Kunst & Cultuur
* 's Gravenhage 28 april 1913 - † Amsterdam 13 mei 1984
Al in zijn jonge jaren blijkt Johan Louis Geesink aanleg te hebben voor tekenen. Na korte carrières op kantoren en op een vrachtschip begint hij samen met zijn broer een bedrijfje voor het ontwerpen en maken van gevelborden en bioscoopaffiches. Het bedrijfje floreert, wordt een bedrijf en als in 1935 opdracht wordt gekregen voor het maken van borden voor de revue Zoek de zon op met de in die tijd bekende revue-artist Lou Bandy volgen weldra meer grote opdrachten. Borden, decors en kleding voor revues.
Bij het uitbreken van de oorlog trekt Geesink zich terug in de kelder van een Amsterdams grachtenhuis waar hij experimenteert met het maken van poppen en deze laat optreden in films. Binnen de kortste keren heeft hij 15 mensen in dienst en als in 1942 Marten Toonder, geestelijk vader van o.a. Tom Poes en Ollie B. Bommel, zich bij het bedrijfje aansluit ontstaat Geesink-Toonder Tekenfilm Producties. Er wordt een film gemaakt voor de Nederlandse Spoorwegen en een aantal poppenfilms voor Philips. Helaas duurt de samenwerking maar twee jaar. Door liquiditeitsproblemen komt Geesink in 1946 in moeilijkheden. Werk genoeg maar geen geld om zijn producties van de grond te krijgen. Hij vindt een financier en in mei 1946 wordt Geesink's productiemaatschappij Dollywood opgericht. Hij krijgt veel opdrachten en als in 1947 zijn Van Nelle-film De Grote Vier in Brussel een filmprijs wint, betekent dat zijn internationale doorbraak.
In 1955 wordt een tweede maatschappij opgericht, Starfilm. Dollywood produceert poppenfilms, Starfilm documentaires, reclame- en instructiefilms. De bomen groeien tot in de hemel, maar er zijn ook tegenvallers. Het wonderlijke leven van Willem Parel, een film met Wim Sonneveld flopt. Geesink ontwikkelt de animatie met poppen steeds verder, waardoor zijn in opdracht vervaardigde reclamefilms ver boven het gemiddelde uitstijgen. Hij ontvangt een reeks van internationale prijzen waaronder die van het Festival van Venetië 1951 voor Kermesse Fantastique.
In 1963 maakt Geesink plannen voor toeristische attracties. Holland Promenade in Amsterdam komt doordat de gemeente Amsterdam geen medewerking verleent niet van de grond. Ook Dollywood dat Geesink in samenwerking met Philips tot stand wil brengen blijkt geen levensvatbaarheid te hebben.
Naast al deze activiteiten houdt Geesink zich ook bezig met strips waarvan Fokkie Flink en Rick de Kikker het bekends werden. In 1971 wordt Loeki de Leeuw geboren. Als vanaf januari 1972 Loeki als scheidingsfiguur tussen de televisiereclames wordt gebruikt blijkt dit een gouden greep, het succes is ongekend groot. Loeki wordt naast in Nederland ook in Frankrijk, Engeland, Oostenrijk, Italië en de Verenigde Staten uitgezonden.
Joop Geesink stond bekend als een aimabel mens. Hij had een robuust gestalte met een vrolijk hoofd. Vaak een grote sigaar in zijn mond. Begin 1984 diende zich een ongeneeslijke ziekte aan. Korte tijd later overleed hij. De crematie vond plaats op 17 mei 1984.
