Beroemde Graven
* Hillegom 9 mei 1916 - † Wassenaar 27 augustus 1969
Bij de begrafenis van Ben Korsten liep maar een klein groepje mensen achter de kist. Zijn zuster mw. Enny Mulder-Korsten met haar echtgenoot, zijn ex-vrouw Rietje Kuipers en mr. Harm van Riel, ex-senator van de VVD. Hoe kon het bestaan dat een man die een veelheid van hoge politieke figuren van advies had voorzien en die zich tot hun vriend rekende, bij zijn begrafenis slechts door een paar mensen naar zijn laatste rustplaats werd begeleid? Aan de groeve probeerde Van Riel deze vraag te beantwoorden. Korsten, zo zei hij, werkte graag in een sfeer van vriendschap. Dat was echter in de relatie die hij met hooggeplaatsten onderhield niet mogelijk. Hij is het slachtoffer geworden van door hem veronderstelde vriendschap terwijl slechts zakelijke gevoelens bestonden. Niemand heeft hem daar ooit voor gewaarschuwd door hem duidelijk te maken dat hij niet hun vriend maar een gespecialiseerde werknemer was. Hij viel voor de schijn van vriendschap waar slechts zakelijke gevoelens bestonden.
Bernardus Simon Korsten, ouders Simon Magchiel Korsten, bollen-kweker en Agnes Catharina Maria Heijligers, was na het behalen van zijn HBS A-diploma enige jaren in de journalistiek werkzaam. In de oorlogsjaren schreef hij voor een "fout" blad waarvoor de Commissie voor de Perszuivering hem in 1947 een beroepsverbod van 7 jaar oplegde. Hij was echter al een andere richting ingeslagen, in 1946 werd hij voorlichter bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland. In datzelfde jaar trouwde hij met Rietje Kuipers.
Met de als voorlichter opgedane ervaring vestigde Korsten zich in 1954 als zelfstandig public-relations adviseur. Eén van zijn cliënten was de projectontwikkelaar Reinier Zwolsman met wie hij zo nu en dan deel nam aan transacties waarmee de grenzen van de wet werden overschreden. Korsten had de wind mee wat betreft de ontwikkeling van de in die tijd vrij nieuwe gedachten over publiciteit en voorlichting. Via Zwolsman kwam hij in contact met de voorzitter van de Katholieke Volkspartij (KVP), H.W. van Doorn en het Tweede Kamerlid W.K.N. Schmelzer. Korsten adviseerde Schmelzer in zijn campagne voor de Kamerverkiezingen van dat jaar. Zijn adviezen vielen in goede aarde, zelfs zodanig dat meerdere politieke kopstukken hem in dienst namen. In 1961 gaf de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, G.M.J. Veldkamp, hem de opdracht voor zijn departement een afdeling Externe Betrekkingen te ontwikkelen. Andere bewindslieden volgden: Th. G. Bot, G.H. Veringa, W. den Toom, B.J. Udink en P.J.S. de Jong. De laatste zag van Korsten's diensten af toen hij in 1967 minister-president werd. Bij de kabinetsformaties van 1963, 1965 en 1966 fungeerde Korsten als trait d'union tussen de KVP-politici en zo bestond het dat hij in 1967 voor 6 van de 14 ministers werkte!
In de ambtelijke wereld werden de werkzaamheden van Korsten met de nodige scepsis bekeken. Doordat hij niet aan een ambtseed gebonden was, maar wel als particulier adviseur inzage had tot vertrouwelijke kabinetsstukken en daarnaast ook particulieren van advies diende, werd gevreesd voor belangenverstrengeling. Op de departementen werd hij als "mannetjesmaker" aangeduid. De naam "Raspoetin van Den Haag" deed opgang. Aan minister Marga Klompé refereerde hij als Mamalou, premier Piet de Jong noemde hij Pietje. Dat Korsten mede het kabinetsbeleid zou hebben bepaald is niet helemaal uitgesloten. Hij woonde veel vergaderingen van ministers met hoge ambtenaren bij, herschreef ambtelijke stukken en lobbyde namens ministers bij kamerleden en de pers.
