Schoonhoven ontstond op een gunstige plaats langs de rivier de Lek bij een dam in de veenstroom de Zevender. Begin dertiende eeuw werd aan de Lekzijde al een haven aangelegd en rond 1250 verrees er bij de dam een kasteel. Al vroeg werd er ook begraven bij de kerk die bij de haven werd gebouwd. De nederzetting was strategisch gelegen, groeide snel en kreeg al vroeg stadsrechten. Dit was ook de aanleiding voor de aanleg van vestingwerken.
{seog:disable}De vestingwerken bestonden eerst nog uit een ommuring, maar later kreeg de stad ook wallen en bastions. Verbeterde verbindingen met het achterland zorgden in de veertiende eeuw voor bloei. In deze tijd wordt ook de St. Bartholomeuskerk voor het eerst genoemd die in de eeuwen daarna stelselmatig wordt vergroot. Stadsbranden en belegeringen temperden echter de groei. In 1518 werd het kasteel na een stadsbrand gesloopt. De geplande herbouw vond nimmer plaats. In de Tachtigjarige oorlog werd Schoonhoven in 1577 definitief onderdeel van de Republiek. De vestingwerken werden daarop aan de oostzijde belangrijk uitgebreid. Niet direct, want pas na 1672 kon de vesting voltooid worden. Schoonhoven ontwikkelde zich tot marktstad, maar ook tot stad van koperslagers en zilversmeden. Industrie en vakscholen zorgden voor werk. In 1816 werd Schoonhoven als vesting opgeheven, maar de stad behield tot in de twintigste eeuw een garnizoen. Niet lang na het opheffen van de vestingfunctie werden de wallen geëgaliseerd en werden op de oostelijke bastions wandelparken en in 1829 een begraafplaats aangelegd.
Funeraire ontwikkelingen
Waar de eerste bewoners van Schoonhoven hun doden ter aarde bestelden, is niet bekend. Het is aannemelijk dat dit plaats vond op de plek waar de St. Bartholomeuskerk gebouwd werd. Deze locatie wordt nu ingenomen door een fors kerkgebouw, maar was in eerste instantie kleiner. Op den duur werd zowel in als buiten de kerk begraven. Over het kerkhof weten we nagenoeg niets, maar wel dat het zowel aan de zuid- als de noordzijde lag. Er zou tot 1821 in de kerk begraven zijn, zo gaat althans het verhaal. Buiten de kerk zijn nog maar weinig herinneringen van het begraven te vinden, behalve de ruimte aan de zuidzijde waar nu een tuin is. In de kerk vinden we nog wel een rijke verzameling aan grafzerken en rouwborden. Hier bevindt zich ligt onder meer de zerk van Klaas Louwerenze Blom (ca. 1525-1613), die in 1549 de eerste windmolen uit Holland naar Spanje bracht. Naast zijn familiewapen staan ook een schip en een molen op de zerk afgebeeld. In het opschrift worden zijn daden beschreven. Ook hangt er een prachtig rouwbord voor schout-bij-nacht Gerard Jan Vos. Dat dit bord de Franse tijd heeft overleefd, is waarschijnlijk te danken aan het feit dat men het bord destijds verstopt had.
Zeker tot aan 1577 werd er ook begraven bij de kloosters in de stad. Schoonhoven kende vanuit de middeleeuwen in ieder geval vier kloosters. Van sommige kloosters is weinig overgeleverd, maar van het Sint Agnesklooster, op de hoek van de Koestraat en Schapestraat, weten we dat de kloosterlingen in 1409 een kerk met kerkhof mocht aanleggen. In 1578 werd het klooster geconfisqueerd door de nieuwe machthebbers en na eerst te zijn gebruikt als weeshuis, werd het later het armenhuis. Het kerkhof heeft het klooster niet overleefd. Vandaag de dag is het gehele terrein bebouwd. In 1412 kregen ook begijnen toestemming om een klooster met kerk en kerkhof aan te leggen. Dit werd het Elisabethklooster, gelegen aan de oostzijde van de Oude Haven. In 1572 vluchtten de kloosterzusters nadat de Geuzen Schoonhoven hadden belegerd. Hoewel ze in 1575 terugkeerden, was het in 1579 gedaan met het klooster. Op last van de Geuzen werd de kerk gesloopt en kregen de andere gebouwen een andere bestemming. Waarschijnlijk werd het kerkhof bebouwd. Op oude stadskaarten is nog een groot kerkhof te zien in het zuidoosten van de stad, ter plekke van het tegenwoordige straatje Het Klooster. Van 1340 tot 1596 stond hier het Karmelietenklooster. Hierna is het gebied gedeeltelijk in gebruik genomen voor stedelijke bebouwing. Vanaf het eind van de negentiende eeuw heeft deze plaats gemaakt voor een recent gesloopte zilverfabriek.
