Oorlog
De laatste rustplaats van Jean Perée
Op het St. Pieterskerkhof bij Maastricht ligt een enkel oorlogsgraf. De tekst op het monument luidt:
KONINKRIJK
DER NEDERLANDEN
J. PEREE
23-1-1923
20-5-1945
Vooral die laatste datum roept vragen op. Maastricht was immers al in september 1944 bevrijd. Het verhaal wordt nog vreemder als je weet dat het graf van Peree niet op de oorspronkelijke plaats ligt, maar in de jaren negentig van de vorige eeuw noodgedwongen op de huidige plaats terecht kwam. Aanleiding genoeg om uit te zoeken wat er met deze jonge man is gebeurd in die vreselijke oorlogsjaren.
Hongerwinter 1944-45. Strenge vorst en geen andere brandstof dan een boompje uit het plantsoen. Voedsel was vrijwel niet verkrijgbaar. Ieder leed onder de Duitse bezetting en de schaarste aan de meest elementaire levensbehoeften. Vooral in de steden was de nood groot. De firma Joh. Enschedé en Zonen, Grafische Inrichtingen N.V. in Haarlem probeerde een bijdrage te leveren om het leed van de kinderen van personeelsleden enigszins te verzachten.
Toen ik mij een jaar of 25 geleden ging verdiepen in de geschiedenis van de gemeente Zeist kwam ik er achter dat de oorlogsperiode van Zeist nogal anoniem werd beschreven. Alleen van de omgekomen verzetsmensen was door het voormalig verzet een lijst opgesteld. Achteraf is mij gebleken dat op die lijst namen ontbreken. Men sprak alleen over 'de mensen omgekomen bij bombardementen en beschietingen' en 'de vermoorde joden'.
Eind april 2005 verscheen ter gelegenheid van zestig jaar bevrijding een dubbelnummer van het bulletin Seijst, een uitgave van het Zeister Historisch Genootschap, voorheen Van de Poll-Stichting genaamd, met daarin opgenomen een door mij geschreven artikel over de 21 oorlogsmonumenten in Zeist, waarin uitgebreid wordt ingegaan op de geschiedenis van de monumenten. Bij veel van deze monumenten wordt geen naam vermeld of het moeten de grafmonumenten zijn.
Anonimiteit bij de beschrijving van de oorlog en 'anonieme' oorlogsmonumenten was in de eerste decennia na de oorlog niet ongebruikelijk. Daardoor had de oorlog geen gezicht en werd het voor de volgende generaties een abstract begrip.
In 'Zij zochten Adullam in Zeist. Overzicht van de joodse inwoners van de gemeente Zeist, 1940-1945' (Zeist 2001) heb ik de namen van de joodse inwoners van Zeist genoemd. Dit in de oude traditie van het jodendom.
Met het artikel 'Een joodse school te Zeist, 1942-1943', verschenen in het tijdschrift Oud-Utrecht (Nr. 4, 1996, p. 86-90) en de biografie van Mozes van Staveren (1889-1986), onderwijzer en accountant, opgenomen in 'Utrechtse biografieën, deel De Utrechtse Heuvelrug-Noord' (Utrecht 2004, p. 192-196) ben ik ingegaan op de lotgevallen van verschillende groepen binnen de joodse inwoners van Zeist.
Op 28 augustus 1939 mobiliseerde Nederland en veel mannen uit Zeist werden onder de wapenen geroepen. Een periode van acht maanden van toenemende oorlogsdreiging en daarmee gepaard gaande zorgen van de ouders en vrouwen om hun zonen en mannen was begonnen. De namen van de 840 Zeister mobi-lisanten staan vermeld op de website www.rhoen.nl/mobilisanten . Als eerbetoon aan de soldaten die tussen 1940-1945 aan de oorlog hadden deelgenomen, werd in 1944 (in 1948 opnieuw vastgesteld) de militaire herinneringsmedaille Oorlogsherinneringskruis (OHK) ingesteld. De namen van de 81 Zeistenaren aan wie deze medaille tussen 1950-1953 werd uitgereikt, staan op de website van de gemeente Zeist www.zeist.nl in de map van het Gemeentearchief Zeist.
Dit geldt ook voor de in 1947 ingestelde militaire herinneringsmedaille Ereteken voor Orde en Vrede (EOV), die verleend werd voor militaire dienst in Nederlands-Indië tijdens de jaren 1945-1951. De namen van de 450 personen die in Zeist deze onderscheiding ontvingen staan op de laatst genoemde site.
Naast de militaire herinneringsmedaille Ereteken voor Orde en Vrede vereerde het gemeentebestuur van Zeist de dienstplichtigen en oorlogsvrijwilligers hen bij hun terugkeer in Zeist met de 'Eere-medaille der gemeente Zeist ter herinnering aan de Indische militaire dienst'. De 543 namen van de mannen die voor deze eremedaille in aanmerking kwamen staan in het door mij geschreven boekje 'Eere-medaille der gemeente Zeist ter herinnering aan de Indische militaire dienst' voor dienstplichtigen en oorlogsvrijwilligers, 1946-1951 (Zeist 2001), maar sinds 19 april ook op de website www.zeist.nl in de map van het Gemeentearchief Zeist.
