Skip to main content

Grafpoëzie


Geschreven: 24 januari 2010
Aangepast: 12 december 2013
Auteur: Nicolaas Beets
Categorie: Historische lijk- en grafdichten

 

Rust zacht! Gij zijt ter rust gelegd,
Waar niets kan deren,
Beminlijk vriend! Getrouwe knecht
Des trouwsten Heeren!

Gij neemt een vriendschap mede in ’t graf,
Van veertig jaren,
En wacht haar nieuwen morgen af,
Bij de englenscharen.

Wij wandlen hier, door lief en leed,
Nog op en neder,
En gaan tot de ure, die God weet,
Door wind en weder.

Voor u was ’t weder dikwijls ruw,
— Het deel der vromen! —
Maar nooit is tusschen mij en u
Een wolk gekomen.

Daarboven zal geen wissling zijn
Van licht en duister,
Maar een, een zelfde zonneschijn,
In vollen luister.


Geschreven: 24 januari 2010
Aangepast: 31 maart 2013
Auteur: Nicolaas Beets
Categorie: Historische lijk- en grafdichten

 

Overl. 18 April 1872.

Strooi rozen op dit graf. die na ’t verwelken geuren,
Als, na zijn dood, de deugd en liefderijke daân
Van hem, om wiens gemis wij treuren,
Wiens nagedachtnis blijft, en nimmer zal vergaan.

„Welzalig” — zegt de Schrift — „die in den Heere sterven.”
Ja; hunner is de rust na wel volbrachten loop;
Hun heil, de troost van die hen derven,
Hen weer te zien, de hoop.

„Hun werken volgen hen.” Uw werken waren velen,
Getrouwe dienstknecht! en in needrigheid volbracht.
Eens in uw heerlijkheid te deelen!
Die eerzucht geeft ons moed en kracht.

GIJ hadt geen eerzucht. Neen, gij hadt slechts liefde, ontstoken
Aan de eerder liefde van een Heiland, trouwen teer.
Ook deze les heeft niet ontbroken
Aan ’t voorbeeld, dat ge ons gaaft: „Aan God alleen zij de eer!’

Rust, werkzaam vriend, rust zacht! Treurt niet, beroofde zonen
Hef, droeve weduw! ’t hoofd. van hooger hulp bewust;
God in den hemel zal u toonen
Wat zegen op het huis van zijn beminden rust.


Geschreven: 24 januari 2010
Aangepast: 14 december 2013
Auteur: Nicolaas Beets
Categorie: Historische lijk- en grafdichten

 

„Mijn sieraad en mijn eere,
Mijn grootste schat op aard,
Een gave van den Heere,
Zijn groote goedheid waard,
Een onwaardeerbre zegen,
Een hulp, een troost, een vreugd:
Dat waart gij op mijn wegen,
Gij, huisvrouw van mijn jeugd.

Thans, zijt gij van mijn zijde
Zoo droevig afgescheurd,
Och, weet gij, wat ik lijde,
En hoe mijn boezem treurt?
Gij moogt in de armen zinken
Van Hem, die eeuwig leeft:
Zou ik den kelk niet drinken,
Dien mij de Vader geeft?

Mijn kindren, lieve Zonen,
Vlucht tot dien Vader heen!
Hij zal zich Vader toonen
Aan u en mij meteen.
Hij zal, in deze smarte,
Uw vader en zijn kroost
Vertroosten aan zijn harte,
Gelijk een Moeder troost.

13 Mei 1856.


Geschreven: 24 januari 2010
Aangepast: 31 maart 2013
Auteur: Nicolaas Beets
Categorie: Historische lijk- en grafdichten

 

Gij hebt mij lang gekend,
En komt mij dus te aanschouwen:
Ach, eer gij ’t denkt, is dit het end;
De dood is niet te trouwen.
Ik leefde een jaar of wat; niet meer;
Nu lig ik op de lijkbaar neer;
De nacht der graven wacht op mij —
Wie zal mij volgen? Gij?

Lijkvolgers, Vriendenschaar,
Wilt over mij niet weenen!
Mijn ziel, al schreit gij bij mijn baar,
Is roods voor God verschenen.
Daar smaakt zij, om haars Heilands bloed,
Des hemels onverbitterd zoet
Hoe zalig is die rust voor mij;
Wie zal mij volgen? Gij?

Geliefdste Vriend! één bee:
Vergeet mij niet te spoedig!
Ik droeg uw beeld ten hemel mee
En wacht u daar blijmoedig ,
Dáár is geen graf, geen rouw, geen smart,
Geen zondesmet bedroeft er ’t hart
Volkomen vreugde streelt er mij —
Wie zal mij volgen? Gij?

Heb dank, o Vrienden saam
Die mij naar ’t graf geleidde!
Dat u ’t geloof in Jezus naam
Een zachten dood bereide!
Bescherme u God bij dag en nacht —
Mijn aardsche dagtaak is volbracht.
Het stille graf sluit over mij — ,
Wie zal mij volgen? Gij?