Terwijl hervormd Schoonhoven in of rond de Bartholomeuskerk werd begraven, kregen de joden in de stad in 1767 ook hun eigen begraafplaats. De eerste joden waren toen nog niet eens zo lang in Schoonhoven. Hun begraafplaats lag naast de synagoge aan de Nes, midden in de stad. Een eeuw later, toen de joodse gemeenschap met bijna 200 zielen op zijn grootst was, werd deze uitgebreid. Daarna ging het langzaam achteruit met de joden in Schoonhoven. Al voor de Tweede Wereldoorlog was de joodse gemeenschap in Schoonhoven teruggebracht tot twee gezinnen. Na de oorlog werd de synagoge verkocht, de joodse gemeente opgeheven en de begraafplaats overdragen aan de burgerlijke gemeente. Deze houdt de begraafplaats tot op de dag van vandaag in stand. In hoeverre de inwoners van Schoonhoven gebruik maakten van het kleine kerkhof bij het hervormde kerkje van nabijgelegen Willige Langerak is niet duidelijk, maar de nabijheid van dit kerkhof bij de stad Schoonhoven zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld in het gebruik.
De katholieke inwoners van Schoonhoven hadden in 1578 hun kerkgebouw moeten afstaan aan de hervormden en door de reformatie verdwenen veel kerkhoven, zeker bij de kloosters. In hoeverre ze gebruik zijn blijven maken van het nog bestaande kerkhof bij de St. Bartholomeuskerk is onbekend. Wel is bekend dat de katholieken in het geheim kerkdiensten bleef houden. In 1680 bleek de parochie zo groot dat ze opgedeeld werd. In 1708 sloot een deel van de gemeente zich aan bij de oudbisschoppelijke cleresie, nu bekend als de Oud-Katholieke kerk. Hieruit zou later een Oud-Katholieke gemeente ontstaan die zich het kerkgebouw toe-eigende. De Roomse statie [1] moest zich voorlopig behelpen met de kerk in Cabauw. In 1784 realiseerde de statie een eigen kerkgebouw, even verderop aan de Wal en daar legde men ook een begraafplaats aan. Deze lag ten noorden van de nieuwe kerk.
Die eerste katholieke begraafplaats bestaat nu niet meer. In 1872 werd een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen. Die lag achter de eveneens nieuwe, veel grotere kerk op het Keizersbolwerk. Die kerk werd in 1873 in gebruik genomen. Hoe en of de oude begraafplaats na 1829 nog is gebruikt, weten we niet. De begraafplaats lag midden tussen de bebouwing en voldeed niet aan de eisen die aan begraafplaatsen werden gesteld in 1829. Na ingebruikname van de nieuwe kerk op het Keizersbolwerk werd de oude verkocht en ter plekke werd een beschuitfabriek gevestigd. Vanaf 1920 bevindt zich hier een plateelfabriek die nog steeds aardewerk produceert. Op de plaats van de begraafplaats werden na ruiming begin twintigste eeuw woningen gebouwd.
