De funeraire plek van...
Veel schrijvers en dichters hebben sinds de negentiende eeuw in Zeist - het deftige dorp, een naam trouwens door schrijver Johan de Meester (1860-1931) gegeven - gewoond. Een aantal is er overleden en ligt er begraven. Het merendeel van hen is in vergetelheid geraakt. Al staat hun naam nog leesbaar op de grafsteen, de bezoekers van de begraafplaats Zeister Bosrust aan de Woudenbergseweg zegt hun naam meestal niets. Een van deze vergetenen is mr. Cornelis Petrus van Rossem. Hij was een veelzijdig man: jurist, letterkundige, toneelschrijver, journalist en occultist.
Elf jaar lang mocht ik voor De Begraafplaats, het ledenblad van de LOB, ‘’bekende en minder bekende Nederlanders’’ interviewen over hun begraafplaatsgevoel. De interviews maken duidelijk op hoeveel verschillende manieren begraafplaatsen een bijzondere plek in het leven van mensen innemen. Niet in de laatste plaats als plek van liefde. Dit was het laatste jaar en deze maand verschijnt een bundeling met een keuze uit die interviews. Het blad verschijnt zes keer per jaar. Elf keer zes is zesenzestig. Zesenzestig gesprekken die ik bij voorkeur hield op de meest aangewezen plek: een begraafplaats. Hier komt, zo ervaarde ik, een gesprek al snel tot de kern. De geïnterviewden kozen ‘’hun’’ begraafplaats en zo leerde ik tot mijn grote plezier veel Nederlandse begraafplaatsen kennen.
De vraag wat voor mij de meest bijzondere funeraire plek is, vind ik lastig te beantwoorden. Er zijn zo veel dodenakkers die het bezoeken meer dan waard zijn. Voor mij begon de interesse in begraafplaatsen toen ik startte met een andere hobby, namelijk genealogisch onderzoek naar mijn familie. Voor genealogen of stamboomonderzoekers zijn grafstenen een belangrijke bron van informatie. Dat oude begraafplaatsen en kerkhoven het stenen archief van de samenleving in een dorp of stad vormen, is voor mij van jongs af aan een feit geweest.
Je zou denken dat, op een werkplek als die van mij, in de loop der jaren de persoonlijke voorkeur voor een favoriete boom of monument wel eens wisselt. Op de 33 hectare die de Amsterdamse begraafplaats De Nieuwe Ooster groot is heb ik immers keuze genoeg in verscheidenheid aan moois. Het gehele gedenkpark heeft een rijksmonumentale status, inclusief de 125 jaar oude gebouwen bij de hoofdingang. De enorme diversiteit aan bomen en struiken op onze begraafplaats, dat als Arboretum nationale bekendheid heeft, maakt dat een wandeling tijdens de lunchpauze het gevoel geeft dat je op excursie bent. Al wandelend kan je ook nog eens genieten van meer dan 500 sfeermonumenten en 17 van rijkswege beschermde grafmonumenten.
Een drama in drie bedrijven
Toen ik, na het overlijden van mijn moeder, een aantal persoonlijke documenten van mijn beide ouders doornam, bekeek ik ook het lagere school rapport van mijn vader. Bij één van de rapportmomenten was in de kolom waar cijfers hoorden te staan geschreven “Niet vast te stellen wegens schoolverzuim”. Vooral in het voorjaar en begin van de zomer moest mijn vader als boerenzoon thuis bijspringen en ging daarom vaak niet naar school. De herinnering aan dat schoolrapport komt telkens weer bij me naar boven als ik in Oosterwolde achter de Dorpskerk het prachtige pilaartje zie staan dat het graf van ‘meester’ Noordhof markeert.
In 2008 startte ik bij Landschapsbeheer Nederland met een inventarisatie van groene kerkterreinen en historische begraafplaatsen. Ik was altijd al gefascineerd door oude gedenkplekken in het landschap, zoals de hunebedden en grafheuvels. Maar tijdens dit onderzoek kwam ik er achter dat Nederland rijk is aan een breed scala aan bijzondere (historische) begraafplaatsen.
