Gij hebt mij lang gekend,
En komt mij dus te aanschouwen:
Ach, eer gij ’t denkt, is dit het end;
De dood is niet te trouwen.
Ik leefde een jaar of wat; niet meer;
Nu lig ik op de lijkbaar neer;
De nacht der graven wacht op mij —
Wie zal mij volgen? Gij?
Lijkvolgers, Vriendenschaar,
Wilt over mij niet weenen!
Mijn ziel, al schreit gij bij mijn baar,
Is roods voor God verschenen.
Daar smaakt zij, om haars Heilands bloed,
Des hemels onverbitterd zoet
Hoe zalig is die rust voor mij;
Wie zal mij volgen? Gij?
Geliefdste Vriend! één bee:
Vergeet mij niet te spoedig!
Ik droeg uw beeld ten hemel mee
En wacht u daar blijmoedig ,
Dáár is geen graf, geen rouw, geen smart,
Geen zondesmet bedroeft er ’t hart
Volkomen vreugde streelt er mij —
Wie zal mij volgen? Gij?
Heb dank, o Vrienden saam
Die mij naar ’t graf geleidde!
Dat u ’t geloof in Jezus naam
Een zachten dood bereide!
Bescherme u God bij dag en nacht —
Mijn aardsche dagtaak is volbracht.
Het stille graf sluit over mij — ,
Wie zal mij volgen? Gij?