De gemeentelijke begraafplaats
Toen in 1816 Schoonhoven als vesting werd opgeheven, waren de verdedigingswerken overbodig. Nadat in 1826 alle vestingwerken overgedragen werden aan de stad werden de bastions en tussenliggende omwalling grotendeels geëgaliseerd en bij de ruimte van de stad getrokken. Geheel in lijn met wat er in andere steden gebeurde, werd de vrijgekomen ruimte ingericht als wandelpark. Schoonhoven had destijds minder dan 3.000 inwoners en behoefte aan bouwgrond was er niet direct. Wel bleek in 1828 dat een van de bastions, het meest zuidelijke aan de oostkant van de stad, ideaal was om er een begraafplaats aan te leggen. Met ingang van 1 januari 1829 zou er door een Koninklijk Besluit niet meer binnen de bebouwde kom begraven mogen worden, dus de gemeente had voldoende ruimte beschikbaar. Veel andere gemeenten benutten bastions op dezelfde wijze, zoals nog zichtbaar in bijvoorbeeld Woerden, Zaltbommel en in Nieuwpoort.
Al direct werden langs de Wal twee huisjes gebouwd met een hekwerk en een toegangspoort. De huisjes, zonder verdieping en een oppervlak van vijf meter breed en zeven meter diep, werden waarschijnlijk benut voor de doodgraver, opslag en als lijkenhuisje. In 1857 werd de huidige hardstenen poort gebouwd in een neoclassicistische stijl met doodsattributen zoals rouwvazen met krans en naar beneden gerichte toortsen. Tegelijk werden de huisjes gedeeltelijk vernieuwd en mogelijk vergroot.
Ruim een eeuw lang bleek de begraafplaats voldoende ruimte te bieden voor de langzaam groeiende bevolking. Rond 1929 werd duidelijk dat er uitgebreid zou moeten worden. In dat jaar vond ook een grote verbouwing van de doodgraverswoning plaats met een uitbouw aan de noordzijde. Wat later werd daadwerkelijk een uitbreiding van de begraafplaats gerealiseerd. Tussen de bestaande begraafplaats en de stenen beer [2] ten noorden daarvan, werd de gracht gedempt en op hoogte gebracht. De hoogte moest zo’n 6,5 meter boven NAP worden, zodat er heel wat zand aangevoerd moest worden. Dat zand haalde men van een locatie ten oosten van de stad, namelijk een eiland in de Lek met de naam De Bol. Werkloze arbeiders werden te werk gesteld en dagelijks met een motorbootje naar de afgraving gebracht. Het zand werd door zandschippers vervoerd, die ook werkloos waren. In totaal waren er veertig werklozen bij het werk betrokken en werd dertigduizend kubieke meter zand gekocht van de heer D.L. Schep.
In deze tijd is ook de beheerderswoning gebouwd, die aan het noordelijke huisje werd vast gebouwd. Daarbij is ook de oude afscheiding naast de toegangspoort vernieuwd. Rond 1940 kon de uitbreiding in gebruik worden genomen. Dit was niet de laatste uitbreiding, want eind jaren zestig werd nog een uitbreiding gerealiseerd. Nu werd een deel ten oosten van de eerste uitbreiding in gebruik genomen. Dit deel werd niet zo hoog opgehoogd als de eerdere delen, wat goed zichtbaar is. Hier is een gedeelte ingericht voor zes oorlogsgraven. Vier slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog en twee uit de strijd in Nederlands-Indië. Achter de monumenten staat een groot teakhouten kruis met op de armen: '1940 - 1945'. Het kruis is een teken van lijden, strijd en overwinning. Op dit jongste deel staat ook een urnenmuur.
In 1971 werd de hardstenen toegangspoort op de lijst van rijksmonumenten geplaatst. De summiere omschrijving luidt: “Hardstenen TOEGANGSPOORT, eerste helft 19e eeuw, met hek en bekroonde rouwvazen. Aan weerszijden een paviljoen met fronton.”
De huidige begraafplaats
In de huidige omvang heeft de begraafplaats een oppervlak van ongeveer 1,2 ha. Dat is inclusief bebouwing en plantsoenen. Het oorspronkelijke deel had een oppervlak van ruim 4.300 m2. Met de eerste uitbreiding kwam het oppervlak op bijna 7.500 m2 te liggen en de laatste uitbreiding voegde daar nog bijna een halve hectare aan toe. Daarmee is de begraafplaats nog steeds niet erg groot. De drie afzonderlijke delen zijn nog wel goed herkenbaar. Dat komt omdat de delen alle aangelegd zijn naar de ideeën die destijds rondom begraven en begraafplaatsen heersten. Hoe het oudste deel er oorspronkelijk uit zag, is niet meer te achterhalen.
