Al in de twaalfde eeuw was er sprake van een kerk in Goes en ging het de nederzetting voor de wind. In 1405 kreeg Goes stadsrechten en niet veel later werden er rond de stad versterkingen en een stadsgracht aangelegd. Begraven werd er in en bij de Grote of Maria Magdalenakerk die zijn huidige vorm kreeg rond 1470. Na de reformatie ging de kerk over van de katholieken naar de protestanten, maar de katholieken bleven er wel begraven.
De stad Goes dankte haar welvaart vooral aan de lakennijverheid en de moernering, het winnen van zout uit het veen. In de zestiende eeuw verminderde de welvaart van de stad. In 1577 sloot de stad zich aan bij de Prins van Oranje en vanaf dat moment kwamen de kerken in handen van de protestanten en raakte de katholieke kerk haar eigendommen en zeggenschap kwijt. In de loop van de zeventiende eeuw werd langzaamaan het katholieke gedachtengoed echter weer gehoord in Goes. Heimelijke pastoors hadden de zielenzorg op zich genomen en in 1638 kreeg Goes weer een aartspriester. Doel was om het katholicisme te behouden voor Goes en Zuid-Beveland. Doordat de bewoners van slot Oostende in Goes katholiek bleven en hulp boden aan rondzwervende missionarissen, behield Goes een katholiek volksdeel. Wat volgde was een gedoogbeleid dat gepaard ging met het betalen van grote afkoopsommen aan het heersende bewind.
In de achttiende eeuw telde Goes zo’n 300-400 communicanten en had men de beschikking over een schuilkerk. De doden werden begraven op de locatie die al eeuwen voorhanden was, bij en in de kerk. Bij de kloosters kon al na de Reformatie niet meer begraven worden en mogelijk werd alleen nog in de Gasthuiskapel begraven. De in 1768 overleden pastoor Claus werd bijvoorbeeld begraven in het schip van de kerk in een half koopgraf. Bij de begrafenis werd de klok een heel uur lang geluid en doordat niet op de voorgeschreven tijd werd begraven kreeg de statie een flinke boete opgelegd. De katholieken werden in Goes dus gedoogd zolang ze maar geen overlast gaven.
Eerst een kerk dan een begraafplaats
Met de komst van de Fransen in 1795 ontstond er meer vrijheid voor andere geloofsrichtingen in Nederland. Onder koning Lodewijk (1806-1810) konden de katholieken in Goes voor het eerst nadenken over de bouw van een nieuwe kerk. De eerder aan hen toegewezen Gasthuiskapel werd afgewezen op grond van het feit dat deze in slechte staat verkeerde en ook niet geschikt was. Eind 1814 verleende het Provinciale bestuur toestemming om het oude kerkgebouw te slopen en een nieuwe te bouwen. Dat werd een zogenaamde Waterstaatskerk. Deze kwam te liggen tegenover de Grote of Maria Magdalenakerk die tijdens de Reformatie aan de katholieken was onttrokken. Toen de nieuwe kerk gebouwd werd, bestond enige jaren de mogelijkheid om begraven te worden in de nieuwe kerk. Daarnaast werd nog steeds in de oude Maria Magdalenakerk begraven. In beide gevallen zou dat echter niet lang meer duren.
Een begraafplaats stond als volgende project gepland, maar dat zou nog even duren. Al in 1806 had de gemeente ten noorden van de vestinggracht een perceel aangewezen als begraafplaats. Dat was noodzakelijk gezien er veel ziekten in de stad heersten. De nieuwe begraafplaats was in eerste instantie vooral voor het armere deel van de bevolking van Goes. Het beheer lag bij de Hervormde kerk. Nadat het in 1829 niet langer toegestaan was om in de kerken en binnensteden te begraven, werd de begraafplaats buiten de vesting de enige begraafplaats. Daarop besloot de gemeente Goes de begraafplaats uit te breiden en aan te wijzen als algemene begraafplaats, nu ook in beheer bij de gemeente. Al meteen in 1831 werd de begraafplaats uitgebreid. Wie als katholiek hier begraven werd, kreeg hooguit een schepje gewijde aarde mee in het graf, want eigen gebruiken en rituelen waren in het openbaar nog steeds niet toegestaan.
