Grafpoëzie
Bij de stèles van het echtpaar Van der Molen-Hofstede.
Van de middeleeuwse kruiskerk resteert slechts het transept en het rechtgesloten koor. Op het kerkhof heeft men de contouren van het imposante kerkgebouw aangebracht. Zelf bezit het kerkhof een schat aan grafpoëzie. Veel van de stèles zijn rijkelijk voorzien van grafsymboliek en met de poëzie duiden ze op een zekere welstand bij enkele lagen van de bevolking. Sommige van de gedichten vallen op door hun lengte, zoals die van het echtpaar Van der Molen-Hofstede. Gedichten die ook opvallen door de liefde en de genegenheid, die er uit spreekt. Op de stèle van zijn echtgenote liet Van der Molen het volgende grafdicht aanbrengen:
Hier rust in ’t aardrijks koelen schoot
Mijn trouwe lieve Echtgenoot
Haar kinderen trouwe Moeder.
Hulpvaardig blij en welgezind
Was zij bij velen regt bemind
Der armoe trouwe Voeder.
Haar stoflijk deel hoe zwak ook ’t waar,
Was mij gelijk een steunpilaar
Bij ’t klimmen mijner dagen
Hij wiens bestuur d’ alwijsheid is
Doe ’t onherstelbaar droef gemis
Met lijdzaamheid mij dragen.
En eens in zaal’ge Eeuwigheen
Mij met mij dierbre weer vereen.
Albertus Zefat
8 oktober 1901- 27 juli 1944
Bertus Zefat en zijn echtgenote Aaltje Heres hadden een kippenbedrijf in Valthe. In het najaar van 1942 verschafte het echtpaar Zefat onderdak aan een aantal Joden die uit Emmen waren gevlucht na gewaarschuwd te zijn voor een razzia. Gevaar voor ontdekking was echter dermate groot, dat besloten werd een schuilplaats aan te leggen in het Valtherbos. Een hol, met daarin een woon- en een slaapruimte bedekt door stammen, takken en bladeren. In 1943 werd de schuilplaats ontdekt door een wandelaar, die op zijn wandeling door het dak zakte. Met spoed werden de onderduikers ondergebracht op verschillende adressen in Emmen.
Het kerkhof met de aan Sint Maarten gewijde kerk vormt de kern van het dorp. De toren, die ooit bekroond is geweest met een hoge spits en nu al enkele eeuwen voorzien van een zadeldak, straalt een zekere stoerheid uit. Die stoerheid kenmerkte en kenmerkt de mensen van “Strend” in hun strijd met de elementen als ze op hun kotters ter visvangst uitvoeren en nog uitvaren.
In schril contrast tot die stoerheid trof me een tweeregelig grafdicht op het kerkhof van Oosterend.
Het is een grafdicht op de stèle van het echtpaar Van der Vis-Bakker. Het beeld, dat wordt opgeroepen zal de oudere generatie herinneren aan een tijd, waarin niet zelden nog drie generaties onder één dak vertoefden. De zorg voor een bejaarde vader of moeder werd niet uitbesteed, maar zelf ter hand genomen. Het kon in veel gevallen ook niet anders, bejaardencentra waren er nog niet of begonnen net op te komen. Het kostenaspect zal in voorkomende gevallen een rol hebben gespeeld en een bejaarde vader of moeder was ook nog wel eens inzetbaar voor kleine uishoudelijke bezigheden en enig toezicht op de kleine kinderen. Ze hadden hun vaste plek in de woonruimte. De plaats bij de haard lag gezien hun leeftijd voor de hand. Als je oud bent, zoek je immers de warmte, die het lichaam zelf lang niet altijd meer produceert.
Het zal niet overal en altijd zo harmonieus zijn geweest als het gedicht op dit graf doet veronderstellen. Het grafdicht ademt warmte en genegenheid.
Maar Uw beeld blijft in ons hart bewaard
Om 't kleine gods-huis rijst een krans van kruisen,
Van eeuwge bloemen, wort'lende in de groeven;
En de airen van dien akker hooren 't suizen
Van 't luwtje, dat de klachten draagt der droeven.
Paleizen van geluk kwam hij vergruizen,
De strenge dood, die leeft van ziels-beproeven,
En deed de dooden in paleizen huizen,
Waar zij geluk noch ongeluk behoeven,
Hij brak den mensch van ziel en stof voor immer
En schonk aan graf en stof een eeuwig leven.
Want al, wat niet te splitsen valt, sterft nimmer.
Vóor het bestaan is 't heel verleˆn te vinden,
En de eindelooze toekomst in het sneven:
Wij rusten langer dan wij 't leven minden!