Het crematiegraf op de begraafplaats Westerveld in Driehuis, graf RR 51a, wordt gesierd door een op een voetstuk geplaatst fraai, kermisachtig figuurtje dat met zijn orgeltje zijn kostje bij elkaar scharrelt. Het beeldje is een afgietsel van het origineel dat Geesink altijd op zijn kantoor had staan. (2008)
* Amsterdam 14 april 1912 - † Den Helder 11 mei 1982
Pieter van Egmond was het vierde van de vijf kinderen van Pieter van Egmond, banketbakker, en Adriana Selle. Toen Piet 6 jaar was leerde Wouter Westerhoud, organist van de Oranjekerk in Amsterdam, hem de eerste beginselen van het orgel- en pianospel. Dat kreeg een vervolg aan de Muziekschool van het Amsterdamse Conservatorium waar Anton H. Tierie zijn docent was. Zijn eerste openbare optreden vond plaats in 1927, op 15-jarige leeftijd. In de Oude Kerk in Amsterdam gaf hij een orgelconcert dat geheel met werken van Bach gevuld was. Dat jaar, 1927, was toch al een gedenkwaardig jaar voor de jonge Van Egmond want naast zijn eerste concert behaalde hij ook zijn ULO-diploma en werd toegelaten tot het Conservatorium. Onder Cornelis de Wolf haalde hij in 1930 cum laude zijn einddiploma orgel. Een jaar later slaagde hij voor zijn solistenexamen orgel en besloot zijn studie in 1932 met het behalen van het einddiploma piano. Hij had inmiddels al faam verworven als organist van de Elthetokerk en de Lutherkapel, beide in Amsterdam, en door zijn orgelspel bij de Morgenwijdingen die door de AVRO-radio werden uitgezonden.
Reeds op jonge leeftijd werd zijn naam gevestigd doordat hij in 1933 werd benoemd tot organist van het Amsterdamse Concertgebouw. Onder Willem Mengelberg, de eerste dirigent van het Concertgebouworkest, speelde hij mee in de jaarlijkse Matthäus-Passion van J.S. Bach. Dat werk maakte grote indruk op hem, vooral door de romantische visie van Mengelberg.
In 1936 trouwde Van Egmond met Ina Funke (1913-1987) ook bekend als Inge Roos. Het huwelijk bleef kinderloos.
Van alleen de inkomsten van het Concertgebouworkest kon Van Egmond niet bestaan. Hij vervulde daarom nog een aantal nevenfuncties zoals organist van de Kloveniersburgwalkerk (1937) en van het City-theater (1941). De kerkeraad kon deze combinatie niet waarderen wat er uiteindelijk in resulteerde dat hij de Kloveniersburgwalkerk moest verlaten en in de Willem de Zwijgerkerk en bij de Bachzaal-gemeente ging spelen.
Gedurende de Duitse bezetting speelde Van Egmond niet alleen orgel, maar ook een twijfelachtige rol door, zoals de meeste leden van het Concertgebouworkest, lid te worden van de Nederlansche Kultuurkamer. Hij trad op ten behoeve van de Winterhulp en de Nederlansche Volksdienst voor welke organisatie hij de Volksdienstmars componeerde en ten gehore bracht. Na de oorlog werd hij hierop afgerekend. Op 6 september 1945, bij de zuivering van kunstenaars, werd hem door de Eereraad voor de Muziek een 3-jarig dirigeerverbod opgelegd. Zijn beroep resulteerde er in dat de straf werd bekort tot 5 mei 1947. Hij mocht wel als organist blijven optreden, sacrale muziek viel buiten de Kultuurkamer.
Van 1948 tot 1966 verzorgde Van Egmond wekelijks een "populaire orgelbespeling" voor de NCRV-radio. Populair duidt er al op dat hij niet alleen oorspronkelijke orgelliteratuur speelde, maar ook populaire bewerkingen. Van 1957 tot 1963 bespeelde hij regelmatig het grote BBC-orgel in de Jubilee Chapel in Londen; van hieruit gingen 68 uitzendingen de ether in. Ook bespeelde hij de orgels van de Dom te Keulen en van de Saint Sulpice in Parijs. Zijn populariteit groeide verder uit door de vele orgelconcerten die hij in het hele land gaf. Zijn karakteristieke kop met het half lange, blonde, golvende haar verscheen regelmatig in de tijdschriften van de omroepverenigingen. Hij hechtte zeer aan zijn uiterlijk, epileerde zijn wenkbrauwen, verzorgde zijn handen met grote toewijding en voorzag zijn vingernagels van blanke lak.
Vast onderdeel van zijn concerten en kerkdiensten waren zijn improvisaties op bekende geestelijke liederen. Hij schroomde niet bij een gezang als "Ruwe stormen mogen woeden" de storm en de noodklokken uitbundig te interpreteren. De concertbezoekers vonden het prachtig, zijn vakgenoten konden zijn techniek wel waarderen, maar verafschuwden zijn populariserende speelwijze.