Op 16 september 1967 verscheen in De Volkskrant een interview waarin hij beweerde te staan "achter het beleid dat we nu op Ontwikkelingshulp doen en dat zetten Udink (de minister) en ik keihard door". In de Haagse Post liet hij aantekenen dat hij minister Den Toom in van alles en nog wat adviseerde en vorige week nog de memorie van toelichting op defensieaangelegenheden wat had herschreven. Het gevolg was dat er kamervragen werden gesteld die er toe leidden dat alle ministers met ingang van 1 oktober 1967 hun contacten met Korsten verbraken.
In het dagelijkse leven was Korsten een beminnelijk mens. Hij was intelligent en bezat de nodige charmes waar vooral vrouwen voor vielen. Zijn affaires waren veelvuldig, zelfs de vrouw van een in die tijd bekend politicus ging een buitenechtelijke relatie met hem aan. Zelf was hij in 1966 van zijn vrouw gescheiden. Een tweede huwelijk (Aadje van der Veen) hield nog geen jaar stand.
Doordat de politieke bewindhebbers zich van hem hadden afgewend voelde hij zich erg in de steek gelaten. Al sinds zijn jeugd leed hij aan depressiviteit wat door zijn teleurstellingen in Den Haag nog werd versterkt. Hij probeerde deze gevoelens met drankgebruik te bestrijden. Een arts verstrekte hem zo veel morfine dat hij er geheel aan verslaafd raakte. Het ging steeds verder bergafwaarts. Hij voelde zich verraden, kon maar niet begrijpen dat als je jarenlange (door hem veronderstelde) vriendschappen hebt je zomaar aan de kant kan worden gezet. Ontwenningskuren mochten niet baten. Op 21 augustus 1969 meldde hij zich bij de Ursulakliniek in Wassenaar, totaal beschonken. Hij bekende 6 ampullen morfine per dag te gebruiken. Zijn toestand verslechterde en op 27 augustus stierf Korsten.
Als meest waarschijnlijke doodsoorzaak werd in het sectierapport een ondermijning van het weerstandsvermogen van patient genoemd die in belangrijke mate heeft bijgedragen tot het fatale einde. De verwoording van de doodsoorzaak laat ruimte. Die is anders dan "heeft veroorzaakt". Zijn zuster, mw. Enny Mulder-Korsten, zegt hierover dat er reden is om aan te nemen dat iemand Korsten in de kliniek heeft bezocht en hem een spuit heeft gegeven. Zij sluit niet uit dat die iemand haar broer de dood in heeft geholpen omdat hij ongelofelijk veel van een heleboel mensen wist. Maar, zo zegt ze, ik heb geen bewijs. Zijn dood was en is nog altijd een mysterie. Pogingen van zijn eerste echtgenote Rietje Kuipers om de arts die hem lange tijd van morfine voorzag aan te klagen liepen op niets uit.
Hij werd begraven op kerkhof Berkenrode bij de Sint Bavo, Herenweg 88 in Heemstede, graf J 3, waar zijn moeder reeds in 1962 ter aarde was besteld. In 2002 was de uitgiftedatum van het graf verlopen. Het verkeerde in een ietwat verwaarloosde staat. De grond was verzakt, de stèle was groen uitgeslagen waardoor zijn naam minder goed leesbaar was geworden.
In 2008 is het graf geruimd. (2007-2010)
Literatuur
- Godfried van Run, Hendrina Praamsma - Ben Korsten, de eerste Nederlandse spin doctor - Andere tijden (2002)
- W. Slagter - Korsten, Bernardus Simon(1916-1969) - Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 6 (2006)
Grafcoördinaten
- N52.21.149 E 4.36.884
* Moskou 6 maart 1914 – † Amsterdam 7 maart 1981
"Het verschil tussen zacht en nog zachter..."
