De Rotte, Rotterdams oude levensader, werd vanaf 1832 ook de aangewezen route voor de laatste tocht van de Rotterdammers naar de Algemene Begraafplaats Crooswijk. Eeuwenlang waren de doden in en rond de kerken begraven, maar in 1827 werd het begraven binnen de bebouwde kom bij Koninklijk Besluit verboden. Rotterdam moest een geschikte plaats vinden voor een buitenbegraafplaats. Stadsarchitect Pieter Adams (1778-1846), kreeg de verantwoordelijkheid over het ontwerp van de nieuwe begraafplaats. Als locatie koos hij de buitenplaats 'het huis te Krooswijk' aan de Rotte, op ruim een kwartier afstand van de toenmalige stad.
Adams ontwierp een geometrische begraafplaats met een monumentale neoclassicistische toegangspoort aan de Rotte. De doden konden over water, per lijkenschuit, worden vervoerd. De poort kreeg verschillende toepasselijke ornamenten. Het fronton bevat een nis die een doorsnede van een grafkelder voorstelt, met een gebeeldhouwde dode figuur. Het omvangrijke hek is vervaarlijk uitgedost met omgekeerde fakkels, gevleugelde zandlopers, gekruiste zeisen, een uil en vleermuizen. De hele poort is een niet mis te verstaan teken: hier passeert men de grens van de stad der levenden naar de stad der doden. Tegenwoordig is deze entree niet meer in gebruik. De nieuwe ingang van de begraafplaats bevindt zich sinds 1915 aan de Kerkhoflaan.
Om de eigenaren van de prominente familiegraven in de Rotterdamse kerken tevreden te stellen, moest er op de buitenbegraafplaats een even chique begraafplek worden gecreëerd. Hiertoe ontwierp Adams een groot 'quadraat' van grafkelders, direct achter de fraaie ingang. Het verhoogde grafkeldercomplex is toegankelijk via een trap en binnen het vierkant met de buitenste grafkelders bevindt zich nog een reeks grafkelders in de vorm van een cirkel. Op 4 november 1829 legde Adams zoontje Pieter de eerste steen voor deze grafkelders. Hier vond de negentiende-eeuwse Rotterdamse elite zijn laatste rustplaats. Ook kunstenaar Charles Rochussen (1814-1894) en architect Cornelis van Traa (1899-1970) zijn hier begraven.
De begraafplaats moest verschillende keren worden uitgebreid om de groei van Rotterdam bij te houden. Hoewel door grootschalige projecten als de Waterproject-singels en de aanleg van riolering de stedelijke hygiëne sterk verbeterde en het sterftecijfer vanaf 1870 flink daalde, leidde de bevolkingsgroei tot grotere aantallen doden. Tussen 1870 en 1909 vonden er relatief kleine uitbreidingen plaats. In deze periode kregen zowel de begraafplaats als de grafmonumenten een meer romantisch karakter. Net als de Waterproject-singels kregen de begraafplaatsuitbreidingen een landschappelijke groenaanleg en voor de gegoede burgers werd zelfs een begraafparkje aangelegd dat veel weg heeft van een villaparkje.
Bij zijn afscheid als directeur Gemeentewerken liet G.J. de Jongh een plan na voor een omvangrijke uitbreiding van de begraafplaats. Tuinarchitect L.A. Springer kreeg de taak deze uitbreiding een parkachtige allure te verschaffen. In 1915 opende Crooswijk zijn nieuwe poort met dienstgebouwen aan de Kerkhoflaan en werd ook de centraal gelegen aula of kapel in gebruik genomen, beide ontworpen door gemeentearchitect D.B. Logemann. De nieuwe ingang kreeg een veel minder macabere aankleding dan de oude poort. Hoewel funeraire symbolen als zandlopers niet ontbreken, zijn ze veel terughoudender vormgegeven. De bezoeker wordt niet meer zo hevig geconfronteerd met zijn eigen sterfelijkheid.
