Begraafplaatsen
Naast het kerkhof aan de Dalweg en het Katholieke deel op de Algemene begraafplaats beschikt de katholieke gemeenschap in Soest ook nog over een begraafplaats aan de Kostverlorenweg. Deze begraafplaats werd geopend en gebruikt vanuit de latere Mariaparochie te Soestdijk. De parochie werd voor de Eerste Wereldoorlog afgesplitst van die in Soest, maar kende geen vlotte groei. De begraafplaats op het Hart aan de Kostenverlorenweg werd evenwel in november 1912 ingewijd.
Naast de katholieke begraafplaatsen in Soest bezit ook Soesterberg een katholieke begraafplaats. Deze begraafplaats ligt een aantal honderden meters achter de Rooms Katholieke kerk die aan de Rademakersstraat staat. Langs de kerk en pastorietuin loopt de Kerklaan waaraan ook de begraafplaats ligt. De begraafplaats werd in 1838 aangelegd nadat de familie Bosch van Drakestein het stuk grond had aangeboden aan de parochie. De grond maakte deel uit van de buitenplaats De Sterrenberg dat gelegen was tussen Soesterberg en Zeist.
Hoewel Soesterberg vooral in het begin van de twintigste eeuw snel groeide duurde het tot in de jaren zestig van die eeuw voordat Soesterberg haar eigen algemene begraafplaats kreeg. De plaats die gekozen werd voor de begraafplaats was midden in de bossen, ten zuiden van het dorp. Aangezien dit gedeelte behoorde tot de gemeente Zeist moest deze toestemming verlenen tot de aanleg. Aan de Kampdwarsweg, nabij het bekende Kamp Zeist, werd een rechthoekig perceel geschikt gemaakt om als begraafplaats te kunnen dienen. Op 1 september 1961 werd de begraafplaats geopend.
De Utrechtse Heuvelrug is al eeuwenlang een aantrekkelijke vestigingsplaats voor aanzienlijke families. Hier werden dan ook veel buitenplaatsen aangelegd. Bij Driebergen-Rijsenburg zijn er een aantal te vinden, waaronder Broekbergen. Bij deze kleine buitenplaats werd veel later onder geheel andere omstandigheden een begraafplaats aangelegd. De geschiedenis van deze begraafplaats is derhalve geen gewoon verhaal.
De voorgeschiedenis
Voor de geschiedenis van de Hernhutters dienen we enkele eeuwen terug te gaan in de geschiedenis.Die geschiedenis speelde zich af in Bohemen en Moravië, respectievelijk het westelijk en het oostelijk deel van Tjsechië en begon met de marteldood van de prediker Johannes Hus, die tevens professor was aan de Universiteit van Praag. Het resultaat van de verbranding als ketter van Johannes Hus op 6 juli 1415 was niet de vernietiging van diens gedachtegoed. Evenmin brak zijn dood het verzet van de mensen in Bohemen en Moravië tegen de rooms-katholieke kerk.
Ten tijde van de Bataafse Republiek kreeg de rooms-katholieke kerk haar godsdienstvrijheid terug. Men kon de schuilkerken verlaten. Tussen 1796 en 1840 werden ongeveer 150 nieuwe rooms-katholieke kerken gebouwd. Bij Koninklijk Besluit van 19 augustus 1842 werd als beschikking op de rekesten van katholieke inwoners van Zeist toestemming verleend tot het oprichten van een noodkerk en het benoemen van een pastoor. Van 1580 tot 1842 had Zeist geen katholieke kerk en behoorden de Zeister katholieken tot de statie Bunnik. Zij kerkten echter ook in Soesterberg (1837) en in Rijsenburg (1809). Tot eerste pastoor na de Hervorming werd op 25 september 1842 Franciscus Cohu benoemd. Op 9 februari 1843 werd de noodkerk in de 2e Dorpsstraat door de aartspriester ingewijd en de nieuwe pastoor geïnstalleerd.
Geschiedenis
Het oudste thans nog bestaande kerkhof in Zeist is dat van de Evangelische Broedergemeente sinds 1747. De eerste algemene begraafplaats (Oude Begraafplaats) werd aangelegd in 1829 aan de Bergweg. Op 26 november 1917 werd aan de Woudenbergseweg te Zeist een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen. Op 1 december 1965 werd de Oude Begraafplaats formeel gesloten. Tussendoor werd ook nog een katholieke begraafplaats aangelegd.
De heer Rhoen schreef al een aardige geschiedenis van de Oude Algemene Begraafplaats te Zeist, maar hij eindigt zijn verhaal als de begraafplaats gesloten wordt verklaard. Natuurlijk is het verhaal van de begraafplaats hiermee niet klaar! Want gesloten betekent voor een begraafplaats eigenlijk alleen gesloten voor het begraven van lijken. Aan de sluiting ging overigens meer vooraf dan alleen de feitelijke bekendmaking. Al in 1955 werd aangedrongen op sluiting van de begraafplaats omdat deze inmiddels in de bebouwde kom was komen te liggen.
Het zou de koning welgevallig zijn
Met het Koninklijk Besluit van 24 mei 1825, nummer 162, besloot Willem I de maatregel van de Fransen die hij in 1813 had teruggedraaid, weer te doen herleven. Doel was het verbod op begraven in kerken en in steden aan banden te leggen, zodat het alleen nog in gemeenten met minder dan duizend inwoners was toegestaan om te begraven op kerkhoven of begraafplaatsen in de kom van de gemeente. De provinciale maatregel werd in de provincie Utrecht in 1827 gepubliceerd in het provinciaal blad nummer 57.
Op 7 januari 1828 diende het gemeentebestuur van Zeist bij de koning een verzoekschrift in, waarbij verzocht werd ontheffing te verlenen van het Koninklijk besluit van 24 mei 1825, nummer 162, op grond waarvan Willem I het decreet van de Fransen feitelijk weer had geeffectueerd en waardoor het verboden werd in plaatsen met meer dan duizend inwoners na 1 januari 1829 de doden te begraven op kerkhoven of begraafplaatsen gelegen binnen de bebouwde kom.