Centraal in de Zeeuwse vesting Terneuzen stond een kleine hervormde kerk met daarvoor een kerkhof. Terneuzen kent als stad een lange geschiedenis die vergelijkbaar is met de steden Biervliet en Axel. In 1325 werd ‘Neuzen’ of ‘Nose’ voor het eerst genoemd. In 1339 werd er de kerk gebouwd waar de meeste inwoners een laatste rustplaats vonden. In de Tachtigjarige oorlog zou het belang van Terneuzen aanzienlijk toenemen.
Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog versterkten de Spanjaarden de kleine havenplaats tegen aanvallen van de Watergeuzen. Ondanks die versterkingen veroverden in 1583 Staatse troepen de stad en een jaar later verleende Prins Willem I Terneuzen onder voorbehoud van goedkeuring door de Staten-Generaal stadsrechten. Die rechten zouden overigens pas in 1816 door koning Willem I officieel gemaakt worden. Het door de Spanjaarden gebouwde fort werd uitgebouwd tot vesting met als doel de Westerschelde te kunnen afsluiten. Hiermee werd Antwerpen zwaar getroffen en kreeg de geschiedenis van die stad een geheel andere loop.
Rond 1650 was Terneuzen een enigszins langwerpige vesting, waar een vaart vanaf zee toegang bood tot het achterland en de stad Axel. Veel van de vesting moest later weer prijsgegeven worden aan de zee. Overigens werd de vesting later belangrijk uitgebreid zodat van de oorspronkelijke vorm weinig overbleef. In 1659 werd de kerk vernieuwd. In de kerk en op het kerkhof lagen oude grafzerken die teruggingen tot eind zestiende eeuw. Bij een van de vele verbouwingen en vergroting van de kerk verdwenen allengs alle grafzerken onder een laag aarde. In 1966 kwamen de zerken weer aan het licht bij opgravingen die nodig waren omdat de vloer verzakte. Nadien zijn enkele zerken in de kerk geplaatst. Op een van de stenen is nog een begrafenis van 1827 vermeld.
Begraven in en buiten de stad
Niet alle inwoners van Terneuzen vonden een laatste rustplaats binnen de vesting. Buiten de vesting lagen ten zuiden van Terneuzen de gehuchten Triniteit en wat verder Driewegen. Triniteit had een eigen kerkhof, gesticht in 1339. Ten oosten lag nog Othene dat ook een eigen kerk had, maar die is bij de inundaties rond 1586 verloren gegaan, inclusief het kerkhof. Ook Triniteit maakte moeilijke tijden door, maar kerk en kerkhof bleven bestaan en dienden tot 1850 mede als begraafplaats voor Terneuzen. Alle drie de gehuchten zijn in de twintigste eeuw opgeslokt door de moderne bebouwing van Terneuzen.
Nadat het begraven binnen de bebouwde kom in 1829 verboden werd, legde de gemeente ten zuiden van de stad in de Lievenspolder een nieuwe begraafplaats aan. In 1845 werd op deze begraafplaats een apart gedeelte voor de katholieken afgescheiden. Over de aanleg en het gebruik van deze begraafplaats is weinig meer bekend dan dat ze een rechthoekige vorm had en via de Kerkhoflaan ontsloten werd. Elders is aangegeven dat de begraafplaats dateerde uit 1850, maar dit lijkt onwaarschijnlijk omdat een graf bekend is dat dateert van 1846. Alleen op oude plattegronden en een enkele gedateerde luchtfoto van voor de Tweede Wereldoorlog is de begraafplaats nog te herkennen.
Op zoek naar meer ruimte
Begin twintigste eeuw bood de begraafplaats onvoldoende ruimte voor de groeiende stad en bovendien lag deze in de weg voor uitbreidingen van de fabrieken in de omgeving. De ontwikkelingen in de nabijheid van de begraafplaats waren snel gegaan omdat het kanaal naar Gent steeds meer activiteiten met zich meebracht, zeker nadat het kanaal in 1885 verbreed en het sluizencomplex uitgebreid was. Een uitbreiding van de begraafplaats zat er dan ook niet in. Ten oosten van de stad werd begin jaren twintig ruimte gevonden voor een nieuwe begraafplaats. In de Noordpolder, langs het uitwateringskanaal, werd een rechthoekige begraafplaats aangelegd, bestaande uit twee aparte delen, waarvan het oostelijke deel bestemd was voor katholieke inwoners van de stad.