In de negentiende eeuw groeide de katholieke gemeenschap in Goes en kon ze steeds meer beschikken over allerlei eigen voorzieningen. Wat nog ontbrak was een begraafplaats, maar ervaringen in Middelburg en Zierikzee leerden de katholieken dat zoiets niet zonder slag of stoot ging. In 1885 wist het kerkbestuur in Goes uiteindelijk een stuk grond aan te kopen, gelegen ten westen van de stad, langs de Poelweg.
De aanleg van de nieuwe begraafplaats
Via via was het kerkbestuur gewezen op een stuk grond van rentenier Krijn de Dreu. Hij verpachtte de grond aan een katholiek echtpaar en via hen kwam hij mogelijk in contact met kapelaan Schouten. De kapelaan had laten weten dat het kerkbestuur op zoek was naar een geschikt perceel voor een begraafplaats. De Dreu stemde in met de verkoop en daarmee werd het kerkbestuur eigenaar van bijna 7.300 m2 grond. Het bedrag dat men betaalde, 2.000 gulden, was het dubbele van wat De Dreu er vier jaar eerder voor had betaald. Er waren ook enkele voorwaarden gesteld bij de verkoop. Zo mocht het perceel niet beplant worden met iepen of populieren en diende het kerkbestuur een dam of brug aan te leggen zodat De Dreu bij de rest van zijn land kon komen. Ontbindende voorwaarde voor de koop was dat het kerkbestuur een gemeentelijke vergunning zou verkrijgen voor het inrichten en gebruik van het perceel als katholieke begraafplaats. Dat laatste bleek snel geregeld, want op 6 oktober 1885 was die toestemming al verkregen.
De kosten voor de aankoop werden in zijn geheel vergoed door de welvarende Carolus Ludovicus de Meulemeester (1843-1889). Hij was onder meer lid van de Goese gemeenteraad en verdiende zijn kapitaal in Bergen op Zoom met de oesterteelt. De aanleg, althans het ontwerp, werd waarschijnlijk ook om niet gedaan door de jonge architect Leonardus Bernardus Mudde (1862-1935). Het ontwerp van de begraafplaats zal voor Mudde niet gemakkelijk zijn geweest. Meestal werden dergelijke begraafplaatsen aangelegd naar een standaard waarbij een hoofdpad naar de calvarie voerde. Op het hoofdpad sloten naar gelang de noodzaak zijpaden aan die aparte grafvakken ontsloten. Het langwerpige en smalle perceel leende zich hier slechts ten dele voor en dat had Mudde wellicht goed begrepen. Hij ontwierp op het voorste gedeelte een ovale keerlus voor de lijkkoets met centraal een plantsoen. De ingang kwam centraal te liggen en achter de keerlus kwamen de paden weer bijeen om de begraafplaats verder te ontsluiten. Mudde koos daarbij voor een ongebruikelijk ontwerp. Direct aan het begin van het hoofdpad liet hij twee gebogen zijpaden naar de zijkanten lopen. De gebogen vorm van het pad zette hij door in de vakken daarachter. Centraal ontwierp hij een kruisend pad met in het midden het priestergraf. Alleen op dit deel lagen graven in een rechte rij, maar daarachter liepen ze weer in gebogen vorm, aansluitend op het achterste pad. Links van de toegang tot de begraafplaats werd een lijkenhuisje gepland, verplicht op grond van de Wet op de besmettelijke ziekten uit 1872. De grafvakken werden onderbroken door een zestal iepen die aan de buitenkant van de grafvakken werden getekend. Gezien de koopakte zal dat niet doorgegaan zijn, maar ze zijn wel ingetekend op de plattegrond. Aan het ontwerp is nadien veel betekenis toegekend, zoals dat het de hemelsleutel van Petrus zou voorstellen. Dit komt waarschijnlijk door de vorm van de keerlus aan het begin. Ongeveer 3/8ste van het perceel werd vooralsnog niet ingevuld met graven.
