Utrecht
Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 werd bij aartsbisschoppelijk besluit per 31 december 1855 in Utrecht de nieuwe parochie van Onze Lieve Vrouw opgericht. Voor die tijd was de statie Buiten Wittevrouwen een van de vier staties buiten de stadswallen van Utrecht. De statie was weliswaar niet de grootste van de stad, maar bestreek een uitgebreid gebied, waarvan tot 1842 Zeist en tot 1894 De Bilt deel uitmaakten. Aanvankelijk werd er gekerkt in een schuur, maar vanaf 1759 in een nieuwgebouwde kerk aan de Biltstraat. In 1818 werd achter de kerk een eigen kerkhof in gebruik genomen, het eerste katholieke kerkhof van de stad na de Reformatie. Voorheen werden de katholieken in Utrecht met name begraven bij de Nicolaï- en Geertekerk.
In het voorjaar van 2022 vertelde Ru van Wouter van Geurten dat hij een grafsteen had gevonden. Dat was gebeurd bij werkzaamheden in zijn tuin achter de voormalige dokterswoning aan de Dorpsstraat nummer 5. Bij de eerste aanblik leek het alleen niet direct op een grafsteen. Maar wat was het dan wel? Helaas bleek het moeilijk om er achter te komen wat het precies is. Zelfs de namen gaven wat moeilijkheden.
De Begrafeniswet van 1869 schreef voor dat elke gemeente tenminste één algemene begraafplaats diende te hebben.[1] Sommige gemeenten kregen daarvoor tijdelijk ontheffing van Gedeputeerde Staten. Andere gemeenten, zoals in de provincie Utrecht de toenmalige gemeenten Vleuten, Haarzuilens en Oudenrijn, legden een gezamenlijke gemeentelijke begraafplaats aan. Tegen het eind van 1871 was door de gemeentebesturen van 41 gemeenten in Utrecht voldaan aan het wettelijke voorschrift. Van de 35 overige gemeenten, waaronder Hoogland, werd verwacht dat deze in de loop van 1872 een gemeentelijke begraafplaats in gebruik zouden nemen.
Het dorp Hoogland, gelegen bij Amersfoort, heeft nog niet zulke oude papieren. Wie op een kaart uit de negentiende eeuw zoekt naar Hoogland vindt geen dorp met die naam. Wel een gemeente, ingesteld in 1811, samengesteld uit de heerlijkheden Hoogland en Emiclaer. In de gemeente lagen buurtschappen als Zeldert, Coelhorst, Den Ham, Liendert en Langenoord. Met name Langenoord en Coelhorst zijn in dit verband van belang.
De stad Leerdam ligt in een bocht van de rivier de Linge en wordt in 1143 voor het eerst vermeld als Ter Lede of Ter Leede. Het vormde een heerlijkheid van de Heren van der Lede en zou vanaf 1498 met het land van der Leede, de heerlijkheid Schoonrewoerd en het Overeind van de heerlijkheid Spijk samen het graafschap Leerdam vormen. Het gebied was eigendom van de heren Van Egmond en na het huwelijk van Anna van Egmond met Willem van Oranje in 1551 zouden de Oranjes tot 1795 als graaf van Leerdam functioneren, daarna werd het een eretitel. Het graafschap maakte formeel geen deel uit van de Republiek die in 1588 was ontstaan, wat betekende dat het eigen wetten hanteerde en regeringsvoorschriften dienden persoonlijk te worden goedgekeurd door de graaf. Om die reden was Leerdam, net als het nabijgelegen IJsselstein, Vianen en Buren, een vrijplaats voor vluchtelingen en criminelen. Onder hen ook een aantal Joden die elders schulden hadden.
De band tussen Nederland en het toenmalige Nederlands-Indië was veelzijdig. Veel Nederlanders die naar Indië waren vertrokken, verpandden hun hart aan Insulinde, de koosnaam voor de koloniale archipel. Andersom was Nederland vooral het land voor een opleiding van jongens van gegoede families. Met name eind negentiende eeuw en daarna kwamen veel jonge Indonesiërs voor hun studie naar Nederland. Ze hielpen daarna in Nederlands-Indië bij het verbeteren van de gezondheidszorg en droegen daarmee bij aan de toenemende economische welvaart. Dat ze daarbij ook andere ideeën opdeden was de Nederlandse regering een doorn in het oog.
Soestbergen, de oudste gemeentelijke begraafplaats van Utrecht, is een bron van vele grote en kleine verhalen. In de negentiende eeuw was het de belangrijkste begraafplaats van de stad Utrecht. Aangelegd door de befaamde landschapsarchitect Jan David Zocher jr. kent de begraafplaats met haar verschillende uitbreidingen vele verborgen hoekjes. Gedurende elk seizoen openbaart de begraafplaats zich op een andere wijze, waarbij in de lente en zomer graven worden omsloten door het groen en ze in het najaar en de winter weer zichtbaar worden.
Door de industriële ontwikkeling van Veenendaal liep het inwonertal begin twintigste eeuw snel op. In 1880 telde Stichts Veenendaal 4.148 inwoners, terwijl dat in 1910 al opgelopen was tot 6.140. In het Gelderse deel van Veenendaal ging de groei ook hard en de verwachting was niet dat de aantallen zouden stabiliseren. De algemene begraafplaats uit 1829 dreigde niet alleen snel vol te raken, ook de bebouwing rukte snel op. Uitbreiding ter plekke was niet meer mogelijk en bovendien niet wenselijk, zodat de gemeente op zoek moest naar een geschikte plek voor een nieuwe begraafplaats.
De gemeentelijke begraafplaats Eiteren in IJsselstein is een typische stadsbegraafplaats die zijn oorsprong vindt in de politieke en bestuurlijke ontwikkelingen van de eerste decennia van de negentiende eeuw. De begraafplaats heeft zich daarna ontwikkeld met een geheel eigen identiteit. Sinds 1829 zijn hier duizenden mensen begraven op een relatief kleine oppervlakte.
In 1833 liet de rijke Utrechtse lakenhandelaar Hendrik Ravee zich begraven op de voormalige voorburcht van kasteel Schonauwen, tegenwoordig gelegen midden in een woonwijk van Houten. Die keuze is waarschijnlijk een direct gevolg van het feit dat het vanaf 1 januari 1829 niet meer was toegestaan in kerken te begraven en met name rijke landeigenaren kozen voor een laatste rustplaats op eigen grond.