De oude begraafplaats, waar nog maar weinig grafmonumenten stonden, werd enige tijd verpacht als weide terwijl sommige delen al snel ingenomen werden voor uitbreiding van belendende fabrieken. Later is een deel van de oude begraafplaats gebruikt als kwekerij voor de plantsoenendienst. In 1957 werd een deel van de begraafplaats in erfpacht gegeven aan de naastgelegen betonfabriek. De graven ter plekke moesten toen nog geruimd worden.
De tweede gemeentelijke begraafplaats van Terneuzen werd in de volksmond ook wel Java genoemd naar de vlakbij liggende woonwijk. Mede door de groei van Terneuzen bleek ook deze begraafplaats snel vol te zijn en bovendien bleek ze in de weg te liggen voor de broodnodige uitbreiding van de stad. In 1945 werden plannen gemaakt voor een nieuwe begraafplaats, dit keer veel verder van de stad. Snel ging het niet met die plannen, want in 1954 was de gemeente nog steeds op zoek naar een geschikte locatie. Een jaar later was echter een plan gereed. De noodzaak voor een nieuwe begraafplaats was toen groot omdat er op de bestaande begraafplaats nauwelijks nog nieuwe graven uitgegeven konden worden. In 1961 werd de oude begraafplaats officieel gesloten en in 1974 werd een groot deel van de begraafplaats geruimd. Wat restte was toen al sterk in verval. In 1973 had de katholieke parochie al aangekondigd dat het katholieke deel geruimd zou worden. Het oostelijke deel dat men nog in stand had gelaten, werd in 1990 geruimd. Ter plekke werd een deel van de rondweg aangelegd met een grote rotonde en daarbij nieuwe kantoorgebouwen en woningen.
Gemeentelijke begraafplaats Bellamystraat
In 1958 werd bekend gemaakt dat in de Zuidlandpolder gronden zouden worden onteigend ten behoeve van de aanleg van de nieuwe begraafplaats. In 1961 was de begraafplaats gereed en kon deze in gebruik worden genomen. De afstand tot de stadskern leverde in eerste instantie problemen op omdat de begraafplaats niet meer op loopafstand lag. Op de oude begraafplaats kon alleen nog bijgezet worden in de eigen graven, maar dat zou niet lang duren.
De nieuwe begraafplaats kreeg de naam Zuiderbegraafplaats. Twee grote velden aan de voorzijde bij de toegang werden ingericht voor de katholieke graven. In tegenstelling tot de rijke katholieke grafcultuur op de oude begraafplaats, waren hier alleen eenvoudige uniforme stèles toegestaan. Deze keuze is ongetwijfeld ingegeven door de veranderingen die de katholieke kerk toen doormaakte, waarbij een sterke modernisering van het geloof plaatsvond. Wel was er plaats voor een kruis waar de priesters werden (her)begraven. Nieuw bij deze begraafplaats, maar zeker noodzakelijk, was de aula met daarbij een ruime parkeerplaats. Al snel werden bij begravingen eerder overleden partners van de oude begraafplaats overgebracht. In 1974 werden zo’n 120 graven overgebracht van de oude begraafplaats, waarvan de meeste inclusief de grafstenen. Veel van die graven kregen een plek op grafvak A (herbegraving Java), maar ook elders zijn nog grafstenen te vinden met achter op de tekst “Herbegraven 1974”. Een dergelijke vermelding is op zich een bijzonderheid.
Aanpassingen
In 1983 werd op de begraafplaats een columbarium gebouwd, terwijl in 1989 plannen bekend werden gemaakt voor een crematorium op de begraafplaats. Tegen de komst van het crematorium, het tweede in Zeeland, ontstond nogal wat verzet. Ondanks dit verzet werd het crematorium in 1990 geopend. Het crematorium werd ingepast in de bestaande aula.
In 2015 werd duidelijk dat in de toekomst uitbreidingen van de begraafplaatsen niet meer nodig zouden zijn. Het aantal crematies was inmiddels dusdanig hoog dat de ruimte op de begraafplaats voor jaren voldoende was. In 2017 vond een omvorming van de begraafplaats plaats. Daarbij is veel van het voorheen groene karakter verdwenen waardoor een meer open begraafplaats is ontstaan.
