizend inwoners buiten de bebouwde kom een begraafplaats voor de gehele bevolking moesten aanleggen.
Aangezien de gemeente Driebergen-Rijsenburg in 1829 minder dan 1000 inwoners had bleef men zijn doden op het kerkhof rond de Kerk aan de Hoofdstraat begraven. Toen in 1859 de beschikbare capaciteit van de begraafplaats rond de kerk praktisch volledig benut was en de bevolking van de gemeente Driebergen-Rijsenburg de grens van 1000 inwoners was gepasseerd, besloot de gemeente een nieuwe begraafplaats aan te leggen. In 1860 kocht men van de gezusters Van der Meulen uit Utrecht, eigenaressen van landgoed De Dennenburg, een stuk grond aan de Traaij voor fl 450,21. Nadat het kerkhof aan de Hoofdstraat was gesloten, werd de eerste algemene begraafplaats aan de Traaij op 1 december 1860 in gebruik genomen.
Het rechthoekige terrein kreeg een inrichting in een rechtlijnige, zgn formele stijl. Aan de linkerzijde (van de ingang) kwamen de armen- en huurgraven, in het midden en ter rechterzijde de eigen graven. Langs de centrale as van de begraafplaats lagen de grafkelders.
Met het aanstellen van een doodgraver bestond er ook behoefte aan een doodgraverswoning en een berging. De gemeente liet hiervoor de architect H.J. van den Brink een plan uitwerken. Deze maakte een ontwerp voor twee gebouwen bij de ingang van de begraafplaats aan de kop van de loodrechte as. Het linker gebouw diende als doodgraverswoning en het rechter als baarhuis. Omwille van de werkgelegenheid besloten burgemeester en wethouders in 1861 het werk onderhands aan een Driebergse uitvoerder te besteden voor een bedrag van fl 2197,-. De keuze viel op meester-timmerman Mathijs Fukkink.
In 1952 schreef de toenmalige gemeente Doorn een prijsvraag uit voor het ontwerp van een nieuwe begraafplaats. Het ontwerp van prof. W.C.J. Boer viel daarbij op, vooral vanwege de "heldere ruimtelijke structuur". In 1958 werd de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Oude Arnhemsebovenweg in gebruik genomen.
Boer voelde zich verwant met een nieuwe generatie architecten en landschapsarchitecten, die af wilden van de traditionele, vaak romantische begraafplaatsen. Het ontwerp van Boer is dan ook in de geest van de functionalistische idealen van het 'Nieuwe Bouwen'. Het grondvlak is opgezet met loodrechte hoeken en rechte lijnen. Geen slingerende paden, maar kamers, rechthoekige en onbehaagde kamers bepalen het beeld van de begraafplaats. De architect had als credo 'Arm of rijk, na de dood is ieder gelijk'.
Op deze begraafplaats zijn daarom alle grafstenen vrijwel gelijk. Niet alleen wat betreft de maatvoering, maar ook in het gebruikte materiaal, de marmersoort Bianco de Mare. Hierdoor is het plaatsen van bloemen en objecten aan zeer strenge eisen gebonden. Wel zijn er zijn 5 soorten graven (klasse 1 t/m 5). Maar het geheel geeft een sober beeld, dit in tegenstelling tot de Oude Algemene Begraafplaats, welke een veel romantische uitstraling heeft. Een groter contrast is haast niet denkbaar.
In 2006 ging Doorn op in de nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug. (2001-2010)
Tot in de negentiende eeuw werd in Doorn begraven op het kerkhof rond de Maartenskerk en op de begraafplaats aan de Kampweg. Maar in 1870 bleek deze begraafplaats te klein en een uitbreiding was niet mogelijk gezien de regels die indertijd golden voor de aanleg of uitbreiding van een begraafplaats. De oplossing vond de gemeente in de aanleg van een algemene begraafplaats aan de Amersfoortseweg. Het kocht voor het bedrag van 810 gulden een bosperceel van douairière Munter van Doorn. Een raadslid bekeek in 's Graveland een tweedehands hek dat mogelijk als hek kon dienen voor de begraafplaats, maarhet was in dusdanig slechte staat dat werd besloten tot aanschaf van een nieuw hek, bij L. Vincent te Schiedam. In 1872 was deze begraafplaats gereed. De begraafplaats aan de Kampweg werd niet meer gebruikt en zou in 1904 geruimd worden. Op de plek werd in 1909 de tweede kerk van de Gereformeerde Gemeente in Doorn gebouwd.
Aanvankelijk lag de nieuwe begraafplaats helemaal buiten de bebouwde kom, maar intussen heeft de bebouwing deze dodenakker ingehaald.
Oorspronkelijk was het een perceel eikenbos, nu nog staan er een aantal monumentale eiken uit die tijd. De Doornse timmerman Jan Koudijs kreeg opdracht een bestek met tekening te maken voor een lijkenhuisje. De gemeenteraad keurde het ontwerp en de begroting van 1387 gulden goed en gunde Koudijs zelf de bouwopdracht. Het baarhuisje werd in de zomer van 1873 opgeleverd. Het gebouw heeft een neogotische stijl.
