Op de gemeentelijke begraafplaats van Dreischor staat een eenvoudige steen met daarop een palmtak en twee namen. Geen data en geen verdere informatie. Het steentje staat wat eenzaam op een veld wat ongetwijfeld ooit voor algemene graven is uitgegeven. De staat van het grafmonument, met daarvoor een betonnen rand met een bak grind, is ondanks de ouderdom redelijk goed. Wie liggen hier begraven?
De vermelde namen ‘Pieter Izak en Izak Arij Paulus de Waal’ doen al vermoeden dat het hier om broers gaat. De eerste, Pieter Izak was polderwerker, geboren 25 januari 1890 in Dreischor. De tweede betreft Izak Arij Paulus, eveneens polderwerker, geboren 19 oktober 1895, eveneens in Dreischor en inderdaad broers. Vader Pieter de Waal kwam aan de kost als stoker en moeder Adriana Schrier bestierde het huishouden met 6 kinderen. Eind 1917, midden in de Eerste Wereldoorlog zijn beide broers respectievelijk 27 en 22 jaar oud, verloofd en wonen nog thuis.
Dat ze nog thuis woonden, wordt duidelijk uit het bericht dat vader De Waal op maandag 24 december zijn zoons nog niet thuis had zien komen. Hij maakte zich ongerust en begaf zich naar het schuurtje waar de beide jongens hun werkspullen bewaarden. Dat schuurtje lag even buiten het dorp richting het Dijkwater, zuidoostelijk van Dreischor. Het Dijkwater was een overblijfsel van de Gouwe die ooit de eilanden Schouwen, Drieschor en Duiveland van elkaar scheidde. Dit was het werkterrein van de polderwerkers die de havens, dijken, sloten en sluizen in het gebied onderhielden.
Toen vader De Waal bij het schuurtje kwam was ter plekke was een diep gat geslagen. In de resten van het schuurtje werden de verkoolde lichamen van beide broers teruggevonden. Aangenomen werd dat de broers een aangespoelde mijn uit ’t Beldert, het haventje van Dreischor, hadden gevist en die hadden meegenomen naar het schuurtje. Kennelijk waren ze van plan de mijn te demonteren, zich kennelijk onbewust van de gevolgen die dat zou kunnen hebben. Het was de broers waarschijnlijk te doen om het koper dat zich in dat soort mijnen bevond.
De kranten brachten het nieuws in een klein berichtje. Het aanspoelen en ontploffen van dit soort mijnen was in de oorlogsjaren aan de orde van de dag. De marine had een speciale mijnenploeg die mijnen onschadelijk maakte maar dat ging niet altijd goed, zoals in november 1914 in Westkapelle. Ook als er geen doden vielen, dan was vaak de schade groot. Dat ondervonden de inwoners van Scharendijke waar nog geen twee weken na het vreselijke ongeluk in Dreischor een mijn op de zeewering ontplofte.
Over de begrafenis van de broers is weinig bekend en wat er verder met de familie is gebeurd ook niet. Vader overleed in 1949 en moeder in 1951, beiden hebben ook een eenvoudige steen op de begraafplaats van Dreischor.
Bronnen:
- Zeemijn ontploft bij Scharendijke in 1918, op Zeeuwse Ankers.
- Diverse krantenartikelen via Delpher