Springer voorzag de begraafplaats van een rijke schakering bomen en heesters, in allerlei soorten, vormen en kleuren. Natuurlijk missen de treurbomen niet: de treuriep, -beuk, -wilg en -berk. Verder maken de hemelboom (Ailanthus altissima) en de valse christusdoorn (Gleditsia triacanthos) het 'themapark' van de dodenakker compleet. Er bleef ook in dit deel van de begraafplaats sprake van verschil in rangen en standen tussen de graven. De prominente, eerste klasse graven liggen direct aan de hoofdroute door de begraafplaats, als echte 'zichtlocaties'. Secundaire paden ontsluiten de overige grafvakken. De grafvakken van de lagere klassen gaan verscholen achter borders met heesters.
Toen de nieuwe uitbreiding goed en wel klaar was, moest hij onverwacht intensief worden gebruikt. Tijdens het Duitse bombardement op 14 mei 1940 sneuvelden 1147 Rotterdammers. Bovendien steeg het sterftecijfer in de hongerwinter van 1944-1945 drastisch. Op Crooswijk werden die winter 6913 mensen begraven, ongeveer twee keer zoveel als normaal. De begraafplaats kent verschillende oorlogsmonumenten. De Vallende man van kunstenaar Cor van Kralingen gedenkt de gesneuvelde Nederlandse militairen. Er is een monument voor de burgerslachtoffers, voor internationale militairen, een Indonesië-monument en - onder meer - nog een gedenkteken voor drie gefusilleerde jonge medewerkers van het illegale blad 'de Wacht'.
In 1944 werd op Crooswijk een urnenhof geopend, hoewel het nog tot 1970 zou duren voordat in Rotterdam het eerste crematorium werd gebouwd. Tot 1955 gold in ons land een gedoogbeleid ten aanzien van crematie. Wettelijk was het verboden. Vanaf de jaren zestig nam crematie snel de overhand. Crooswijk kent nog geen apart columbarium, een bewaarplaats voor urnen, maar beschikt wel over een urnenmuur. Hierin kan de asurn worden geplaatst en voorzien van een gedenkplaat, eventueel met een vaashouder. Daarnaast is naar aanleiding van de nieuwe Wet op de Lijkbezorging (1991) een strooiveld in gebruik genomen.
In de jaren zestig en zeventig ontstond steeds meer aversie tegen de sleetse uitvaartcultuur met standaard-begrafenispakketten en grafmonumenten, aangeboden door de reguliere uitvaartondernemingen en steenhouwerijen. Op Crooswijk werd het traditionele klassensysteem afgeschaft en werd opnieuw geprobeerd de begraafplaats als park zo aantrekkelijk mogelijk te maken. De begraafplaats werd gepromoot als verfrissend groen gebied in de verstedelijkte samenleving. Er vonden ook experimenten plaats. Er werd een nieuwe graftuin ingericht als 'hof der bezinning'. Natuurlijkheid, menselijkheid en eerbied voor de individualiteit van de gestorvenen waren de uitgangspunten. Een aantal kunstenaars kreeg opdracht een serie unieke graftekens te ontwerpen. Behalve voor de rechtstreekse verkoop waren ze ook bedoeld als nieuwe inspiratiebron voor de vormgeving van grafmonumenten. Ze kwamen op de markt in een brochure met als titel 'ieder mens is uniek'.
Nadat decennialang cremeren gangbaarder was dan begraven, is het tij inmiddels weer gekeerd. Begraven is weer en vogue en het afwisselende begraafpark Crooswijk, na alle uitbreidingen 22 hectare groot, mag zich verheugen in een groeiende populariteit. En niet alleen voor begrafenissen, ook voor een heerlijke wandeling.
Literatuur
- Mariëtte Kamphuis - De Stad en de Dood. Algemene Begraafplaats Crooswijk, Rotterdam 1828-2000 (2000)