Op de deelkaart van Austerlitz uit 1861 wordt de ligging van een begraafplaats aangegeven. We herkennen de Oude Postweg, komend van linksboven; daaronder de Austerlitzseweg die bij punt 39 op eerstgenoemde weg aansloot. In de loop van de tijd is er een wijziging in deze aansluiting aangebracht: de Oude Postweg buigt nu iets meer naar links naar het zuiden en bereikt de Austerlitzseweg ongeveer waar het dunnere lijntje naar het zuiden loopt. Onder het toenmalige aansluitpunt is een huis ingetekend en direct daaronder staat: 'Begraafplaats.' Het is een kaartje dat ons bij nadere beschouwing voor raadsels plaatst. De begraafplaats Austerlitz bevindt zich op dit moment meer naar het oosten, waar een X is ingetekend ter plaatsbepaling. Een eerste ingeving is dat de tekenaar zich vergist heeft. Dat is niet het geval: de huidige begraafplaats (X) werd op verzoek van de Hervormde inwoners van Austerlitz pas begin 1871, dus tien jaar nadat bovenstaand kaartje werd gemaakt, in gebruik genomen. Een tweede ingeving is, dat het hier de plek betreft, waar de eerste eigenaar van Heidelanden, François A. Hubert, in 1827 van de burgemeester van Zeist een familiegraf mocht aanleggen. Hierop wordt nog teruggekomen.
Zijn er nog meer oplossingen van dit merkwaardige gegeven?
De bewoners van het voormalige Frans-Bataafse kamp, zowel militairen als burgers, werden of in Zeist of in Driebergen begraven, zoals de kerkelijke registers duidelijk uitwijzen. Een begraafplaats op deze plek gedurende de actieve kampperiode (1804-1808) is ook meer dan onwaarschijnlijk: het zou midden in het kamp hebben gelegen, op slechts ruim honderd meter van een loods voor kampementsgoederen en op nog kortere afstand van een gebouw, genaamd 'de Comedie' en gebruikt voor optredens van allerlei artiesten. Ook deze mogelijkheid moet afgewezen worden.
Dan stuiten we in het gemeentearchief van Zeist op de 'Liste civile de la commune d'Austerlitz pour l'an 1811.' Daarin werd door de voormalige gouverneur van Austerlitz genoteerd dat Cornelis Duiveman was overleden op 28 december van dat jaar; 'il est enterré a Austerlitz.' Begraven in Austerlitz dus. Het is de eerste en tevens enige vermelding van een begrafenis in het vroege Austerlitz. Een plaatsbepaling ontbreekt. Volgens het kaartje lag de begraafplaats zeer dicht bij een woning. Aangezien er voorschriften bestonden hoever een graf van de dichtstbijzijnde woning verwijderd moest liggen, lijkt ook dit geen optie ter verklaring van ons vraagstuk. Tenzij dat huisje er in 1811 nog niet stond, en dat lijkt inderdaad zeer onwaarschijnlijk. Dan komen we aan in 1892 en lijkt althans een deel van de puzzel opgelost te worden. In Austerlitz woonde en werkte de Nederlands Hervormde predikant G. Weyland, die belangstelling had voor de geschiedenis van dit dorp. Tijdens een lezing voor de geschiedkundige vereniging 'Flehite' in Amersfoort vertelde hij het volgende. Op zekere dag vervoegden zich enkele bosarbeiders bij zijn pastorie met de mededeling dat zij op een bepaald perceel jonge bomen aan het planten waren. Bij deze werkzaamheden waren zij gestuit op overblijfselen van een kerkhof. Ds. Weyland ging direct met ze mee om zich te overtuigen. De mededelingen berustten op waarheid, stelde hij vast. De begraafplaats was gelegen achter het huis van A. de Sain, bij het kruispunt van de Dorpsweg (Austerlitzseweg) en de Kerkweg (Oude Postweg).
Reconstructie aan de hand van kadastrale kaarten leert ons dat De Sain inderdaad gewoond heeft in de ingetekende woning.
Als al deze gegevens samengevoegd worden, dan kan een voorzichtige conclusie zijn, dat het de plek betreft die de eerdergenoemde Hubert heeft gebruikt voor de aanleg van zijn familiegraf. Hierin werd in 1829 zijn echtgenote begraven. Kort hierna vertrok Hubert uit Austerlitz en er zijn bronnen die vertellen dat er later nog andere familieleden zijn begraven. Het betreffende perceel ligt aan de zogenaamde 'Gezichtslaan' van Heidelanden. Op de kaart is dit de ten zuiden van de begraafplaats lopende lijn van ruwweg west naar oost. Deze weg eindigt bij de tuin en het huis waar Hubert woonde.
Opnieuw duikt er echter een moeilijkheid op: op de kadastrale kaart van 1832 komt het perceel voor als bouwland; over een begraafplaats wordt met geen woord gesproken. Toch hoeft dit niet in tegenspraak met onze voorzichtige conclusie te zin. De kadastrale opmetingen zijn uitgevoerd in de jaren voor 1832. Het is zeer wel mogelijk dat Hubert zijn plannen voor een particuliere begraafplaats heeft opgevat (1827) en uitgevoerd (1829) nadat de kadastrale opmetingen waren uitgevoerd.
Een raadselachtige begraafplaats blijft het evenwel...
(2005)