Bij de ingang op de dam werd een toegangshek geplaatst dat een vreemde verschijning is voor een katholieke begraafplaats. De toegepaste symboliek op het hek komt veel vaker voor bij een protestante of algemene begraafplaats. De vermanende betekenis van de symboliek en tekst paste wellicht beter in deze omgeving. Het hekwerk bij de katholieke begraafplaats in Middelburg is wat dat betreft passender. Het gietijzeren hek in Goes werd geleverd door smid en kachelmaker Wilhelmus Franciscus Philippus de Valk uit Bergen op Zoom. De symboliek op het hek verwijst naar de onvermijdelijke dood (zeisen) met de hoop op wederopstanding (staartbijtende slang). Deze symboliek wordt nog eens versterkt door wat er op de hardstenen palen is afgebeeld. Hier verwijst een schedel naar de dood en de zandloper naar de eeuwigheid en wederopstanding, versterkt door de tekst ‘Memento Mori’. Het hekwerk bevatte bovenop ook nog een achtarmig kruis, verwijzend naar de cyclus van doop en dood en het geloof in de wederopstanding. Bovenop de palen hebben gietijzeren urnen gestaan, symboliek die verwijst naar rouw.
In het kleine plantsoen achter de ingang plantte Mudde twee rode beuken die regelmatig geknot werden. Diverse bedrijven uit Goes waren betrokken bij de aanleg en omdat er geen grootse grondwerken nodig waren, kon de begraafplaats al op 14 december 1885 ingezegend worden. De inwijding werd onder grote belangstelling gedaan door deken J.A. Eversteijn. De eerste begrafenis vond plaats op 22 december 1885 op de 4e klasse.
De complete aanleg had de parochie 5.451,44 gulden gekost waarvan uit de eigen kas slechts 678 gulden bijgelegd diende te worden, omdat een groot gedeelte gedekt was uit een collecte.
In gebruik en aanpassingen
De begraafplaats was aanvankelijk verdeeld in vier klassen (of rangen), met nog een stuk grond dat gereserveerd was voor ongewijde graven. Ter weerszijden van de twee priestergraven lagen de 1e klasse, vervolgens een aantal rijen met 2e klasse graven en vervolgens richting de ingang de 3e klasse. Aan de achterzijde lagen de 4e klasse graven. Op de 3e en 4e klasse mochten in eerste instantie geen grafmonumenten geplaatst worden. Dat is pas later toegestaan, maar wel volgens voorschrift.
Het ontwerp van Mudde, hoewel bijzonder, voldeed niet. Eind jaren twintig werd de begraafplaats opnieuw ingemeten en meer functioneel ingericht. Met de invulling van het complete perceel op deze wijze kon men 852 graven voor volwassenen kwijt en 60 voor jonge kinderen. Het priestergraf bleek bij nader inzien in de weg te liggen en bleef beperkt tot twee grote graftomben. Ook is later de vakindeling veranderd en in 1960 werd de klasseindeling losgelaten. Uit 1985 dateert een plattegrond waarop in totaal 990 graven ingetekend zijn.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de begraafplaats meer en meer onderdeel van de stad. Rondom werd een woonwijk gebouwd. Op de begraafplaats verdween het grote gietijzeren kruis dat bij de priestergraven had gestaan en er was nauwelijks nog ruimte voor de uitgifte van nieuwe graven. Gesprekken met de gemeente over de aanleg van een nieuwe katholieke begraafplaats als onderdeel van de gemeentelijke begraafplaats liepen op niets uit. Wel werden in 1985 de eerste urnengraven uitgegeven op het voorheen ongewijde gedeelte van de begraafplaats. Uiteindelijk bleek het onderhoud en beheer de mogelijkheden van de parochie te boven te gaan en daarom werd besloten de begraafplaats te sluiten en verder te begraven op een gedeelte van de gemeentelijke begraafplaats. Die was inmiddels verschillende keren uitgebreid en er was nog genoeg ruimte voor verdere uitbreiding beschikbaar.