Kirill Kondrashin werd in Moskou geboren op 6 maart 1914 uit een violisten-echtpaar. Op zesjarige leeftijd kreeg hij pianoles, maar muziek begon hem pas echt te interesseren op zijn 14de toen zijn belangstelling voor het orkest als ‘instrument’ was gewekt. Vanaf toen kreeg hij privéles van Nikolai Zhilyayev die een grote invloed op hem had. In 1931 werd hij toegelaten tot het Moskous Conservatorium en studeerde hij orkestdirectie bij Boris Khaikin. Nog voor zijn eindexamen was hij al benoemd als dirigent bij het Malyj Opera Theater van Leningrad. In 1943 werd hij benoemd tot dirigent van het Bolshoi Theater in Moskou en werd hij bevriend met Shostakovitch.
Tot ieders verbazing keerde hij in 1956 de Opera de rug toe omdat het dirigeren van opera’s volgens hem niet meer te verenigen was met de door hem ontwikkelde muzikale principes over wat muziek zou moeten zijn en hoe ze zou moeten worden uitgevoerd.
Op het eerste Internationale Tshaikovsky Concours in 1958 was hij de dirigent van de eerste prijswinnaar Van Cliburn met wie hij een tournee maakte door de Verenigde Staten. Hiermee werd hij de eerste Russische dirigent die Amerika bezocht sinds de Koude Oorlog en de eerste Sovjetkunstenaar die persoonlijk door president Eisenhouwer op het Witte Huis werd ontvangen.
Van 1960 tot 1975 was hij chef-dirigent van het Moskous Philharmonisch Orkest en leidde hij première van de zeer controversiële 13de (Babi Yar) symfonie van Shostakovitch waarin antisemitisme aan de kaak werd gesteld. In Europa en Amerika trad hij op met befaamde Russische musici zoals Rostopovich, Oistrakh en Sviatoslav Richter.
In 1978 vroeg hij tijdens een tournee in Nederland politiek asiel aan waarop het Sovjet regime onmiddellijk al zijn platen verbood. Hij werd vaste dirigent van het Amsterdams Concertgebouworkest.
De avond voor zijn dood viel hij nog in vanwege een zieke Klauss Tennstedt en dirigeerde hij de 1ste Symfonie van Mahler met het Norddeutscher Rundfunk. Hij overleed op 7 maart 1981 aan een hartinfarct en werd begraven op de begraafplaats Westerveld in Driehuis.
Kondrashin stond bekend als een dirigent van de oude stempel en als streng en geduldig leermeester met een enorme kennis van het orkestspel. Hij had een heel persoonlijke stijl die tot uiting kwam in de klank van het orkest. Orkestmusici roemden hem om zijn eisen ten aanzien van ‘pianissimo’ en ‘diminuendo’. Hij was ook een ‘dramatisch’ dirigent die het beeldend denken in de muziek toepaste en hij wist als geen ander zijn concrete beelden en gedachten op de musici over te brengen.
Ter nagedachtenis is in 1994 het Kondrashin Concours opgericht. Dit concours hoort tot ’s werelds zwaarste dirigentenconcoursen en wordt eens in de 5 jaar gehouden. (2008)
* Monnickendam, 24 januari 1849 – † Amsterdam, 8 september 1927
Wie een bezoek brengt aan Artis, de dierentuin van Amsterdam, denkt niet direct aan grafmonumenten. Toch is er een grafmonument te vinden en wel van Coenraad Kerbert die van 1890 tot 1927 directeur was van Artis.
* Nijmegen 7 januari 1951 - † Amsterdam 15 februari 1990
Frans Kellendonk studeerde Engelse taal- en letterkunde en promoveerde op een proefschrift over een 17e eeuwse uitgeverij. Tegelijk verscheen zijn eerste verhalenbundel “Bouwval” (1977) dat direct veel aandacht kreeg en bekroond werd met de Anton Wachterprijs.
De belangrijkste thema's in het werk van Kellendonk zijn waarheid, eenheid, afzijdigheid en deelname. Hij publiceerde niet erg veel. Er verschenen twee verhalenbundels, drie romans en een essaybundel. Kellendonk was redacteur van het tijdschrift De Revisor van 1978 tot 1983.
In 1990 overleed Kellendonk aan de gevolgen van AIDS. Hij ligt begraven op Zorgvlied. (2001)