"Als koningsgezinde liefhebber van grafmonumenten heb ik een uitgesproken voorkeur voor het grafmonument van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk te Delft. Misschien zijn er fraaiere grafmonumenten in Nederland of meer bijzondere, maar geen heeft een uitstraling als die voor Willem van Oranje. Tenminste, gezien door mijn oranje gekleurde bril.
In hoeverre Willem van Oranje als Duitser zich bewust als een echte vader des vaderslands heeft gemanifesteerd, doet er eigenlijk niet toe. Net zomin als het feit dat hun huidige koningin niet in rechte lijn afstamt van hem. En al kennen we geen echte heldencultus als in landen als Frankrijk en Engeland, feit is dat honderden jaren na zijn dood zijn grafmonument nog dagelijks door mensen bezocht wordt. Van welke Nederlander kan dat nog meer gezegd worden?
Als kleine jongetje ging ik al met mijn ouders regelmatig naar de Nieuwe kerk in Delft. Nu, jaren later, kom ik er nog af en toe. Niet jaarlijks, maar soms, als ik er eens in de buurt ben. En dan geniet ik van het fraaie monument. Het prachtige marmer en het bijzondere beeldhouwwerk. Dat zouden meer mensen moeten doen."
Dit item verscheen in de nieuwsbrief van april 2008
"Afgezien van de vele toppers in de begraafplaatsarchitectuur die ik bezocht, zoals Highgate, Joodse deel van Central Friedhof Wien, Beth Haim in Ouderkerk, Montparnasse etc., koester ik een kerkhofje dat mij heel dierbaar was en waarschijnlijk ten grondslag ligt aan mijn voorliefde voor oude, verwilderde begraafplaatsjes. Het was het dorpskerkhof achter de Hervormde kerk in mijn dorp, Koudekerk aan den Rijn. Helaas bestaat de plek alleen nog in mijn herinnering omdat het halverwege de jaren 70 is geruimd.
Het was een verstilde plek aan een drukke doorgaande weg door ons dorp. Via enkele treden en een hoog, zwart, piepend hekwerk liet je de drukte achter je en kwam je in een overwoekerde tuin. Hoog gras, verspreid wat 'ledikanten', staande stenen en zerken. Gelegen in de luwte van de kerk die het dorp haar naam gaf, was het er in mijn herinnering altijd zonnig. Samen met het zoontje van de koster zochten we naar stukken lei van het kerkdak om op te schrijven, of we gluurden door gaten in verzakte zerken of we een "skalet" zagen. Ondanks de waarschuwingen van ouders en broers dat het gevaarlijk was - "je kan zomaar in een graf zakken"- en dat het grafschennis was om over de zerken te lopen, kwam ik er graag. Desondanks manifesteerde de onbewuste spanning zich regelmatig 's nachts in nachtmerries waarin colonnes skeletten vanaf het kerkhof naar mijn huis marcheerden, om onder mijn slaapkamerraam mijn naam te roepen en te scanderen dat het een schande was dat ik op hun graven speelde.
Jaren later schreef ik een stukje voor het jubileumboek van de kerk. Er waren genoeg verhalen van de kerk zelf, maar weinig van het kerkhof. Ik deed direct een oproep of er nog foto's van het kerkhof waren. Gelukkig kreeg ik niet lang daarna enkele zwart-wit foto's toegestuurd, en bleken mijn herinneringen te kloppen. Vergeleken met het resultaat was de (op)ruimactie van destijds, zoals zo velen in die tijd, discutabel. Was hij achterwege gebleven dan had Koudekerk een stuk cultuurhistorisch erfgoed behouden. Mijn herinnering blijkt echter ruimingsproof. In mijn werk probeer ik nu gemeenten en kerkvoogdijen te overtuigen van de waarden van deze 'funeraire oasen'."