Verkoop en sluiting
Begin jaren tachtig had het kerkbestuur al eens met de gemeente gesproken over de toekomst van de begraafplaats. Toen achtte de gemeente de kosten voor een overname te hoog en hield de boot af. In februari 1986 stuurden pastoor en kerkbestuur een brief aan de gemeente waarin ze aangaven dat de begraafplaats een last werd. Er zou nog wel voldoende capaciteit zijn, maar dan zouden wel graven van 40 jaar en ouder geruimd moeten worden. Ditmaal stond de gemeente wat positiever tegenover een overname. Sluiting was nog niet aan de orde en de gemeente berekende dat een overname jaarlijks bijna 11.000 gulden aan onderhoudskosten vereiste. De waardevermeerdering van het perceel na overname zou na dertig jaar neerkomen op bijna een half miljoen gulden, maar dan zou de gemeente wel moeten gaan ruimen!
In oktober 1987 keurde het college de overname goed, met dien verstande dat de begraafplaats per 1 januari 1990 gesloten zou worden. De parochie diende de gehele administratie over te dragen en zou 6.300 gulden moeten bijdragen in het onderhoud. De gemeenteraad stemde formeel in met de plannen op 21 oktober 1988. De gemeente kocht het perceel van 7.239 m2 voor een symbolisch bedrag van 1 gulden. Bij de overdracht op 21 november 1988 gaf het kerkbestuur aan dat er nog een beperkt aantal grafrechten gevestigd waren. Na toestemming van het bisdom van Breda en goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Zeeland werd op 30 november 1988 de koopakte verleden. Daarmee werd de katholieke begraafplaats een algemene begraafplaats en was de gemeentelijke verordening van toepassing.
De gemeente besloot de uitgifte van nieuwe graven daadwerkelijk met ingang van 1 januari 1990 te staken. De laatste officiële begrafenis vond plaats op 9 december 1989. Dat betrof M. Ceulemans-Brandenburg, overleden op 5 december 1989. Nadien zijn in de jaren negentig nog enkele asbussen bijgezet, gezien enkele tekstplaten die verwijzen naar data die ver na 1990 liggen. In een enkel geval is bekend dat een tekstplaat van elders hierheen is overgebracht.
Vooraanstaande lieden
Tot aan de sluiting waren veel vooraanstaande katholieken uit Goes hier begraven, maar lang niet allemaal. Veel katholieke inwoners van Goes hadden hun heil elders gezocht en werden niet begraven in Goes. Een aantal personen die hier wel zijn begraven is noemenswaardig. Zo is hier de orgelbouwer Ignatius Henricus Maria Giesen ((† 1979) begraven. Van zijn hand zijn verschillende orgels in Zeeland en bekend is dat hij ook betrokken was bij herstel en onderhoud van tal van orgels.
Veel personen die hier begraven werden waren betrokken bij de kerk of bij de verschillende katholieke verenigingen of bonden in Goes. Opmerkelijk zijn twee vrouwelijke penningmeesters. Dergelijke functies waren vaak erebaantjes voor dames uit de meer gegoede kringen. In Goes vervulde Elisabet Maria Johanna Stieger († 1936) de functie van penningmeester van de katholieke Vrouwenbond en Ludovica Seraphina de Meulemeester († 1920) die van penningmeester van de Sint Elisabethvereniging. Dergelijke bonden en verenigingen bestaan allang niet meer, maar tijdens het hoogtepunt van de verzuiling waren dit belangrijke organisaties. De dames Stieger en De Meulemeester behoorden tot de meer geziene katholieke families in Goes.
Ook de oprichter en een hoofdredacteur van de Nieuwe Zeeuwsche Courant zijn hier begraven Het gaat respectievelijk om Josephus Johannes Witkam († 1957) en Johannes Wilhelmus Vienings († 1944). Witkam had een winkel in Goes en was tevens kerkmeester. Vienings was van 1926 tot 1938 burgemeester van Clinge. De Nieuwe Zeeuwsche Courant was een katholieke krant die verscheen tussen 1904 en 1934 en is de enige katholieke krant van Zeeland geweest.
