Oorlog
Nederland telt een drietal Canadese erevelden. Naast de begraafplaatsen in Bergen op Zoom en Holten ligt op een steenworp afstand van de Duitse grens in Groesbeek de grootste van de drie Canadese dodenakkers in Nederland. De locatie is destijds met zorg bepaald.
Achtergrond
Bij de bevrijding van Nederland speelde het Eerste Canadese Leger een belangrijke rol. Het had na de slag om Normandië de taak gekregen de kustgebieden vrij te maken en de havens aan Het Kanaal open te stellen voor de noodzakelijke bevoorrading van de troepen. Tot die tijd waren de troepen afhankelijk van de bevoorradingslijnen vanuit Normandië. Het Tweede Britse Leger had de haven van Antwerpen ingenomen, maar de Westerschelde was nog steeds in handen van de Duitsers. Veldmaarschalk Montgomery, algeheel bevelhebber van het Eerste Canadese Leger en het Tweede Britse Leger vaardigde het bevel uit om de monding van de Schelde open te leggen. Na een grimmige strijd arriveerde het eerste geallieerde konvooi op 28 november 1944 in de haven van Antwerpen.
De slag om de Schelde had een hoge tol geëist van het Eerste Canadese Leger. Tussen 1 oktober en 8 november had het bijna 13.000 slachtoffers (doden, gewonden of vermisten) te betreuren, waaronder 6.367 Canadezen. Een deel van de dodelijke slachtoffers werd begraven op begraafplaatsen in Bergen op Zoom.
Na de slag om de Schelde was het Canadese Leger tot het voorjaarsoffensief verantwoordelijk voor de verdediging van de frontlinie van Duinkerken tot aan de Duitse grens ten zuiden van Nijmegen. Het Eerste Canadese Leger kreeg als taak om het Reichswald schoon te vegen, de Siegfriedlinie te doorbreken, de verdediging van het Hochwald op te ruimen en het gebied tot aan de Rijn veilig te stellen. Op 8 februari ging het offensief van start onder de codenaam 'Veritable'.
Na een moeizaam begin werd na een bloederige slag om het Reichswald op 21 februari de Siegfriedlinie doorbroken. Het Hochwald zou spoedig volgen, maar na een maand van gevechten had het Eerste Canadese Leger met bijna 16.000 doden, gewonden of vermisten zware verliezen geleden. Wel was de weg nu vrij voor de laatste fase van de strijd in Noordwest-Europa.
Terwijl de manschappen van de Negende Canadese Infanteriebrigade, onder Brits bevel, meewerkten aan de aanval over de Rijn, richting Duitsland, was het de taak van het Eerste Canadese Leger om de aanvoerroute naar het noorden via Arnhem open te leggen en daarna het bevrijden van het noordoostelijk deel van Nederland en de kuststreek van Duitsland naar het oosten in de richting van de Elbe. Deze taak werd toebedeeld aan het Tweede Canadese Korps. Het Eerste Canadese Korps had als taak om af te rekenen met de Duitsers in het westen van Nederland, waar de bewoners door de hongerwinter aan het eind van hun krachten waren. Eind april was het de Canadezen gelukt de Duitsers terug te dringen tot achter de Grebbelinie. Op 28 april werd een tijdelijke wapenstilstand gesloten, waarop na enkele dagen de voedseltransporten richting het westen op gang kwamen.
De opmars van het Tweede Canadese Korps naar het noorden van Nederland verliep vlot. Op 5 april werd Almelo bevrijd door de Vierde Canadese Pantserdivisie, dat vervolgens Duitsland introk. De Tweede Canadese Divisie stak de Schipbeek over en trok in een nagenoeg rechte lijn op naar Groningen. De Derde Canadese Divisie nam de linkerflank voor z'n rekening en was verantwoordelijk voor de bevrijding van onder meer Zutphen, Deventer, Zwolle en Leeuwarden.
De doden
In totaal kwamen meer dan 42.000 Canadezen om tijdens de Tweede Wereldoorlog. De 5.706 in Nederland gesneuvelde Canadezen zijn voornamelijk begraven op zeven Commonwealth War Cemeteries of worden herdacht op het monument op de begraafplaats in Groesbeek. In Holten liggen 1.355 Canadezen begraven. Bijna allemaal kwamen ze om het leven bij de bevrijding van Nederland of tijdens de opmars van het Tweede Canadese Korps in Duitsland.
Tijdens de opmars naar het noorden van Nederland passeerde het Tweede Canadese Korps Holten. De Commandant, Lt. Generaal G.G. Simonds leek het gebied op de Holterberg een passende laatste rustplaats voor zijn gevallen landgenoten. De burgemeester van Holten, Mr. W.H. Enklaar, deed wat in zijn macht lag om de begraafplaats te realiseren. Het Ministerie van Oorlog zorgde uiteindelijk dat het stuk land geschonken werd aan het Canadese Gouvernement. Nog steeds is de begraafplaats Canadees grondgebied.