Oorspronkelijke gedeelte
De oorspronkelijke begraafplaats werd aangelegd op een oud bastion. De vorm daarvan is in eerste instantie intact gelaten wat op negentiende-eeuwse kaarten goed te zien is. De plattegrond is dan ook niet rechthoekig, zoals gebruikelijk bij veel begraafplaatsen uit die tijd, maar loopt uit op een punt. Vermoedelijk werd niet gekozen voor een symmetrische plattegrond, gezien de ligging van de huidige grafvakken. Dat kan te maken hebben gehad met hoogteverschillen in het bastion, maar zeker is dat niet. Er resteren twee oudere grafvakken die enig houvast geven ten aanzien van de oorspronkelijke situatie. Op het oudste deel vinden we in totaal negen vakken met een aantal sub-vakken. De negen vakken zijn echter van verschillende grootte, invulling en datering. Vier vakken zijn aanwijsbaar ouder, terwijl vier vakken dateren van na de Tweede Wereldoorlog. Eén vak, nr. 7, is nagenoeg geheel verdwenen. Hier lagen algemene kindergraven met tot voor enkele jaren nog enkele grafstenen.
Op het grootste vak, 1 genaamd, is een gedeelte later opnieuw uitgegeven. Dit vak was met zekerheid de 1e klasse, ofwel de duurste plekken met de fraaiste grafmonumenten. We vinden hier dan ook een fraaie verzameling aan staande en liggende hardstenen grafmonumenten, afgewisseld met marmeren stèles of losse tekstplaten. Her en der is een hekwerk bij een grafmonument geplaatst. Een groot aantal grafmonumenten ligt hier over meerdere graven en soms zelfs over meerdere regels. Het meest opvallende aspect aan dit vak is dat alle graven dicht op elkaar liggen. Tot voor enkele jaren was de aarde nog kaal maar inmiddels groeit er gras rondom de grafmonumenten. Hoewel de uitstraling van dit grafveld heel negentiende-eeuws aandoet, zijn veel grafmonumenten van rond de eeuwwisseling. Dat duidt waarschijnlijk op grote ruimingsactiviteiten of dat het plaatsen van grafmonumenten pas goed op gang is gekomen in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Qua karakter is dit het meest gave vak van de begraafplaats. De omranding met hoog opgaand geboomte, versterkt het karakter van dit grafveld in grote mate. Helaas viel tijdens een storm in januari 2018 één van de monumentale beuken op het grafveld, waarbij verschillende grafmonumenten zwaar beschadigd raakten.
Het kleinere vak, ten noorden van vak 1, was oorspronkelijk mogelijk voor 2e klasse graven maar is later bij de 1e klasse getrokken. Er ligt hier een grote verscheidenheid aan grafmonumenten. Ook hier staan enkele hekwerken, maar ook valt op dat er veel kale graven liggen.
Op het oorspronkelijke deel ligt nog een aantal vakken waar duidelijk te zien is dat dit jongere vakken zijn, onder meer door dat de graven hier aan een grindpad liggen en de grafmonumenten veelal van het jongere slag met veel gepolijst graniet.
Eerste uitbreiding
De eerste uitbreiding werd in gebruik genomen in 1940 met een aantal vakken dat intussen alweer is geruimd. Bovendien ligt hier nog een gedeelte dat dient als verzamelgraf voor resten uit geruimde graven. Er worden hier constant nieuwe graven uitgegeven, met nieuwe grafmonumenten. Hier is heel goed te zien dat de uitbreiding aangegrepen is om de graven nu niet meer aaneengesloten uit te geven, maar aan paden. Deze verandering die rond 1900 op gang kwam, was rond 1940 al heel gebruikelijk. De grafcultuur past ook sterk bij de tijd waarin het veld in gebruik werd genomen. Na de Tweede Wereldoorlog was soberheid troef, niet alleen door materiaal-schaarste, maar ook in de opvattingen over de dood. Eenvoudige hardstenen stèles met banden op het graf voeren de boventoon. Beide delen op de uitbreiding worden gescheiden door een laan met beuken die tot bogen zijn gegroeid. Dit tuinelement dat men eerder verwacht op een buitenplaats geeft dit gedeelte dan ook een bijzondere uitstraling. De afscheiding tussen het oorspronkelijke deel en de eerste uitbreiding bestaat sinds enkele jaren uit een bakstenen muur met daarin voorzieningen voor urnen.
