Beroemde Graven
* Beetsterzwaag 9 juli 1837 - † Cannes 7 december 1900
Een vergeten reiziger
Op het rooms-katholieke kerkhof van Wolvega staat een bijzonder kapelletje met vlak daarvoor een grote zerk. De zerk vormt de toegang voor de grafkelder van Jonkheer Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt en zijn vrouw Julia Agatha Jacoba barones thoe Swartzenberg en Hohenlansberg (1845-1914). Beide waren afkomstig uit gegoede Friese adellijke kringen, maar bij Tinco Martinus speelden heel andere landen dan Friesland een grote rol tijdens zijn leven.
* Zonnemaire 25 mei 1865 - † Amsterdam 9 oktober 1943
Pieter Zeeman was de zoon van predikant Catharinus Forandinus Zeeman en Willemina Worst. Na de lagere school in zijn geboorteplaats Zonnemaire (gemeente Brouwershaven), de Rijks HBS in Zierikzee en een tweejarige vooropleiding in Delft te hebben doorlopen werd Zeeman in 1885 tot de Universiteit van Leiden toegelaten. Prof. dr. H.A. Lorentz was daar een van zijn docenten. Ondanks hun leeftijdsverschil werden zij vrienden en werkten in natuurkundige onderzoeken vaak samen. In 1890 werd hij formeel Lorentz' assistent. Op 18 januari 1893 promoveerde Zeeman op het proefschrift Metingen over het verschijnsel van Kerr dat handelt over de terugkaatsing van gepolariseerd licht. Een jaar later werd hij privaatdocent wis- en natuurkunde. Nog een jaar later trouwde hij met Johanna Elisabeth Labret (1873-1962), zij kregen 1 zoon en 3 dochters.
In 1896 kreeg hij internationale vermaardheid door zijn ontdekking dat licht van golflengte verandert en gepolariseerd wordt als de lichtbron in een sterk magnetische veld geplaatst wordt. Aan dit verschijnsel is zijn naam verbonden, het Zeeman-effect. Door Zeemans werk kon het bestaan van het elektron worden aangetoond, de trillende deeltjes die volgens Lorentz de bron van lichtuitstraling waren. Op grond van zijn ontdekking werd Zeeman in 1897 naar Amsterdam gehaald en daar tot lector aan de Universiteit van Amsterdam benoemd; in 1900 werd hij bijzonder hoogleraar natuurkunde.
Kroon op zijn werk was de toekenning van de Nobelprijs in 1902. Samen met Lorentz mocht hij deze prijs in de categorie natuurkunde in ontvangst nemen "als erkenning voor hun buitengewone verdiensten door hun onderzoek naar de invloed van magnetisme op stralingsverschijnselen". Zij waren exponenten van de rond de eeuwwisseling befaamde groep Nederlandse natuurkundigen waartoe ook Kamerlingh Onnes en Van der Waals worden gerekend. Deze intellectuelen deden een nieuwe periode van bloei in de wetenschap ontstaan die wel de Tweede Gouden Eeuw werd genoemd. Vijf jaar later werd Zeeman, als opvolger van Van der Waals, benoemd tot directeur van het Natuurkundig Instituut in Amsterdam. De Universiteit van Amsterdam besloot in 1923 speciaal voor hem een Zeeman-laboratorium te bouwen.
Ondanks vele aanbiedingen uit het buitenland bleef hij zijn hele leven in Nederland werken. Tot zijn dood in 1943 was hij actief in het onderzoek naar de voortplanting van licht in o.a. water, kwarts en vuursteen.
Hij overleed na een korte ziekte waarna hij op de Algemene begraafplaats aan de Kleverlaan in Haarlem bij zijn ouders werd begraven (graf J 10). In 1962 werd zijn vrouw eveneens in dit graf ter aarde besteld. (2006)
Literatuur
- T.P. Sevensma, Nederlandsche Helden der Wetenschap (1946)
- P.F.A. Klinkenberg, 'Zeeman, Pieter (1865-1943)', in: Biografisch Woordenboek van Nederland
* Venlo 16 oktober 1815 - † Zweeloo 18 juni 1878
De Podagristen, zo noemden zich: Ds. Alexander Lodewijk Lesturgeon (1815 - 1878), Harm Boom (1810 - 1885), journalist en redacteur en Dubbeld Hemsing van der Scheer (1791 - 1859), boekhandelaar en uitgever. De naam Podagristen ontleenden de drie aan Podagra, een soort voetjicht. Hun zwerftochten door de Olde Landschap (Drenthe) en wat zij aantroffen beschreven zij in: 'Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst'. Dit werk kan tot één van de klassieken van Drenthe worden gerekend.
Overigens bestaat er enige twijfel of de drie podagristen wel gedrieën hebben gereisd en geschreven. Waarschijnlijk namen zij samen het besluit een reisboek te schrijven, zouden Boom en Lesturgeon het schrijven voor hun rekening nemen, en van der Scheer het uitgeven. Alles wijst erop, dat het uiteindelijk Lesturgeon is geweest, die het boek heeft afgemaakt.