Vanaf ingang leidt een middenas met verschillende afbuigende paden tot een van oorsprong symmetrische opzet. In de oorspronkelijk aanleg werden veel loofbomen gebruikt, maar in de noordelijke uitbreiding van 1890 en de uitbreiding van 1910 werd meer coniferen gebruikt. De (onbekende) architect wilde in ieder geval dat de bezoekers van de begraafplaats in stemmige sfeer konden rondwandelen.
In de meidagen van 1940 vond soldaat Chris Meijer hier een tijdelijke laatste rustplaats. Meijer kreeg de kogel op 12 mei 1940, omdat hij als voorbeeld moest dienen voor de troepen die in die dagen met een veel sterkere tegenstander te maken kregen. Zij vochten een ongelijke strijd. Zo ook Chris Meijer. Op 22 mei werd hij begraven op de begraafplaats van Dieren.
Tot de ingebruikname van de Nieuwe Algemene Begraafplaats in 1958 werd er begraven. Sindsdien vinden er enkel bijzettingen plaats. In 1959 vond Lou Bandy zijn laatste rustplaats op de Oude Algemene Begraafplaats, naast zijn in 1944 overleden vrouw Eugenie. (2001)
Literatuur
- Marc Laman, Doorn - Geschiedenis en architectuur. Monumenten-Inventarisatie Provincie Utrecht; Zeist, 1995
De gemeente Baarn kent een aantal interessante begraafplaatsen, zoals die bij het kerkje van Lage Vuursche. Maar Baarn zelf kent twee gemeentelijke begraafplaatsen waarvan met name de oude enkele bijzondere kanten kent. De oude Algemene Begraafplaats van Baarn aan de Acacialaan/Berkenweg werd in 1829 aangelegd nadat in 1825 het verbod op begraven binnen de bebouwde kom was afgekondigd voor gemeenten met meer dan 1.000 inwoners. Baarn telde in die tijd iets meer dan 1.300 zielen.
Heel toepasselijk ligt de gemeentelijke begraafplaats Rusthof aan de Dodeweg. De naam van deze oude weg lijkt te verwijzen naar de route die men met de doden nam op weg naar het kerkhof, maar de naam slaat feitelijk op een doodlopende weg.
In 2005 liet de gemeente Amerongen (sinds 1 januari 2006 opgegaan in Utrechtse Heuvelrug) een interessant rapport het licht zien: het Plan voor Instandhouding en Ontwikkeling (PIOBB) van de oude algemene begraafplaats in Amerongen. Het gaat hier om een karakteristieke negentiende-eeuwse dorpsbegraafplaats die zeer gaaf bewaard is en daarmee bijzonder in zijn soort. Dat laatste aspect komt ook tot uiting in de aanwijzing van de begraafplaats tot rijksmonument in 1998.
Vereniging Johannes-Stichting
In 1887 werd in Nieuwveen bij Alphen aan den Rijn de "Vereeniging 'Johannes Stichting' Christelijk Toevluchtsoord" opgericht. In de eerste drie artikelen van de statuten uit 1887 worden het doel en de grondslag van de vereniging geformuleerd: (1) "Het doel der Vereeniging is, zich het lot van verstootene, onverzorgde, hulpbehoevende, oude, zwakke of gebrekkige personen, hetzij gehuwd of ongehuwd, aan te trekken." (2) "Haar doel tracht zij te bereiken door hen, die aan haar toevertrouwd worden, op te nemen in hare gestichten, hen geheel te verzorgen en te leiden in Christelijke liefde en barmhartigheid, overeenkomstig Gods onfeilbaar Woord." (3) "De Vereeniging staat ten opzichte der Heilige Schrift, op het standpunt van de officieele belijdenissen uit de dagen der reformatie." Op den duur ging men zich vooral richten op de verzorging van zwakzinnigen. Maar ook zwaksocialen, epileptici, randpsychiatrische mensen, soms ook alcoholici, ongehuwde moeders, zwervers of mensen met een 'vreemd' gedrag vonden er onderdak. In 1990 werd de vereniging omgezet in een stichting.
Sterrenberg
In 1917 kocht de Vereniging Johannes Stichting van de Bouw- en Exploitatiemaatschappij 'Primrose' te Amsterdam een terrein van 18 ha gelegen aan de zuidzijde van de Amersfoortseweg in Huis ter Heide. Huis ter Heide is een buurtschap in de gemeente Zeist. In het kadaster wordt het terrein omschreven als: 'laan, hakhout, heide en dennenbos'. Het aangekochte terrein behoorde vroeger tot de buitenplaats Sterrenberg. Men had de grond gekocht met het doel er een nieuw gesticht voor zwakzinnigen te bouwen. Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog werden de nieuwbouwplannen vertraagd en duurde het tot 1926 voordat men met bouwen kon beginnen. In 1928 had de opening van de nieuwe inrichting aan de Amersfoortseweg in het buurtschap Huis ter Heide plaats. Het gebouw was een ontwerp van de Amsterdamse architect Tjeerd Kuipers. Het nieuwe gebouw bood plaats aan driehonderd verpleegden.