Tweede uitbreiding
De tweede en laatste uitbreiding kwam tot stand in de jaren zestig van de twintigste eeuw. In deze periode werd de inrichting van begraafplaatsen gedicteerd door hagen en kleinere vakken. Deze inrichting moest de bezoeker en rouwende nabestaanden meer privacy geven. De individualisering van de maatschappij kreeg zo ook op begraafplaatsen een eigen vorm. Op dit gedeelte liggen zes oorlogsgraven, vier met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog en twee met betrekking tot de politionele acties in Indonesië. Anders dan op de andere delen is hier een verscheidenheid aan paden te vinden. De taxushagen zijn niet al te hoog en belemmeren het doorzicht niet. Ook hier spelen de omringende bomen en het plantsoen een belangrijke rol. De grafmonumenten zijn overwegend geplaatst vanaf de jaren zeventig. Goed te zien is hoe een overgang van standaardstenen naar een meer persoonlijke invulling plaatsvond. Vooral de eenvoudige hardstenen grafmonumenten op vak 10 vormen een goed tijdsbeeld. Deze blokvormige grafmonumenten waren gemakkelijk te plaatsen, goedkoop en eenvoudig uit te breiden. Elders staan ook groepjes van dit type. Ook is er een vlindertuin met kindergraven. De hoge struiken aan weerszijden van het pad geven de bezoeker hier nog meer privacy. Evenals bij de eerste uitbreiding wordt ook de tweede uitbreiding afgescheiden door een muur. In de muur bevinden zich aan de zijde van de uitbreiding een aantal nissen voor urnen. Enkele urnen uit de urnenmuren die eerder op de begraafplaats stonden, zijn in deze muur geplaatst.
Materiaalgebruik en symboliek
Bij de bijzondere grafmonumenten op de begraafplaats, met name op het oude gedeelte, is hardsteen als materiaal het meest is toegepast. Daarna volgen marmer, kalksteen en graniet. Baksteen komt ook een enkele keer voor net als zandsteen en kunststeen. Vaak zijn meerdere materialen tegelijk toegepast, zoals hardsteen en marmer. Dat laatste materiaal is dan vaak toegepast als tekstplaat. Waar graniet is toegepast, gaat het vooral om jongere stèles. Het oudste grafmonument van graniet dateert vermoedelijk uit de jaren twintig van de twintigste eeuw (de eerste begraving in dit graf vond plaats in 1903, maar toen was waarschijnlijk de grafsteen nog niet geplaatst). Mogelijk zijn oudere granieten grafmonumenten verwijderd. Datzelfde zou kunnen gelden voor marmeren monumenten.
Goedkopere materialen zoals hout, baksteen en kunststeen zijn op de begraafplaats dus niet of nauwelijks te vinden. Het is ook mogelijk dat deze nooit op grote schaal zijn toegepast. Van het aantal toepassingen met metaal zijn vooral de elementen van het grafmonument voor Alida Johanna Conradi-Beeckman (1912) bijzonder te noemen. De palen beelden toortsen en vazen uit en zijn vervaardigd uit een aluminium-legering, maar verkeert helaas in slechte staat.
Veel van de grafmonumenten kennen geen enkel symbool maar louter tekst. Typische doodssymboliek zoals heel gebruikelijk in de negentiende eeuw komt ook niet of nauwelijks voor. Op de toegangspoort van de begraafplaats vinden we wel naar beneden gerichte fakkels en omfloerste urnen. Wat wel veel voorkomt zijn symbolen die te maken hebben met de flora. Het meest sprekend zijn de treurbomen, maar vooral ook de palmtakken. Palmtakken (enkel of dubbel) komen wat vaker voor. Op een deel van de grafmonumenten zijn bloemen, bladeren of gestileerde blad- en bloemmotieven opgenomen. Vaak zijn de hoeken van zerken gedecoreerd met uitgewerkte palmetten of worden stèles er mee bekroond. Meest expliciet zijn de eikentakken die tweemaal zijn afgebeeld of de roos die ook eenmaal voorkomt. Meer klassiek is de obelisk op het graf van A.J.P. De Wilde (1835-1880). Deze zuil staat voor deugd en standvastigheid.
