Schiebroek is ontstaan in de veertiende eeuw toen het veengebied langs de Schie in cultuur werd gebracht. Tot in de tweede helft van de achttiende eeuw was Schiebroek niet meer dan een uitgeveende plas, genaamd de Schiebroekseplas. Er was nauwelijks sprake van een dorp, de boerderijen en huizen stonden verspreid in het gebied. Dat veranderde langzaam nadat in 1771 in opdracht van de ambachtsheerlijkheid Schiebroek een plan werd gemaakt voor de drooglegging van de plas. Lang had Schiebroek geen eigen begraafplaats, pas in 1903 kwam aan de Ringdijk de mogelijkheid in eigen dorp te begraven.
De contouren van de huidige woonwijk Schiebroek vallen samen met de oude grenzen van de vroegere ambachtsheerlijkheid. Een kerk had Schiebroek niet, wel een school. In 1811 werd het ambacht Schiebroek met dat van Overschie en Hogenban samengevoegd tot een gemeente, maar in 1817 werd Schiebroek een zelfstandige gemeente. De bewoners kerkten in het naburige Overschie en werden daar begraven op het kerkhof van de Hervormde kerk. Schiebroek had lang een kleine bevolking, maar in de negentiende eeuw nam deze fors toe. In 1820 telde de gemeente 171 inwoners, 290 in 1850 en in 1920 waren dat er 772.
In 1872 diende de gemeente Schiebroek volgens wetgeving de beschikking te hebben over een eigen begraafplaats. In plaats daarvan sloot de gemeente een overeenkomst met Overschie om een deel van de gemeentelijke begraafplaats daar te bestemmen voor de doden uit Schiebroek. Hiervoor betaalde Schiebroek jaarlijks dertig gulden. Het onderhoud van dat deel van de begraafplaats bleef voor rekening van Overschie. Echter in 1902 gaf het gemeentebestuur van Overschie aan dat het de ruimte op de begraafplaats zelf nodig had. De gemeente Schiebroek diende op zoek te gaan naar een perceel voor de aanleg van een eigen begraafplaats, hoewel eerst nog werd geprobeerd om een deel van het kerkhof rond de Hillegondakerk in Hillegersberg in gebruik te krijgen, maar dat werd geweigerd. Een speciale onderzoekscommissie adviseerde in 1903 het gemeentebestuur om een perceel grond te kopen van de weduwe H. Nicolaas, die dit aanbood voor 2 gulden per m2. Voorwaarde was dat de grond bestemd werd als begraafplaats en zij zelf een graf kreeg toegewezen dat nooit geruimd zou mogen worden.
Het gemeentebestuur stemde in met het voorstel en nog datzelfde jaar werd het terrein opgehoogd. De begraafplaats was 20 meter breed en 37 meter diep. Aan de achterzijde lag de begraafplaats 3,75 meter boven het weiland. Achter een smeedijzeren hekwerk met gietijzeren pijlers lag een rotonde voor de lijkkoets. Het hekwerk was 20,90 meter breed, met twee wangen van 1,90 meter aan beide uiteindes. De hekpijlers zijn gesierd met een uil en een zandloper. Op de toegangshekken zelf de tekst: Gedenk te sterven. Het grafveld was verdeeld in 3 klassen met de 1e klasse vooraan. Over het midden liep een pad. Op de begraafplaats werd ook een baarhuisje gebouwd, met een voorruimte en een baarruimte. In de kelder was de opslag voor onderhoudspullen en de kolen voor een kachel in de voorruimte. Rondom de begraafplaats werd bomen en struiken aangeplant: 50 Italiaanse populieren, 4 iepen, 4 treurbeuken, 4 treuressen, 3 bruine beuken, diverse soorten taxus, hulst en heesters. En nog eens 50 meter haagbeuk rond het grafveld. Van de oorspronkelijke bomen op de begraafplaats resteren er tegenwoordig nog maar enkele.
In augustus 1904 vond de eerste begraving plaats, van de 10-jarige Dirkje van den Berg. Voor de weduwe Nicolaas werd graf 1 op de 1e klasse gereserveerd. Zij werd hier na haar overlijden in 1909 begraven.