Ds. A. L. Lesturgeon studeerde theologie in Groningen, waar hij zich thuis voelde in de sfeer van de Groninger Richting. Was predikant te Oosterhesselen, later te Vledder en ten slotte te Zweeloo. Hij wist in zijn preken te boeien door sprekende beelden uit het dagelijks leven. Daarnaast hield hij veel voordrachten over alle mogelijke onderwerpen op bijeenkomsten van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Reeds vroeg was er bij hem grote literaire belangstelling, die zich vertaalde in proza en poëzie. Zijn kwaliteiten werden erkend en bezorgden hem het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Ook voor het Drentse dialect werd hij van grote betekenis. Lesturgeon werd begraven naast het kerkje van Zweeloo.
Harm Boom, die was opgeleid tot onderwijzer, koos voor de handel, maar werd al snel ontdekt op zijn journalistieke talenten. Zijn journalistiek werk deed hij onder andere bij de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, als hoofdredacteur van de Amsterdamsche Courant, als redacteur van 's-Gravenhaagsche Nieuwsbode en van de Nederlander. In Assen werd hij redacteur van de Provinciale Drentsche en Asser Courant om na een conflict met de hoofdredacteur van die krant redacteur te worden van de Drentsche Courant. Veel publicaties van zijn hand verschenen in het Drents.
Boom werd begraven te Assen op de Noorderbegraafplaats, waar zijn graf niet meer terug te vinden is.
D.H. van der Scheer was boekhandelaar en uitgever te Coevorden. In zijn jeugd avontuurlijk ingesteld, maakte hij nog deel uit van één van Napoleons speciale regimenten, maar keerde na de nederlaag van Napoleon terug naar Coevorden.
Als boekhandelaar-uitgever was hij zeer geïnteresseerd in Drentse onderwerpen. Van der Scheer stond aan de wieg van de Drentsche Volksalmanak. Hij kan worden gezien als iemand die zich heeft ingezet voor het zich bewust worden van het Drents-eigene. Door hem werd het Drents als schrijftaal gebruikt. Van der Scheer was mede-oprichter van het Drents Museum in Assen.
Van der Scheer ligt begraven te Coevorden, waar zijn graf alleen nog in de boeken vermeld staat. (2002)
Literatuur
- Geschiedenis van Drenthe, Dr J. Heringa e.a.; Boom, Meppel/Amsterdam (1985)
- Deining in Drenthe, Prof. Dr. H.J. Prakke; Van Gorcum, Assen (1969)
- Alexander Lodewijk Lesturgeon, C. van Dijk; Uitg.Drenthe, Beilen (1995)
- Drentse biografieën dln I en IV, Paul Brood,Willem Foorthuis; Boom, Meppel (1989)
* Hoofddorp 18 februari 1907 - † Den Haag 13 december 1980
Op 13 december 1980 stierf mr. Harm van Riel. Op 18 december werd hij onder zeer grote belangstelling begraven op de Noorderbegraafplaats, vlakbij zijn ouders en zijn grootouders. Zowel in Hoofddorp als in Emmen, standplaatsen van zijn vader als directeur post- en telegraafkantoor, sprong hij op de lagere school een klas over, zodat hij op zijn elfde jaar naar het Barlaeusgymnasium in Amsterdam kon, waar hij drie jaar verbleef bij zijn grootouders Smeenge. Teruggekeerd in Emmen ging hij naar de vierde klas van het Asser gymnasium. In korte tijd werd hij klaargestoomd voor het staatsexamen, waarna hij zich in 1923, op zestienjarige leeftijd, kon laten inschrijven als student aan de Universiteit van Leiden. Van zijn vader erfde hij ongetwijfeld de scherpe intelligentie en beschouwelijke nuchterheid, maar ging op politiek en maatschappelijk terrein in de voetsporen van zijn moeder Henderika Alberdina van Riel-Smeenge en zijn grootvader Harm Smeenge. Onvermoeibaar bekleedde hij verschillende functies, publiceerde, hield spreekbeurten en voordrachten, gaf cursussen en onderhield een uitgebreide correspondentie.
In 1930 werd hij adjunct-secretaris bij de Kamer van Koophandel te Dordrecht, maar in hetzelfde jaar verwisselde hij deze functie voor een functie bij de firma Mees & Zoonen te Rotterdam. In 1954 verliet Van Riel Mees. Via zijn moeder kwam Van Riel terecht bij de Partij van de Vrijheid en toen in 1948 deze partij opging in de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie werd hij ondervoorzitter. In 1954 werd hij lid van het College van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Deze functie bekleedde hij tot 1970. Daarna volgden nog enkele jaren gewoon lid van de Staten van Zuid-Holland. Gekozen tot lid van de Eerste Kamer, was hij van 1958 tot 1976 voorzitter van de VVD-fractie in die Kamer. Op 3 juni 1976 legde hij het Eerste-Kamerlidmaatschap neer en trok zich op negenenzestigjarige leeftijd terug uit de actieve politiek. Velen zullen zich hem herinneren, stemmig gekleed met bolhoed en sigaar en sprekend met een duidelijk Drents accent. (2004)