Van Egmond was ook nog dirigent. Met het door hem in 1933 opgericht Amsterdams Oratoriumkoor voerde hij tientallen keren de Matthäus-Passion uit. Hij dirigeerde het AVRO-Morgenwijdingskoor, de Koninklijke Mannenzangvereniging Apollo en richtte in 1950 een klein vocaal ensemble op waarvan zijn echtgenote Inge Roos deel uitmaakte.
In latere jaren verwisselde van Egmond vele malen van kerkgenootschap waarvoor hij het orgel bespeelde. De gereformeerde Wilhelminakerk in Haarlem, de Grote Kerk in Apeldoorn, de Stichting Alle Dag kerk en de Oude Lutherse Kerk, beide in Amsterdam. Hij heeft vele opnamen gemaakt, de laatste bij zijn 50-jarig organistenjubileum in 1977. Van Egmond heeft veel bijgedragen aan de popularisering van het orgel en de orgelmuziek. Hij deed niet mee aan stijlstromingen, "muziek moet van binnenuit komen… dan speel ik, ik zou bijna zeggen, zoals God het me ingeeft". Voor hem bestonden maar twee soorten muziek, goede en slechte, "en de goede moet je spelen".
Na een moeilijke levensavond overleed hij in het Helderse verpleeghuis Den Koogh aan de gevolgen van de ziekte van Alzheimer. Hij werd op 14 mei 1982 begraven op de begraafplaats Westerveld in Driehuis, gemeente Velsen (graf QQ 81a) waar zijn vrouw Ina in 1987 werd bijgezet. Zijn epitaaf luidt: "Looft hem met snarenspel en orgel" uit Ps. 150 : 4 (2007)
Literatuur
- Gerco A. Schaap - Piet van Egmond. Een leven voor muziek (2003)
- W. Slagter - Egmond, Pieter van (1912-1982) - Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 5 (2002, gew. 2007)
Grafcoördinaten
- N 52.26.779 E 4.37.716
* Kazan (Rusland) 28 mei 1954 - † Amsterdam 16 april 1988
Het concert van 27 november 1987 in het Concertgebouw van Amsterdam was niet Youri Egorov's laatste concert - hij zou nog in Florence en Maastricht optreden - maar hij zag het wel als zijn adieu aan het podium. Ook de toehoorders die niet op de hoogte waren van Egorov's ziekte schoven tijdens dat concert naar het puntje van hun stoel, want zelden bereikte een pianist zo'n sterke mate van diepzinnigheid en concentratie als Egorov toen in Schuberts Moments Musicaux. Wat dat betreft vertoont Egorov's recital grote overeenkomst met het laatste indrukwekkende concert van Dinu Lipatti in Lausanne; beide pianisten waren even oud toen ze voor het laatst optraden - 33 jaar - en beide pianisten wisten zich door een ongeneeslijke ziekte veroordeeld.
* Assen 1873 – † Antwerpen 18 januari 1951
Het korte verblijf van de schilder Van Gogh in Drenthe en de restauratie van het pand waar hij enige maanden verbleef, zou je bijna doen vergeten dat Drenthe zelf ook een aantal schilders heeft voortgebracht. We zouden ze vertolkers van d' Olde Lantschap, Drenthe, kunnen noemen. Een voorbeeld daarvan is Louis Albert Roessingh, in 1873 geboren te Assen als zoon van mr. Izaac Roessingh, president van de arrondissementsrechtbank.
Na de middelbare school vertrok Albert naar Antwerpen om daar lessen te volgen aan de Academie der Schone Kunsten. Hoe turbulent zijn studietijd ook was, Roessingh bleek te beschikken over discipline waar het zijn werk betrof. Daarbij treft ons in hem zijn belezenheid en zijn filosofische aanleg. Het is daarom niet verwonderlijk, dat van zijn hand ook literatuur is verschenen: zijn Drentse gedichten en het postuum uitgegeven werk: Stad der paleizen, herinneringen aan het Assen van zijn jeugd.
Succes kan hem niet worden ontzegd, maar om van inkomsten verzekerd te zijn, was hij wel genoodzaakt gedeelten van de huizen waarin hij woonde te verhuren. Zijn hart bleef trekken naar het Drentse land en we zien dan ook, dat het Drentse landschap vaak onderwerp van zijn werken is geweest.