Toen in de jaren dertig de begraafplaats te klein bleek voor het aantal inwoners van Schiebroek, wilde de gemeente in het kader van het werkverschaffingsproject een nieuwe begraafplaats aanleggen aan de Hoge Limiet. In 1941 werd Schiebroek echter geannexeerd worden door Rotterdam en de noodzaak verviel om een nieuwe begraafplaats aan te leggen. Vanaf dat moment mocht er alleen nog maar begraven worden in eigen graven. De begraafplaats werd letterlijk afgesloten en nabestaanden dienden de sleutel van het hekwerk af te halen bij het nabijgelegen politiebureau. Tot 1952 werden er nog wel nieuwe graven uitgegeven, maar daarna vonden er alleen nog bijzettingen plaats. In 1956 er de begraafplaats definitief gesloten na de begrafenis van J.J.C. Frickers op 27 december 1956. In totaal hebben er 197 mensen begraven gelegen op de begraafplaats, waarvan er vier elders zijn herbegraven. De resterende 193 doden zijn begraven in 61 graven, waarvan 102 in 25 graven in de 3e klasse. Het laat zien dat de bewoners van Schiebroek over het algemeen niet rijk waren.
Voor zover bekend is er nooit een graf geruimd, maar slechts 27 grafmonumenten zijn bewaard gebleven. Ook op het graf van de weduwe Nicolaas lag lang geen steen, maar hier is recentelijk alsnog een klein monumentje geplaatst ter herinnering aan de vrouw aan wie Schiebroek de begraafplaats te danken heeft.
Schiebroek heeft lang geen echte bestuurders gekend, dus die zijn ook niet op de begraafplaats te vinden. Wel vinden we er iets terug van de geschiedenis van Schiebroek, waaronder ook enkele verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog. Drie leden van de familie Mouthaan werden op 14 mei 1940 getroffen door een afgezwaaide bom op de ochtend van het bombardement op de binnenstad van Rotterdam. Zij liggen in één graf begraven. Achter hun graf ligt Salomon Kusiel begraven. Hij was in januari 1939 samen met zijn vrouw Fanny Gutman vanuit Duitsland naar Schiebroek gevlucht, waar hun zoon sinds 1931 woonde. Salomon Kusiel stierf in juni 1940 aan een hartkwaal. Zijn vrouw Fanny kwam in mei 1943 om het leven in een vernietigingskamp in Sobibor. Op de begraafplaats liggen ook begraven Andries Oorschot, zijn vrouw Aartje en hun dochtertje Francijntje. Zij kwam op 12 juli 1940 om het leven bij een bombardement van de Engelse luchtmacht terwijl ze zich verschuilden in het tuinhuisje van hun volkstuin.
Een van de weinigen met een ambtelijke functie die hier begraven ligt is Willem Naaijen. Hij was van 1 januari 1901 tot 1 december 1929 veldwachter van de gemeente Schiebroek. Daarnaast was hij deurwaarder der belastingen, gemeentebode en ambtenaar van de burgerlijke stand. Bij zijn pensioen in 1929 kreeg hij van het gemeentebestuur een gouden horloge met inscriptie en een gouden ketting. In 1935 overleed Naaijen en werd onder grote belangstelling begraven.
In de loop der jaren is de grond ingeklonken en ligt de begraafplaats een meter lager dan oospronkelijk. In 1979 is het hekwerk op initiatief van de Vereniging Stedebouwkundig Wijkbehoud (VSW) voor het eerst gerestaureerd, maar dat bleek niet een aanleiding voor verdere belangstelling van de begraafplaats en deze verpauperde. In 1999 nam de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek het initiatief tot herstel van het baarhuisje, maar er werd onvoldoende geld ingezameld. De VSW sloot een overeenkomst met de deelgemeente dat zij het huisje mocht gebruiken op voorwaarde dat ze het herstelden en zorg zouden dragen voor het klein onderhoud. In 2008 werd het baarhuisje hersteld en is ook een toiletruimte aangebracht. Ondertussen werden ook de grafmonumenten hersteld en teruggeplaatst. Op de graven zijn tegels geplaatst met de namen van de begravenen. In 2013 zijn de resterende delen van het hekwerk gerestaureerd en weer voorzien van de oorspronkelijke wangen. Met de verbreding van de ringdijk is het hekwerk destijds 6 meter naar achteren geplaatst en is er geen sprake meer van een rotonde. In 2021 bleek het baarhuisje dusdanig verzakt dat het in opdracht van de gemeente is rechtgezet en opnieuw onderheid. De begraafplaats zelf wordt onderhouden door de gemeente.
De begraafplaats is opengesteld tijdens open monumentendagen of op verzoek bij de VWS.
Literatuur
- R.N. Hulsman en J.H. Mulder, 'Schiebroek, een gesloten boek', in: Begraven in Rotterdam en omstreken (Rotterdam, 1999)
- Brochure 'Algemene begraafplaats Schiebroek' z.j.
Internet (geraadpleegd mei 2024)