Begraafplaatsen
De voormalige gemeente Muiden (nu Gooise Meren) bestond uit het stadje Muiden en het dorp Muiderberg. Samen kenden de twee plaatsen vijf begraafplaatsen, waarvan maar liefst drie in Muiderberg. En twee daarvan zijn toch wel bijzonder te noemen binnen de funeraire geschiedenis van Nederland. Allereerst de grootste joodse begraafplaats van Nederland, eigendom van de Amsterdamse Joodse Gemeente en als tweede de familiebegraafplaats waar veel Lutheranen uit Amsterdam werden begraven. Beide begraafplaatsen representeren unieke uitingen op het gebied van de lijkbezorging. Maar ook de andere drie begraafplaatsen in de gemeente Muiden zijn de moeite van het bekijken waard. Jan van Mierlo, de voormalige beheerder van de Joodse begraafplaats in Muiderberg, schreef erover.
De voormalige gemeente Muiden (nu Gooise Meren) bestond uit het stadje Muiden en het dorp Muiderberg. Samen kenden de twee plaatsen vijf begraafplaatsen, waarvan maar liefst drie in Muiderberg. En twee daarvan zijn toch wel bijzonder te noemen binnen de funeraire geschiedenis van Nederland. Allereerst de grootste joodse begraafplaats van Nederland, eigendom van de Amsterdamse Joodse Gemeente en als tweede de familiebegraafplaats waar veel Lutheranen uit Amsterdam werden begraven. Beide begraafplaatsen representeren unieke uitingen op het gebied van de lijkbezorging. Maar ook de andere drie begraafplaatsen in de gemeente Muiden zijn de moeite van het bekijken waard. Jan van Mierlo, de voormalige beheerder van de joodse begraafplaats in Muiderberg, schreef erover.
De voormalige gemeente Muiden (nu Gooise Meren) bestond uit het stadje Muiden en het dorp Muiderberg. Samen kenden de twee plaatsen vijf begraafplaatsen, waarvan maar liefst drie in Muiderberg. En twee daarvan zijn toch wel bijzonder te noemen binnen de funeraire geschiedenis van Nederland. Allereerst de grootste joodse begraafplaats van Nederland, eigendom van de Amsterdamse Joodse Gemeente en als tweede de familiebegraafplaats waar veel Lutheranen uit Amsterdam werden begraven. Beide begraafplaatsen representeren unieke uitingen op het gebied van de lijkbezorging. Maar ook de andere drie begraafplaatsen in de gemeente Muiden zijn de moeite van het bekijken waard. Jan van Mierlo, de voormalige beheerder van de joodse begraafplaats in Muiderberg, schreef erover.
De voormalige gemeente Muiden (nu Gooise Meren) bestond uit het stadje Muiden en het dorp Muiderberg. Samen kenden de twee plaatsen vijf begraafplaatsen, waarvan maar liefst drie in Muiderberg. En twee daarvan zijn toch wel bijzonder te noemen binnen de funeraire geschiedenis van Nederland. Allereerst de grootste joodse begraafplaats van Nederland, eigendom van de Amsterdamse Joodse Gemeente en als tweede de familiebegraafplaats waar veel Lutheranen uit Amsterdam werden begraven. Beide begraafplaatsen representeren unieke uitingen op het gebied van de lijkbezorging. Maar ook de andere drie begraafplaatsen in de gemeente Muiden zijn de moeite van het bekijken waard. Jan van Mierlo, de voormalige beheerder van de joodse begraafplaats in Muiderberg, schreef erover.
Lange tijd was deze begraafplaats een van de meest verborgen plekjes in Amsterdam en tegelijk de meest onbekende begraafplaats van Amsterdam. Het verhaal erachter is minstens zo onzichtbaar geweest, maar daar is de laatste decennia verandering in gekomen. De begraafplaats is van een zodanige betekenis dat deze in 2014 een gemeentelijk monument is geworden. Het gaat om de Joodse begraafplaats Zeeburg.
In 2006-2007 onderging de Vughtse St.‑Lambertustoren een ingrijpende restauratie. In augustus 2007 vond een feestelijke afronding plaats door de onthulling van een enorme grafsteen tegen de noordelijke muur van de toren. De zerk lag oorspronkelijk op het St.‑Lambertskerkhof en dekte het graf van de veertienjarige Pieter Anthony van Wiedenkeller. Hij werd in 1775 in de protestantse Lambertuskerk in Vught gedoopt en overleed in 1790. Zijn grafsteen heeft sinds 1790 op verschillende plaatsen gelegen. Naarmate het onderzoek naar de achtergronden van de zerk vorderde, ontrolde zich een opmerkelijke geschiedenis.
De Utrechtse Heuvelrug is al eeuwenlang een aantrekkelijke vestigingsplaats voor aanzienlijke families. Hier werden dan ook veel buitenplaatsen aangelegd. Bij Driebergen-Rijsenburg zijn er een aantal te vinden, waaronder Broekbergen. Bij deze kleine buitenplaats werd veel later onder geheel andere omstandigheden een begraafplaats aangelegd. De geschiedenis van deze begraafplaats is derhalve geen gewoon verhaal.
De voorgeschiedenis
Voor de geschiedenis van de Hernhutters dienen we enkele eeuwen terug te gaan in de geschiedenis.Die geschiedenis speelde zich af in Bohemen en Moravië, respectievelijk het westelijk en het oostelijk deel van Tjsechië en begon met de marteldood van de prediker Johannes Hus, die tevens professor was aan de Universiteit van Praag. Het resultaat van de verbranding als ketter van Johannes Hus op 6 juli 1415 was niet de vernietiging van diens gedachtegoed. Evenmin brak zijn dood het verzet van de mensen in Bohemen en Moravië tegen de rooms-katholieke kerk.
Vroeger viel vooral de bomenlaan op die richitng een bos leidde. Zo rijdend over de snelweg net voorbij Zwolle. Nu valt een Chinese tempel op maar voorheen keek je eigenlijk naar de gemeentelijke begraafplaats van Zwolle, met een boskarakter. De begraafplaats is aangelegd op het voormalige landgoed bij de havezate Kranenburg, wat veel verklaart. Aan de lange oprijlaan staat nog de zogenaamde Prinsenpoort, bestaande uit twee hekpijlers die herinneren aan de status van het landgoed. Bijna aan het eind van de lange laan die naar de begraafplaats voert, ligt aan de rechterzijde nog het oude koetshuis. Even verderop ligt op de begraafplaats ook het crematorium van Zwolle.
Ten tijde van de Bataafse Republiek kreeg de rooms-katholieke kerk haar godsdienstvrijheid terug. Men kon de schuilkerken verlaten. Tussen 1796 en 1840 werden ongeveer 150 nieuwe rooms-katholieke kerken gebouwd. Bij Koninklijk Besluit van 19 augustus 1842 werd als beschikking op de rekesten van katholieke inwoners van Zeist toestemming verleend tot het oprichten van een noodkerk en het benoemen van een pastoor. Van 1580 tot 1842 had Zeist geen katholieke kerk en behoorden de Zeister katholieken tot de statie Bunnik. Zij kerkten echter ook in Soesterberg (1837) en in Rijsenburg (1809). Tot eerste pastoor na de Hervorming werd op 25 september 1842 Franciscus Cohu benoemd. Op 9 februari 1843 werd de noodkerk in de 2e Dorpsstraat door de aartspriester ingewijd en de nieuwe pastoor geïnstalleerd.