In 1911 liet hij bovendien een eenvoudige woning, de Zandhoeve, bouwen in het Drentse Elp. Een woning, die later zou uitgroeien tot een soort kasteeltje. Roessingh heeft er noodgedwongen de Eerste Wereldoorlog moeten doorbrengen.
Contacten met andere schilders had hij door zijn lidmaatschap in 1918 en 1919 van De Ploeg. In Amsterdam was hij lid van de kunstenaarsvereniging St. Lucas. Onder de leden van de kunstenaarsvereniging De Drentsche Schilders, die in 1946 werd opgericht, treffen we hem echter niet aan. Waarschijnlijk vanwege zijn leeftijd, onbekendheid met de meeste schilders en het feit, dat zijn zakelijk leven zich in Antwerpen afspeelde.
Op 18 januari 1951 overleed hij daar, begraven echter werd hij op de begraafplaats van Westerbork. (2002)
Literatuur
- Stad der Paleizen, jeugdherinneringen van L.A.Roessingh, L.A. Roessingh; Assen (1951)
- Beeldende kunst in Drenthe in het interbellum, M. van der Wal en J.J.Heij in: Maandblad Drenthe, jaargang 60, nr 10 december 1988
- Drentse biografieën III, W.R. Foorthuis e.a.; (1993)
* Amsterdam 6 juli 1884 – † Hilversum 6 april 1974
De naam Dudok is haast een begrip geworden in Nederland. De architect Willem Marinus Dudok heeft een oeuvre nagelaten dat ook buiten Nederland veel bekendheid geniet. Tussen de vele ontwerpen bevinden er zich ook een aantal voor begraafplaatsen.
* Antwerpen (Bel.) 3 mei 1892 - † Amsterdam 26 november 1927
Pierre Gilliams, schoenmaker, en Marie Crets hadden drie kinderen. Hun oudste zoon stierf op 5-jarige leeftijd waardoor zoon Frans en dochter Joanna Jacoba (Jeanne zoals zij oorspronkelijk werd genoemd) overbleven. Jenny was een mooi meisje dat had geleerd voor modiste en met het geld dat zij hiermee verdiende zanglessen nam bij de toen bekende zangpedagoge Berthe Seroen. Met broer Frans zong zij wel in het café wat haar vader bezocht. Dit leidde ertoe dat ze werd uitgenodigd in het koor van de Vlaamse Opera te komen zingen. In 1912 trouwde ze met haar buurjongen Freddy Elbers, een kapper die in een amateur-toneelgezelschap kleine rollen speelde. Jenny deelde zijn belangstelling voor het toneel en samen met broer Frans en diens echtgenote Francien speelden ze op bruiloften en partijen.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtten vele Belgen naar Nederland. Zo ook Jenny en Freddy. Zij kwamen in Hoorn terecht waar Jenny haar vaardigheid als modiste te gelde bracht en zo voor de nodige inkomsten kon zorgen. Toen Frans en Francien later naar Hoorn kwamen vormden ze gevierenlijk een cabaretgezelschapje waar ze veel succes mee hadden. Aan de samenwerking kwam in 1916 een eind toen Jenny's zoon Freddy was geboren. Ze vertrokken naar Amsterdam waar vader Freddy als kapper in de Leidsestraat ging werken en Jenny door Max van Gelder geëngageerd werd. Na de oorlog wilde Freddy weer terug naar Antwerpen doch Jenny wenste in Nederland te blijven. Dit had tot gevolg dat het paar door echtscheiding uit elkaar ging.