Dit item verscheen in de nieuwsbrief van maart 2008
"Ridder van Rappard is 32 jaar burgemeester geweest van Gorinchem (van 1939 tot 1972). Van Rappard was een markante figuur, niet alleen bekend in Gorinchem, maar ook landelijk. Vooral in de roerige jaren zestig weerde hij zich tegen moderne opvattingen en zeden via de kranten, radio en tv; hij genoot bekendheid als "fatsoensridder".
In 1978 werd hij gekozen als gemeenteraadslid. De viermansfractie van de lokale partij Stadsbelang (19,9% van de stemmen) voerde hij aan als fractievoorzitter. In die periode was ik fractievoorzitter voor de PvdA. Van 1978 tot 1986 hebben wij heel wat keren de degens gekruist. Ik deelde zijn opvattingen niet, maar heb wel genoten van zijn wijze van spreken. Ook vind ik het bijzonder dat hij tot nu de enige man in mijn leven is, die als hij mij tegenkwam, even zijn hoed lichtte.
Als raadslid heeft Van Rappard er voor gezorgd dat de gemeenteraad, alvorens te besluiten tot de aanleg van een nieuwe begraafplaats, op excursie is gegaan naar de gemeentelijke begraafplaats te Zoelen, waar Van Rappard van 1931 tot 1939 burgemeester was. De inrichting van deze begraafplaats heeft de gemeente geïnspireerd bij de ontwerpopdracht in 1986 aan Bureau Bakker en Bleeker voor de nieuwe begraafplaats de Haarhof (in 1992 in gebruik genomen).
Het grafmonument met wapen en opschrift "Semper Idem" van Van Rappard en zijn echtgenote Elisabeth barones van Hardenbroek van Lockhorst (1909-2000) bevindt zich op de in 1908 gerealiseerde uitbreiding van de Algemene Begraafplaats. Deze begraafplaats heeft de gemeente in 1829 aangelegd buiten de vesting Gorinchem aan de Willem de Vries Robbéweg. Bij elk bezoek aan deze begraafplaats zoek ik toch weer even het graf op van deze markante man."
Dit item verscheen in de nieuwsbrief van december 2007
"Ik loop in de vroege voorjaarszon met mijn schoonvader over de begraafplaats. Er ligt nogal wat familie. We beginnen bij zijn ouders, daarna hun zeer jong overleden zoontje. Goed onderhouden allemaal, zoals te verwachten. Het zijn precieze mensen. Achteraan, in het oude gedeelte, ligt zijn grootmoeder. Een mooie eenvoudige kleine steen. Grootvader zou begraven zijn geweest op de Kruiskamp, een 'armenbegrafenis', aldus schoonvader. Het fijne weet hij er niet meer van.
{seog:disable}We maken een rondje, want als we dan toch hier zijn, kunnen we ook wel even langs die en die en daar wil hij ook nog even heen. We gaan via het bos, wat natuurlijk niet mag, naar het nieuwe gedeelte. 'Wist je dat hier het armengedeelte was?', vraagt hij. Hij laat het zien. Twee, drie kleine stenen per graf. Ja, dat moet wel goedkoper zijn. Was me eigenlijk nooit opgevallen, maar het ligt ook niet zo in de looproute. De graven zijn genummerd en allen hebben een 'D' boven het nummer op het paaltje staan. 'De D van diaconie', grapt hij.
Hij wil nog naar een vriend, die ligt hier vlakbij. Vandaag precies een jaar geleden overleden. Hij staat even stil, neigt zijn hoofd en slikt een paar keer. We gaan weer door naar het oudere gedeelte vooraan. Daar liggen nog twee broers en ook een zwager of drie. Ze zijn hier vaak geweest. 'Al weer tien jaar geleden, tjonge en dit alweer bijna 13 jaar…! Wat gaat de tijd toch snel.' Bij graf nummer honderd, een leeg graf, zegt hij plotseling: 'Deze is ook van mij. Zie maar wat jullie daarmee doen...'
Thuisgekomen moppert mijn schoonmoeder: 'Had je geen nette jas aan kunnen doen? Liepen er geen mensen?'. 'Niemand zei er wat van', meld ik vriendelijk. Hij knipoogt olijk."
Dit item verscheen in de nieuwsbrief van november 2007