Naast twee erkende oorlogsslachtoffers is hier ook het graf te vinden van Jacobus Franciscus de Coninck, een koopman die op 8 september 1944 gedood werd door een geweerschot aan de Heinkenszandseweg in ’s-Heerenhoek. Verdere gegevens ontbreken, maar het bewuste feit is wel vermeld op de grafsteen. ’s-Heerenhoek werd pas op 30 oktober 1944 bevrijd. De andere twee graven zijn voor Johannes Leonardus van der Heijden († 1945) en Anthonie Bruel († 1945). De laatste is in april 1945 gestorven in het Duitse Herford waar hij gedwongen te werk was gesteld. In december 1951 zijn de stoffelijke resten van Bruel overgebracht naar Goes. Van der Heijden was stafsergeant bij het derde bataljon Stoottroepen, gestationeerd in Den Bosch. Hij is verongelukt bij Kloetinge, maar onduidelijk is onder welke omstandigheden. Hij werd op 25 april 1945 begraven op de begraafplaats.
Een opvallend grafmonument is er voor Maria Anne Josephine Knitel († 1910). Op een granieten basis heeft de man van Knitel, steenhouwer Charles Boosten een marmeren beeld laten plaatsen van een engel met kruis. Het is een herkenbaar beeld dat onder meer vaak op bidprentjes is afgebeeld, maar minder als grafmonument. Minder opvallend maar heel bijzonder is het oudste grafmonument op de begraafplaats. Het betreft een dunne hardstenen stéle voor de jong overleden J.F. Buijsrogge († 1893). De stèle is uitgewerkt als een gecementeerde bakstenen wand met ervoor een afgebroken zuil, symbool voor het te vroeg afgebroken leven. De zuil is evenwel van Henegouws marmer, herkenbaar aan de rode kleur. Dergelijke natuursteen is vanwege zijn fraaie tekening en kleur bijvoorbeeld ook uitbundig toegepast in het paleis van Versailles.
Met name op het voormalige gedeelte voor de 1e klasse staan typische katholieke grafmonumenten met hoog kruis en andere symbolen. Over het algemeen is de vormgeving en symboliek toch meer terughoudend dan je zou mogen verwachten van een katholieke begraafplaats. In die zin is de sobere uitvoering van de vele protestantste begraafplaatsen in Zeeland hier ook aanwezig.
Toekomst begraafplaats
In 2013 werd bekend dat de gemeente van plan was om de begraafplaats in de toekomst in te passen in het openbaar groen. De gemeente had destijds nog het idee om de begraafplaats geheel te ruimen. Later zijn de plannen aangepast en nu moet de begraafplaats onderdeel worden van een grotere groene scheg. Een en ander is vastgelegd in een Masterplan voor Goes-West. De situatie rondom mogelijke rechten en een cultuurhistorische waardering zijn in 2024 opgesteld.
De begraafplaats wordt nog steeds bezocht en ook worden een tiental grafmonumenten voorzien van bloemen en ook onderhouden. Een enkel grafmonument is toe aan groot onderhoud, maar over het algemeen heeft de gemeente goed gezorgd voor de begraafplaats. Door de jaren heen is de begraafplaats wel wat groener geworden doordat meer struiken en bomen zijn blijven staan. Inmiddels verkeren een aantal bomen bij de ingang in slechte staat. De honingbomen behoren overigens tot de lijst van beschermde bomen in Zeeland. Hun ouderdom zal ruim honderd jaar zijn.
Met dank aan Frank de Klerk, Archivist gemeente Goes.
Literatuur:
- Barth, A.J., Driel, L. van en Klerk, F.H. de; Katholiek Beveland van 1600 – 1738. Kroniek van Claus; Goes 1990
- Bok, Leon, René ten Dam (red.); Canon van het Nederlands funerair erfgoed, IJsselstein 2020
- Vos, Hans de; Het voormalige Goese R.-K. kerkhof en de begraven zuil (deel 1), in: De Spuije, aflevering 97, voorjaar 2016.
- Vos, Hans de; Het voormalige Goese R.-K. kerkhof en de begraven zuil (deel 2, slot), De Spuije, aflevering 98, zomer 2016.
Archief:
In het gemeentelijk archief zijn verschillende stukken van de parochie gebruikt, alsmede van verschillende stukken van de gemeente zelf.
Internet (alle geraadpleegd in mei 2024):
- Informatie over oorlogsgraven en slachtoffers van de oorlog via de Oorlogsgravenstichting.
- Genealogische informatie via Genealogie online.
- Delpher
- 'Begraafplaats Goes-West lijkt wel een wedstrijd van steenhouwers', Omroep Zeeland.