De begraafplaats werd door Canadese soldaten, die moesten wachten op hun repatriëring naar hun vaderland, aangelegd volgens de richtlijnen van de Commonwealth War Graves Commission (C.W.G.C.). Ze egaliseerden het terrein en legden terrassen aan. De eerste soldaten die er werden begraven waren Canadese soldaten die waren omgekomen in de omgeving van Holten. Hun graven liggen in het eerste vak links van de ingang.
Tot de zomer van 1946 werden de lichamen van Canadese soldaten die waren omgekomen in Nederland of Noord-Duitsland in Holten begraven. Bijna 1.400 in totaal. Achteraf bleek het geplande terrein te groot. Het voorste deel van de begraafplaats werd daarom ingericht als heidetuin.
Tot 1970 werden de begraafplaats en de heidetuin onderhouden door de Engelse veteraan Reeves. Hij diende in het Royal Hampshire Regiment. Daarna werd de begraafplaats onderhouden door Holtenaar H. Krieger. Tegenwoordig zorgt de zogenaamde Mobile Group van het C.W.G.C. voor het onderhoud.
Centraal op de begraafplaats staat het 'Cross of Sacrifice' van de C.W.G.C., naar een ontwerp van Sir Reginal Blomfield. Het offerkruis staat enerzijds symbool voor het geloof van het merendeel van de doden en door het bronzen zwaard maakt het een vergelijking naar het militaire karakter van de begraafplaats. Vooraan op de begraafplaats, direct na de ingang, staat de 'Stone of Remembrance', een herdenkingssteen van forse omvang met het uiterlijk van een altaar, naar een ontwerp van Sir Edwin Luytens. Op de steen de tekst 'Their Name Liveth For Evermore'. Op elk graf staat een identieke steen met het nationale symbool van Canada, de Maple Leaf.
In totaal werden 1.355 Canadezen begraven op het Canadese ereveld. Daarnaast liggen er zesendertig Britten, twee Australiërs en een Belg begraven.
Sinds de jaren '90 branden kinderen jaarlijks een kaars op de graven, ter herinnering aan diegenen die er op 24 december 1945 zijn begraven. De korte ceremonie wordt ingeleid door de klanken van een midwinterhoorn en de tonen van een doedelzak.
Het initiatief werd destijds genomen door mevrouw Leena van Dam. De van oorsprong Finse traditie wordt momenteel voortgezet door de Holtense Stichting "Welcome Again Veterans".
Ook op 4 mei is er een jaarlijkse dodenherdenking op de begraafplaats. (2006)
Literatuur
- The Canadian Sacrifice - Historische Uitgave Nr 2 Bevrijdingsmuseum 1944, Groesbeek 1990
- Canada - Netherlands/Pay-bas/Nederland, Remembrance Series, Veterans Affairs Canada, 2005
- Philip Longworth, The Unending Vigil - A history of the Commonwealth War Graves Commission 1917-1967; London, 1967
Internet
In Leeuwarden werd na de Tweede Wereldoorlog op de gemeentelijke Noorderbegraafplaats een Erebegraafplaats geopend met daarop de graven van een aantal Friese verzetsstrijders. Jaarlijks wordt hier bij deze begraafplaats in april stilgestaan bij de bevrijding van Friesland die zoveel slachtoffers met zich bracht. Op 4 mei vindt hier, zoals ook op vele andere plaatsen in Nederland, de Nationale dodenherdenking plaats. De Erebegraafplaats is uniek door het type gedenksteen dat hier toegepast is.
De Tweede Wereldoorlog werd niet alleen uitgevochten op land, maar voor een belangrijk deel ook op zee. Daarbij waren niet enkel militairen betrokken, maar ook veel burgerpersoneel dat op de duizenden koopvaardijschepen werkte om ingezet te worden voor verschillende doeleinden. Een groot deel van de strijd op zee vond plaats op de Atlantische Oceaan, waar transporten met mensen, materiaal en militairen veelal werden verzorgd door koopvaardijschepen, waaronder honderden Nederlandse schepen. Dit waren voornamelijk schepen die bij het uitbreken van de oorlog in buitenlandse havens hadden gelegen of zich op zee bevonden en waarvan de opvarenden niet naar Nederland terugkeerden.
Gedurende de oorlog hebben ongeveer 300.000 kust- en lange afstandskonvooien gevaren. Deze konvooien waren gewilde aanvalsobjecten voor de Duitse onderzeeboten. De Duitse Kriegsmarine bracht tijdens de Tweede Wereldoorlog bijna 3.000 schepen tot zinken, ongeveer 14 miljoen ton, waarvan 90% in de Atlantische Oceaan. Het overgrote deel hiervan, namelijk meer dan 2.600, waren koopvaardijschepen. Aan Nederlandse zijde werd een verlies geleden van ruim 400 visserij-, koopvaardij- en oorlogsschepen.