Toen ze in 1919 in een Roosendaals café met een liedjesprogramma optrad, zat Jean-Louis Pisuisse toevallig in het zaaltje. Hij vroeg haar voor zijn cabaret en op 27 april 1919 opende zij de avond met Vlaamse liederen. Paul Collin, een cabaretcollega, ontfermde zich over haar, leerde haar Franse liedjes en ontving haar samen met zijn vrouw in hun huis. De omgang met Pisuisse bleef niet zonder gevolgen. Op 31 maart 1920 werd hun dochter Jeanne-Louise Wilhelmina (Jenneke later Jenny) geboren. Pisuisse was nog getrouwd met Fie Carelsen. Beide vrouwen waren in zijn leven verankerd; hij kon eigenlijk niet zonder ze. Ondanks dat hij altijd een plaats in haar hart had verworven liet Fie zich evenwel op 14 november 1925 van hem scheiden. Op 16 juli 1927 werd het huwelijk tussen Jenny en Jean-Louis gesloten. Dit bracht echter geen rust in hun relatie. Pisuisse kon zijn gevoelens voor beide vrouwen niet op orde brengen waardoor er spanningen in het huwelijk optraden. Een tournee door Indië leek wat rust te brengen maar toen Jenny een kortstondige romance met haar collega Tjakko Kuiper had laaiden de conflicten weer op. Jenny koos uiteindelijk voor haar echtgenoot Pisuisse wat door Tjakko Kuiper niet in dank werd afgenomen. Op 26 november 1927 begin hij een wanhoopsdaad; op het Rembrandtsplein in Amsterdam schoot hij zowel Jenny als Jean-Louis dood, waarna hij de hand aan zichzelf sloeg.
Zij werden in de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam opgebaard. Hun eikenhouten kisten waren voorzien van een koperen plaat waarop hun naam, geboorte- en overlijdensdatum. Na afloop van de afscheidsdienst reed de begrafenisstoet, begeleid door hun collega's en vrienden, stapvoets door Amsterdam. Op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag werden zij onder zeer grote belangstelling neergelaten in graf 1 3217, eerst Jean-Louis daarna zijn vrouw Jenny. Hun begrafenis was een postuum eerbetoon geworden.
Door een meningsverschil tussen de families Pisuisse en Gilliams werd Jenny op 27 maart 1928 uit het graf verwijderd en in het naastgelegen graf 1-3218 herbegraven. Fie Carelsen, die in 1970 het eigendomsrecht van het graf van Pisuisse had verworven had in haar testament opgenomen dat ze in zijn graf wenste te worden begraven hetgeen na haar dood in 1975 geschiedde.
Literatuur
- Willy Corsari: Liedjes en herinneringen (1972)
- Jenny Pisuisse: Jean-Louis Pisuisse. De vader van het Nederlandse Cabaret (1977)
- Anke Hamel: Mijn liefste lief. Brieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen (1989)
* Würzburg (Dld) 9 juni 1884 - † Bussum 11 mei 1978
Johannes Pieter Jacobus Helmich Clinge Doorenbos, roepnaam Hens, maar iedereen noemde hem Clinge, hield wel van een grap. Toen hij in De Telegraaf moest lezen dat hij op 15 februari 1978 was overleden reageerde hij, geheel in zijn stijl, met het volgende rijm:
Tóch ben ik gezond gebleven
En lééf voor zover ik weet.
'k Ben van achttien vier en tachtig,
Dus betrekkelijk niet oud.
Elke middag tegen zessen
Vraag ik: staat de Bokma koud?
Dramatisch genoeg overleed hij slechts enkele maanden later werkelijk.
* Middelharnis 5 september 1842 - † Amsterdam 28 april 1925
Louis Bouwmeester geldt als één van de grootste Nederlandse acteurs. Vooral als Shakespeare-vertolker maakte hij naam. In 1882 ontving hij van Willem III de gouden medaille voor Kunsten en Wetenschappen. In 1902 verliet hij het Nederlandsch Tooneel, om zelf als Directeur op te treden van het Haarlemsch Tooneelgezelschap. In 1903 trad hij enige malen op te Parijs en te Londen, waar zijn spel zeer geroemd werd. Bij zijn uitvaart stonden duizenden mensen langs de weg. 'De Telegraaf' herdacht hem met een meeslepend gedicht waarvan de laatste regels luiden:
Nooit zal Nederland u vergeten
Uw genie en Uwen geest
't Verst na-geslacht zal weten,
wie Bouwmeester is geweest.
(2001)
* Groningen 10 juni 1921 - † Amsterdam 9 maart 1988
Reeds op 14-jarige leeftijd nam Tietje Schaank danslessen bij Frans Muriloff. Ze begon haar carrière als revuedanseres en trad ook op in operettes. Na in 1940 toneellessen bij Paul Steenbergen te hebben gevolgd kwam ze een jaar later als volontair bij het Residentie Toneel. Tot 1946 was ze actrice bij dit gezelschap. Daarnaast trad ze op in het cabaretgezelschap van Paul Meijer.