Noemenswaardig zijn nog de in Griekse stijl vormgegeven stèles, de zogenaamde aedicula. Deze naar de gevel van een tempel vormgegeven grafmonumenten wijzen op een vormentaal die in de negentiende eeuw zeer veel toegepast werd om grafmonumenten te decoreren.
Slot
Hoewel duidelijk is dat er in de loop der tijd veel grafmonumenten geruimd zijn, is op de verschillende delen goed te zien hoe de grafcultuur in Schoonhoven zich in de afgelopen twee eeuwen ontwikkelde. De focus ligt daarbij wel op de late negentiende en twintigste eeuw. Doordat het oorspronkelijke deel meer dan een eeuw lang de enige plek was waar begraven werd, is hier veel gewijzigd. Toch zijn in zowel de aanleg als in de grafcultuur nog aanwijzingen te vinden hoe de ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Sterke dragers van het historische beeld zijn voor de begraafplaats ook de contour van het oude bastion alsmede de ingangspartij.
Van het beeld dat op vak 1 en 2 herinnert aan de negentiende eeuw tot de moderne grafmonumenten op de nieuwe vakken: ze dragen alle bij aan het karakter van de begraafplaats. Jammer dat op 3 januari 2018 een grote beuk op het oude gedeelte door een storm geveld werd. Daarbij liep een aantal grafmonumenten schade op. De schade werd direct de volgende dag al opgeruimd. Het leek erop dat de meest bijzondere grafmonumenten op de begraafplaats geen schade hebben opgelopen.
Literatuur:
- Bultman, H.C.; De grote of St. Bartholomeuskerk te Schoonhoven, Schoonhoven 1979.
- Eimermann, E., B.A. Brugman en R.M. van Heeringen; Uitbreiding begraafplaats bij de Lekdijk-Oost, gemeente Schoonhoven, Een archeologisch bureauonderzoek door Vestigia, Archeologie & Cultuurhistorie, juli 2009.
- Groningen, Catharina L. van; De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst: De Krimpenerwaard, Zwolle 1995.
- Kappers, René; Goud- en Zilversmeden in Schoonhoven: 20e eeuw. De kwantitatieve ontwikkeling van het aantal goed- en zilversmeden in de 20e eeuw, Historische Vereniging Schoonhoven, 2008.
- Stenvert, Ronald e.a.; Monumenten in Nederland. Zuid-Holland, Zwolle 2004
- Bureau Funeraire Adviezen; Inventarisatie graven bijzondere personen en opvallende grafbedekkingen, met beleidsplan, Amsterdam 2012. In opdracht van de gemeente Schoonhoven.
Bronnen:
- Beheersverordening Algemene Begraafplaats Schoonhoven 2010 + toelichting, 16-12-2010
- Uitvoeringsbesluit graven, asbezorging en grafbedekkingen Algemene Begraafplaats Schoonhoven 2010, 30-09-2010.
Noten:
[1] Omdat in Nederland lang tijd het rooms-katholicisme formeel niet was toegestaan was Nederland tot het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 officieel zendingsgebied, de "Hollandse Zending". De rooms-katholieke geloofsgemeenschappen in de Republiek werden daarom beschouwd als missieposten en aangeduid als statie.
[2] Een stenen beer is een gemetselde dam in een vestinggracht. Deze moest het water in de gracht scheiden van het zoute water of het sterk stromende water van een grote waterpartij. In Schoonhoven was dat de Lek. Het specifieke van een beer is dat deze werd voorzien van een spitse rand, de zogenaamde ezelsrug, met daarop monniken of poppen om het oversteken van de gracht praktisch onmogelijk te maken.