* Amsterdam 14 april 1912 - † Den Helder 11 mei 1982
Pieter van Egmond was het vierde van de vijf kinderen van Pieter van Egmond, banketbakker, en Adriana Selle. Toen Piet 6 jaar was leerde Wouter Westerhoud, organist van de Oranjekerk in Amsterdam, hem de eerste beginselen van het orgel- en pianospel. Dat kreeg een vervolg aan de Muziekschool van het Amsterdamse Conservatorium waar Anton H. Tierie zijn docent was. Zijn eerste openbare optreden vond plaats in 1927, op 15-jarige leeftijd. In de Oude Kerk in Amsterdam gaf hij een orgelconcert dat geheel met werken van Bach gevuld was. Dat jaar, 1927, was toch al een gedenkwaardig jaar voor de jonge Van Egmond want naast zijn eerste concert behaalde hij ook zijn ULO-diploma en werd toegelaten tot het Conservatorium. Onder Cornelis de Wolf haalde hij in 1930 cum laude zijn einddiploma orgel. Een jaar later slaagde hij voor zijn solistenexamen orgel en besloot zijn studie in 1932 met het behalen van het einddiploma piano. Hij had inmiddels al faam verworven als organist van de Elthetokerk en de Lutherkapel, beide in Amsterdam, en door zijn orgelspel bij de Morgenwijdingen die door de AVRO-radio werden uitgezonden.
Reeds op jonge leeftijd werd zijn naam gevestigd doordat hij in 1933 werd benoemd tot organist van het Amsterdamse Concertgebouw. Onder Willem Mengelberg, de eerste dirigent van het Concertgebouworkest, speelde hij mee in de jaarlijkse Matthäus-Passion van J.S. Bach. Dat werk maakte grote indruk op hem, vooral door de romantische visie van Mengelberg.
In 1936 trouwde Van Egmond met Ina Funke (1913-1987) ook bekend als Inge Roos. Het huwelijk bleef kinderloos.
Van alleen de inkomsten van het Concertgebouworkest kon Van Egmond niet bestaan. Hij vervulde daarom nog een aantal nevenfuncties zoals organist van de Kloveniersburgwalkerk (1937) en van het City-theater (1941). De kerkeraad kon deze combinatie niet waarderen wat er uiteindelijk in resulteerde dat hij de Kloveniersburgwalkerk moest verlaten en in de Willem de Zwijgerkerk en bij de Bachzaal-gemeente ging spelen.
Gedurende de Duitse bezetting speelde Van Egmond niet alleen orgel, maar ook een twijfelachtige rol door, zoals de meeste leden van het Concertgebouworkest, lid te worden van de Nederlansche Kultuurkamer. Hij trad op ten behoeve van de Winterhulp en de Nederlansche Volksdienst voor welke organisatie hij de Volksdienstmars componeerde en ten gehore bracht. Na de oorlog werd hij hierop afgerekend. Op 6 september 1945, bij de zuivering van kunstenaars, werd hem door de Eereraad voor de Muziek een 3-jarig dirigeerverbod opgelegd. Zijn beroep resulteerde er in dat de straf werd bekort tot 5 mei 1947. Hij mocht wel als organist blijven optreden, sacrale muziek viel buiten de Kultuurkamer.
Van 1948 tot 1966 verzorgde Van Egmond wekelijks een "populaire orgelbespeling" voor de NCRV-radio. Populair duidt er al op dat hij niet alleen oorspronkelijke orgelliteratuur speelde, maar ook populaire bewerkingen. Van 1957 tot 1963 bespeelde hij regelmatig het grote BBC-orgel in de Jubilee Chapel in Londen; van hieruit gingen 68 uitzendingen de ether in. Ook bespeelde hij de orgels van de Dom te Keulen en van de Saint Sulpice in Parijs. Zijn populariteit groeide verder uit door de vele orgelconcerten die hij in het hele land gaf. Zijn karakteristieke kop met het half lange, blonde, golvende haar verscheen regelmatig in de tijdschriften van de omroepverenigingen. Hij hechtte zeer aan zijn uiterlijk, epileerde zijn wenkbrauwen, verzorgde zijn handen met grote toewijding en voorzag zijn vingernagels van blanke lak.
Vast onderdeel van zijn concerten en kerkdiensten waren zijn improvisaties op bekende geestelijke liederen. Hij schroomde niet bij een gezang als "Ruwe stormen mogen woeden" de storm en de noodklokken uitbundig te interpreteren. De concertbezoekers vonden het prachtig, zijn vakgenoten konden zijn techniek wel waarderen, maar verafschuwden zijn populariserende speelwijze.
Van Egmond was ook nog dirigent. Met het door hem in 1933 opgericht Amsterdams Oratoriumkoor voerde hij tientallen keren de Matthäus-Passion uit. Hij dirigeerde het AVRO-Morgenwijdingskoor, de Koninklijke Mannenzangvereniging Apollo en richtte in 1950 een klein vocaal ensemble op waarvan zijn echtgenote Inge Roos deel uitmaakte.
In latere jaren verwisselde van Egmond vele malen van kerkgenootschap waarvoor hij het orgel bespeelde. De gereformeerde Wilhelminakerk in Haarlem, de Grote Kerk in Apeldoorn, de Stichting Alle Dag kerk en de Oude Lutherse Kerk, beide in Amsterdam. Hij heeft vele opnamen gemaakt, de laatste bij zijn 50-jarig organistenjubileum in 1977. Van Egmond heeft veel bijgedragen aan de popularisering van het orgel en de orgelmuziek. Hij deed niet mee aan stijlstromingen, "muziek moet van binnenuit komen… dan speel ik, ik zou bijna zeggen, zoals God het me ingeeft". Voor hem bestonden maar twee soorten muziek, goede en slechte, "en de goede moet je spelen".
Na een moeilijke levensavond overleed hij in het Helderse verpleeghuis Den Koogh aan de gevolgen van de ziekte van Alzheimer. Hij werd op 14 mei 1982 begraven op de begraafplaats Westerveld in Driehuis, gemeente Velsen (graf QQ 81a) waar zijn vrouw Ina in 1987 werd bijgezet. Zijn epitaaf luidt: "Looft hem met snarenspel en orgel" uit Ps. 150 : 4 (2007)
Literatuur
- Gerco A. Schaap - Piet van Egmond. Een leven voor muziek (2003)
- W. Slagter - Egmond, Pieter van (1912-1982) - Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 5 (2002, gew. 2007)
Grafcoördinaten
- N 52.26.779 E 4.37.716