Ze was nog maar net 15 jaar toen ze een relatie kreeg met de veel oudere revue-artist Willy Derby (1886-1944). Na een aantal jaren met hem te hebben samengewoond ging ze haar eigen weg. Na de oorlog werkte ze enige tijd in München waar ze in bioscoop- en tv films speelde, gastrollen had bij o.a. het Haags Toneel, in tv-drama's speelde en in 1950/51 inToon Hermans' theatershow Alle gekheid op een stokje stond.
Inmiddels was ze in 1942 gehuwd met de acteur Leo de Hartogh. Ze kregen een dochter, Linda, die later de achternaam Van Dyck aannam. Na een jaar werd het huwelijk ontbonden, waarna ze in 1955 de regisseur Montgomery Ford trouwde. Ook dit huwelijk duurde nog geen jaar. In hetzelfde jaar 1955 had ze de acteur Ko van Dijk leren kennen, waarmee ze op 25 juli 1956 in Engeland trouwde. Dit huwelijk werd in 1963, na 8 jaar dus, ontbonden.
In de jaren 1947 tot 1980 maakte ze deel uit van vele cabaret- en toneelgezelschappen zoals het Cabaret Martie Verdenius en het Theatergezelschap Johan Kaart. Op tv verscheen ze o.a. in Pension Hommeles (1958/59), Het meisje met de blauwe hoed (1972/73), Swiebertje (1971/74) en Pommetje Horlepiep (1976/80). Ook in verschillende Nederlandse films had ze een rol, zoals in Kermis in de regen met Kees Brusse (1962) en Een stille liefde uit 1977.
Op tv ontpopte ze zich als een bekwaam karakterspeelster wat bijvoorbeeld bleek in 1962 toen zij samen met haar man Ko van Dijk een scene speelde uit Gaslicht. Ze had echter geen grote ambities; ze noemde zichzelf niet zo'n carrièremens.
Een ernstig auto-ongeluk overkwam haar in 1968 toen zij op weg naar haar ouders in Groningen door gladheid in Heerenveen slipte. Ze was 4 jaar niet in staat haar werk te doen.
In de tachtiger jaren werd botkanker bij haar geconstateerd. Na een langdurig ziekbed overleed ze in het Amsterdams Medisch Centrum (AMC).
Op maandag 14 maart 1988 om 16 uur, een prachtige lentedag, werd ze onder grote belangstelling begraven op de begraafplaats Westerveld in Driehuis, graf MM 152 E 00
Aan het graf werd gesproken door Nico Scheepmaker, journalist/publicist, en de actrice Henny Orri waarna de witte kist met zilveren handgrepen in het graf werd neergelaten. Linda van Dyck sprak een dankwoord.
Het epitaaf op de grafsteen luidt: Dichterbij kun je niet komen. (2008)
Bronnen
- Theater Instituut Nederland, Amsterdam
Grafcoördinaten
- N 52.26.729 E 4.37.699
* Den Haag 5 april 1886 - † Den Haag 9 april 1944
Willem Frederik Christiaan Dieben, artiestennaam Willy Derby, was de middelste van vijf kinderen in het gezin van vader Franciscus Albertus Jacobus Dieben (metselaar) en moeder Frederika Wilhelmina Ninaber. Op de lagere school blonk hij niet uit, dat wil zeggen zijn leerprestaties waren zeer matig, maar met zingen was hij des te beter.