Ondanks een aantal oudere grafmonumenten dat overgebracht is van de oude begraafplaats is de grafcultuur relatief sober en eentonig. De regelgeving uit de beginjaren hebben lange tijd een rol gespeeld waardoor de meeste grafvakken nog steeds een relatief uniform aanzicht kennen. Pas in de afgelopen jaren is het aantal afwijkende grafmonumenten toegenomen door verschillen in materiaalgebruik en vorm en door een meer persoonlijke invulling. In 2021 heeft de gemeente een inventarisatie laten uitvoeren om vast te stellen welke grafmonumenten van cultuurhistorische waarde zijn, met als doel deze te behouden.
Grafmonumenten
Met name de grafmonumenten die overgebracht werden van de oude begraafplaats, Java genaamd, vallen op. Het betreft vooral vroeg twintigste-eeuwse grafmonumenten uitgevoerd in hardsteen. Ook overgebracht van de oude begraafplaats is het monument voor vijf verzetslieden uit de Tweede Wereldoorlog. Het betreft vijf medewerkers van Rijkswaterstaat die op 5 september 1944 hebben geprobeerd de ondermijnde sluizen van Terneuzen te redden. Vijftien ambtenaren van Rijkswaterstaat, ingenieurs, sluiswachters, sluisknechten en monteurs probeerden die dag de Westsluis in Terneuzen voor vernietiging te behoeden. Toen ze bezig waren de door de Duitsers aangebrachte springladingen te verwijderen, werden ze ontdekt. Tien mannen wisten te ontkomen, maar de vijf die gepakt werden moesten hun daad met de dood bekopen. Ze werden op 8 september 1944 begraven in een gezamenlijk graf, toen nog op de oude begraafplaats. Op 20 september werd Terneuzen bevrijd.
Tussen de vele grafmonumenten is er een aantal dat verwijst naar de rol van Terneuzen als haven. Zo ligt Simon Cornelis Hamelink (overleden 1953) hier begraven. Hij was van beroep waterklerk. Een waterklerk vormt een verbinding tussen schip en haven en komt daarom ook alleen in grotere havens voor als beroep. Op de vele grafmonumenten ook soms opvallend ver teruggaande jaartallen, zoals op het grafmonument van Bernardus Cortvriendt en Theresia Bonte. Hij overleed in 1877 en zij in 1905. Beiden werden eerst begraven op de eerste algemene begraafplaats van Terneuzen en zijn mogelijk vervolgens nog begraven geweest op de tweede algemene begraafplaats, alvorens zij hier hun laatste rustplaats vonden.
Noemenswaardig is ook het graf van Franklin Alwin Koulen die in 1985 overleed en naar wie een straat vernoemd is in Terneuzen. Koulen, geboren in 1922 in Suriname, kwam in 1944 als marinier naar Nederland. Hij nam hier deel aan verschillende operaties rond de Westerschelde. Na de oorlog bleef hij in Terneuzen waar hij begin 1947 trouwde met Vera van de Bruele. Later dat jaar werd Koulen uitgezonden naar Nederland-Indië. Tegen zijn wil en hij hielp vooral in de kantine van de mariniers. In 1949 kwam Koulen weer terug naar Nederland en in 1950 werd hij eervol uit dienst ontslagen. In 1957 opende Koulen samen met zijn vrouw in Terneuzen een lunchroom, Porgy en Bess genaamd, die al gauw uitgroeide tot een succesvolle muziek- en jazzclub. Na het overlijden van Koulen bleef zijn club bestaan, toen als cultuurpodium Porgy en Bess.
Literatuur:
- Aa, A.J. van der; Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, Gorinchem 1846.
- Bloys van Treslong Prins, P.C. van; Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie. Zeeland, Utrecht 1919
- Bok, Leon, René ten Dam; Canon van het Nederlands funerair erfgoed, IJsselstein 2020
- Stenvert, Ronald; Monumenten in Nederland: Zeeland, Zwolle 2003.
Internet:
- Informatie over oorlogsgraven en slachtoffers van de oorlog (geraadpleegd 16 november 2021)
- Diverse artikelen via Delpher (geraadpleegd 16 november)
- Geschiedenis van Terneuzen en omgeving (geraadpleegd 16 november 2021)
- Geoloket: CultuurHistorie Provincie Zeeland (geraadpleegd 16 november 2021)
- Heemkundige Vereniging Terneuzen: Hervormde kerk (geraadpleegd 16 november 2021)
- Databank Oorlogsslachtoffers Zeeland (geraadpleegd 16 november 2021)
- Hervormde Kerk Terneuzen (geraadpleegd 8 december 2021)
- Verdronken Triniteit: eenmaal verlaten, tweemaal verwoest (geraadpleegd 8 december 2021)
- Suriname in WO II (geraadpleegd 16 november 2021)