Op 14 juni 2000 ben ik begonnen met het opzetten van het 'Register van sinds 1940 in oorlogssituaties omgekomen militairen en burgers met als laatste woonplaats Zeist of in Zeist gewoond hebbend en van militairen en burgers die in Zeist begraven liggen of gelegen hebben.' In de afgelopen vijf jaar heb ik gegevens verzameld over 402 omgekomen militairen en burgers. Ik heb geprobeerd zoveel mogelijke biografische gegevens vast te leggen, zoals: wanneer hebben zij in Zeist gewoond, waar zijn zij overleden, waar liggen zij begraven.
Zo vindt u in dit register de gegevens over de verzetsman Dirk Willem Folmer (1909-1944), terwijl in zijn op 19 april jl. gepresenteerd dagboek, althans volgens een krantenbericht, wordt beweerd dat over zijn lot niets bekend zou zijn.
Dit door mij samengestelde register is te raadplegen op de persoonlijke website www.rhoen.nl/oorlogsslachtoffers. Met dit register hoop ik de oorlog in Zeist en de omgekomen Zeistenaren een naam, een gezicht, te hebben gegeven en hen uit de anonimiteit te hebben gehaald. Ik beschouw dit document zelf als een digitaal oorlogsmonument van de gemeente Zeist.
April 2005
Zijn sobere grafsteen op het Russisch Ereveld in Leusden valt niet op, niemand kijkt er ooit naar om. Pjotr Kovalj is een anonieme soldaat uit een ver en onbegrepen land. Maar onder zijn steen ligt meer dan alleen zijn stoffelijk overschot. Zijn levensverhaal is mee de kist ingegaan.
Het is 1941 als zijn vrouw Galina alleen achterblijft in Alushta, een door God verlaten uithoek in de Sovjetrepubliek Oekraïne. Hopeloos verliefd zijn Pjotr en Galina Kovalj, als de Tweede Wereldoorlog het echtpaar na zeven jaar samenzijn uit elkaar rukt. Pjotr gaat naar het front, maar niet voordat Galina hun beide horloges heeft stopgezet. De tijd staat voor Galina stil tot de terugkeer van haar geliefde.
Maar Pjotr komt niet terug. Hij overlijdt in mei 1945, na de bevrijding, aan tuberculose in een Duits ziekenhuis. Galina krijgt het nooit te weten. Pjotr is als vermist opgegeven, dus koestert ze de hoop dat hij nog in leven is. Daarom bewaart ze de horloges en zet ze nooit meer aan.
Terwijl Pjotr vecht tegen de Duitsers, strijdt Galina voor het leven van haar kinderen. Zoon Anatoli overlijdt op 4-jarige leeftijd aan difterie, want medische hulp is er niet tijdens de oorlog. De geboorte van hun tweede kind, een dochter, betekent slechts tijdelijke vreugde. Dochter Kowalj sterft twee weken na haar geboorte. Pjotr heeft nooit van haar bestaan geweten, noch van de dood van zijn zoontje.
Galina bekeert zich tot de Kerk van Rome, een taboe in de Sovjettijd. Troost vindt ze in haar geloof en in haar werk. Na het uiteenvallen van de Sovjet Unie, eind jaren tachtig, is de toestand in Oekraïne erbarmelijk. Als aasgieren wachten omstanders op haar dood. Ze ruziën over wie haar flatje mag overnemen.
Galina sterft arm en eenzaam in 1990, op 86-jarige leeftijd. In een doodkist gemaakt van sinaasappelkistjes wordt ze begraven. Eén laatste wens heeft Galina voor haar dood. De horloges die ze in 1941 stilzette, wil ze meenemen in haar graf, tezamen met een gezinsfoto. En zo geschiedt.
Tussen het onkruid en de verdorde takken en bladeren is het eenvoudige naamplaatje nauwelijks zichtbaar: Galina Kowalj, 1904-1990. Een half uur heeft het geduurd om het verwaarloosde graf te vinden. Alleen een laag stenen muurtje geeft aan dat hier iemand begraven ligt. Met het graf van het zoontje van Pjotr en Galina, op een andere begraafplaats in Alushta, is het niet veel beter gesteld. Zwerfhonden rennen vervaarlijk tussen de graven en langs de bezoekers, die zich zwoegend een weg banen door de takken en de hondenpoep.
Drieduizend kilometer verder rust Pjotr. Hij weet niets van de lijdensweg van de vrouw die hij aanbad. En niemand zal het hem ooit nog kunnen vertellen. Het sprookje van voor de oorlog, toen Pjotr en Galina als Romeo en Julia samenwoonden, is ruw uitgeblazen. Zoals het klokje in Alushta tikte, tikt het nergens meer. (2001)
In 2012 publiceerde Remco Reiding een boek ('Kind van het Ereveld') over zijn jarenlange zoektocht naar nabestaanden van deze Sovjetsoldaten. Meer informatie: www.kindvanhetereveld.nl
Internet