Na zijn militaire dienst begon hij in 1908 in Antwerpen als zingende ober. In London zette hij dit voort waarna hij als hutbediende werkte op een boot naar Amerika en daarnaast ter vermaak van de passagiers optrad. Na optredens in een havenkroeg in New York werkte hij enige tijd bij de Holland-Harwich Lijn, wederom in de hem vertrouwde combinatie van ober-zanger-entertainer. Weer aan land oberde hij waar men hem nodig had en aarzelde niet iedere gelegenheid aan te grijpen om zijn liedjes ten gehore te brengen. In 1915 trouwde hij met Adelaïde Marie de Kuyper (1881-1957). Hun huwelijk bleef kinderloos. Zijn vrouw drong er bij hem op aan de artiestenwereld in te gaan. Zijn eerste optredens in Rotterdam hadden veel succes. Het gevolg was dat hij veel gevraagd werd om bij variëté-voorstellingen en revues op het podium te verschijnen. Zijn carrière raakte in een stroomversnelling, hij veroverde Den Haag en stond reeds in hetzelfde jaar 1915 op de Pier van Scheveningen. Zonder zijn vrouw was het nooit zover gekomen; ze ondersteunde en stimuleerde hem, verzorgde zijn toneelkostuums, hielp bij het instuderen van acts en liedjes en was ook nog zijn manager en impresario. Helaas liet haar gezondheid te wensen over, vaak moest ze het bed houden.
In 1916 kreeg Willem een contract voor optredens met zijn jongste broer Lou, die later de toneelnaam Lou Bandy aannam. Bandy van de omgedraaide, verengelste lettergrepen van Dieben. De Bandy Brothers waren geen succes wat vooral veroorzaakt werd door de vele ruzies tussen de broers. Na deze mislukking ging hij zich Will Bandy noemen en veranderde dit in 1918 in Willy Derby. Derby besloot weer solo op te treden. Hij was inmiddels zo bekend dat zijn naam op het affiche van een variëtévoorstelling een uitverkocht huis betekende. Zijn optreden bestond uit een conference en het zingen van liedjes van velerlei aard. Van meezingers tot liedjes met dramatische teksten. In 1919 werden een aantal van deze liedjes op de plaat vastgelegd. Het succes was zo groot dat er nog vele opnamen volgden. Vooral Hallo Bandung en Scheiden doet lijden waren zeer populair. Hij opende zijn eigen platenwinkels en er werden in de loop der jaren ruim 10 miljoen platen van hem verkocht. Hij bleef evenwel een aimabel mens, sterallures waren hem vreemd. Zijn afkomst heeft hij nooit verloochend.
In 1933 trof hem een hartinfarct; hij kreeg het advies het wat kalmer aan te doen.
Derby raakte betrokken bij een romantische affaire met de 15-jarige revue-artiste Teddy Schaank (1921-1988). In 1936 gingen ze samenwonen. De relatie heeft acht jaar geduurd wat echter niet verhinderde dat zijn vrouw Adelaïde hem zakelijk bleef bijstaan. Derby op zijn beurt, zorgde financieel voor haar, zocht haar regelmatig op en is nooit van haar gescheiden.
In de oorlog schroomde Derby niet tijdens zijn optredens de Duitse bezetter in bedekte vorm te provoceren. Dat moest een keer verkeerd aflopen. En dat gebeurde 1941 toen hij wegens een anti-Duitse houding in de Scheveningse gevangenis (het Oranjehotel) werd opgesloten. Dat herhaalde zich op 13 februari 1943. De Duitsers onthielden hem de medicijnen die hij voor zijn hartkwaal nodig had. Zijn vriendin wist wat medicijnen naar binnen te smokkelen en redde daarmee waarschijnlijk zijn leven. Hij kwam op 30 maart 1943 weer vrij maar mocht gedurende een half jaar niet optreden. In korte tijd werd hij een oude, zieke man. Zijn vriendin verbrak in 1944 de verslechterde relatie. Enkele weken later overleed Willy Derby aan een hartaanval.
Hij is begraven op de begraafplaats Oud Eik en Duinen (graf A-2426) in Den Haag. Zijn grafschrift luidt Scheiden doet lijden. De zuster van zijn vrouw, H.M.E. Christiaanse-de Kuyper werd in 1949 in dit graf bijgezet terwijl zijn vrouw Adelaïde hier in 1957 ter ruste werd gelegd.
Het ouderlijke huis waarin de familie Dieben in de Van Limburg Stirumstraat in Den Haag woonde, is afgebroken en vervangen door een flatgebouw. Aan de gevel van dit gebouw, bij nr. 185, is een herinneringssteen aangebracht. (2004)
Literatuur
- C. Dokter: Flick-Flack, anecdotes en verhalen uit het Nedelandsche variëté-leven (1947)