De naam van de inrichting werd in 1973 in het kader van de modernisering in de zwakzinnigenzorg, maar ook omdat de Johannes Stichting vaak verward werd met een gelijksoortige instelling in Rotterdam met een haast gelijkluidende naam, veranderd in Sterrenberg. Die nieuwe naam herinnerde aan de oude buitenplaats. Na een fusie draagt het christelijke centrum voor geestelijk gehandicapten sinds 1998 de naam 'Abrona'.
Wie vanaf het gemeentehuis van Utrecht de Choorstraat inloopt, ziet na een kleine honderd meter in het trottoir de contouren van de vroegere buitenmuren van de Buurkerk. In het trottoir aan de rechterzijde een steen met de tekst: 'Zuster Bertken leefde hier als kluizenares ingemetseld in een muurnis in het koor van de Buurkerk 1457-1514'. Onderaan de licht uitgesleten steen een plattegrond van het koor van de kerk met een goudkleurige strip op de plek waar de kluis van Suster Bertken zich moet hebben bevonden. De gedenksteen werd op 4 september 1990 in de bestrating van de Utrechtse Choorstraat aangebracht.
Behalve op het kerkhof rondom de kerk aan de Dorpsstraat waar al in de middeleeuwen werd begraven en sinds 1747 op de begraafplaats van de Evangelische Broedergemeente, werden in Zeist nog op twee plaatsen doden begraven. Het was een schande om op die plekken begraven te worden en hiermee bedoelen wij de galgenvelden onder Zeist.
Lokalisering
In Zeist stonden twee galgen. Een was van het Provinciale Hof van Utrecht en de ander van de hoge heerlijkheid Zeist. Beide galgen lagen ten noorden van de oude postweg van Utrecht op Arnhem. De provinciale galg stond ongeveer ter hoogte van Ma Retraite aan de Oude Arnhemseweg en werd aangeduid met 'op het Zeijster Zand' Daarbij moet worden bedacht dat de Oude Arnhemseweg ter hoogte van Ma Retraite en Veldheim niet meer het oude tracé volgt. In 1833 werd door Gedeputeerde Staten aan de eigenaar van de buitenplaats Ma Retraite toestemming verleend deze weg in noordelijke richting te verleggen.
Prof. W. van Iterson lokaliseert in zijn publicatie 'Heerlijke rechten in het algemeen en de heerlijkheid Zeist in het bijzonder' (Zeist 1958) het galgenveld op het terrein van het Christelijk Sanatorium, maar hierin vergist hij zich.
De galg van de hoge heerlijkheid Zeist stond aan de Arnhemse Bovenweg ter hoogte van de buitenplaats Kerckebosch; tegenwoordig Hotel Kasteel 't Kerckebosch genaamd.
Op de deelkaart van Austerlitz uit 1861 wordt de ligging van een begraafplaats aangegeven. We herkennen de Oude Postweg, komend van linksboven; daaronder de Austerlitzseweg die bij punt 39 op eerstgenoemde weg aansloot. In de loop van de tijd is er een wijziging in deze aansluiting aangebracht: de Oude Postweg buigt nu iets meer naar links naar het zuiden en bereikt de Austerlitzseweg ongeveer waar het dunnere lijntje naar het zuiden loopt. Onder het toenmalige aansluitpunt is een huis ingetekend en direct daaronder staat: 'Begraafplaats.' Het is een kaartje dat ons bij nadere beschouwing voor raadsels plaatst. De begraafplaats Austerlitz bevindt zich op dit moment meer naar het oosten, waar een X is ingetekend ter plaatsbepaling. Een eerste ingeving is dat de tekenaar zich vergist heeft. Dat is niet het geval: de huidige begraafplaats (X) werd op verzoek van de Hervormde inwoners van Austerlitz pas begin 1871, dus tien jaar nadat bovenstaand kaartje werd gemaakt, in gebruik genomen. Een tweede ingeving is, dat het hier de plek betreft, waar de eerste eigenaar van Heidelanden, François A. Hubert, in 1827 van de burgemeester van Zeist een familiegraf mocht aanleggen. Hierop wordt nog teruggekomen.
Zijn er nog meer oplossingen van dit merkwaardige gegeven?
De bewoners van het voormalige Frans-Bataafse kamp, zowel militairen als burgers, werden of in Zeist of in Driebergen begraven, zoals de kerkelijke registers duidelijk uitwijzen. Een begraafplaats op deze plek gedurende de actieve kampperiode (1804-1808) is ook meer dan onwaarschijnlijk: het zou midden in het kamp hebben gelegen, op slechts ruim honderd meter van een loods voor kampementsgoederen en op nog kortere afstand van een gebouw, genaamd 'de Comedie' en gebruikt voor optredens van allerlei artiesten. Ook deze mogelijkheid moet afgewezen worden.