* Delft 24 oktober 1632 - † Delft 26 augustus 1723
In de Canon van Nederland ontbreekt hij, maar in de verkiezing van “De grootste Nederlander” uit 2004 eindigde hij op plaats 4, nog voor Erasmus en Michiel de Ruyter. Zijn naam: Thonis Philipsz., beter bekend als Antoni van Leeuwenhoek. Zijn grafmonument siert de Oude Kerk in Delft.
Antoni van Leeuwenhoek werd op 24 oktober 1632 in Delft geboren als Thonis Philipsz.. Zijn vader, een mandenmaker, stierf in januari 1636. Na diverse tussenstops kwam Antoni op zestienjarige leeftijd terecht bij een Schotse lakenhandelaar in Amsterdam. Deze gaf hem in 1653, een jaar na het uitbreken van de eerste Engelse oorlog, de leiding over de zaak. Na het tekenen van de Vrede van Westminster in 1654, begon Van Leeuwenhoek voor zichzelf. Hij vestigde zich als kleine zelfstandige in Delft met een winkel in stoffen en manufacturen. Dit hield hij vol tot 1660, toen hij de mogelijkheid kreeg om Kamerbewaarder der Hoge Heren Schepenen te worden.
In de loop der jaren zou zijn inkomen groeien van 260 gulden per jaar in 1660 tot zo’n 800 gulden in 1679. Naast zijn inkomen door arbeid waren ook enkele bedragen uit erfenissen hem ten deel gevallen, zodat hij rond zijn vijftigste een bemiddeld man was.
Zijn werk
Als wetenschapper was Van Leeuwenhoek eigenlijk een amateur. Hij was een autodidact die geen Latijn kende, zodat hij niet kon lezen wat door anderen was geschreven over de zaken waar hij zich mee bezig hield. Hij had geen wetenschappelijke scholing, maar wist eigenhandig toch een microscoop te ontwikkelen. Bij leven was Van Leeuwenhoek al vermaard. In 1673 werd hij, naar aanleiding van zijn bijzondere uitvinding, door de Delftse arts Regnier de Graaf geïntroduceerd bij de beroemde Royal Society in Engeland.
Van Leeuwenhoek deed grootse ontdekkingen. In 1674 ontdekte hij microben in oppervlaktewater. In 1676 beschreef hij in een brief zijn observaties over datgene wat hij gezien had in regenwater, grachtwater, putwater, peperwater en sneeuwwater. Zijn resultaten werden moeizaam bekrachtigd door de Royal Society, zo vooruitstrevend was het werk van Van Leeuwenhoek. Een jaar later ontdekte hij de aanwezigheid van spermatozoïden in mannelijk zaad. Voor Van Leeuwenhoek zelf een delicaat onderwerp, maar de Royal Society had geen bedenkingen en publiceerde de brief waarin Van Leeuwenhoek zijn openbaring deed. In 1680 werd Van Leeuwenhoek tot officieel lid benoemd van de Royal Society.
Gedurende zijn leven schreef Van Leeuwenhoek meer dan 560 brieven, waarvan de meeste in een Latijnse of Engelse vertaling geplaatst werden in Philosophical Transactions, het tijdschrift van de Royal Society. Deze brieven zijn het gehele wetenschappelijk werk van Van Leeuwenhoek en vormen de enige toegang tot zijn werk en zijn ideeën.
Naast de belangrijke biologische ontdekkingen die Van Leeuwhoek deed, is hij ondermeer de grondlegger van de theorie dat kristalmoleculen veelvlakken zijn met precies dezelfde kristalvorm als de kristallen die zij opbouwen. Op het gebied van de chemie wist hij uit zilvererts voldoende zilver te winnen om eigen kandelaars te maken. Van Leeuwenhoek was in tal van takken van de wetenschap zijn tijd ver vooruit.
Zijn graf
Van Leeuwenhoek trouwde tweemaal. Vier kinderen uit zijn eerste huwelijk met Barbara de Meij stierven in hun eerste levensjaar. Enkel zijn dochter Maria zou hem overleven. Vijf jaar na de dood van zijn vrouw Barbara in 1666 trouwde Van Leeuwenhoek opnieuw. Uit dat huwelijk werd slechts één zoon geboren, die eveneens op jonge leeftijd stierf. Toen op 61-jarige leeftijd zijn tweede vrouw, Cornelia Swalmius, overleed, nam zijn dochter Maria de zorg voor haar vader op zich. Zij zou bij hem blijven tot zijn dood in 1723.
Op 25 augustus 1723, de dag voor zijn overlijden, schrijft Van Leeuwenhoek op zijn sterfbed nog een laatste brief aan de Royal Society. Ditmaal over de eigenaardige ziekte die hem al maandenlang aan bed gekluisterd houdt. Gedetailleerd beschrijft hij de pijn in het middenrif en de moeilijkheden bij het ademhalen. Van Leeuwenhoek beschrijft zijn klachten met zoveel detail dat er tot op vandaag geen nauwkeuriger beschrijving bestaat van die uiterst zeldzame kwaal van het middenrif die men nu de ‘Van Leeuwenhoek ziekte’ noemt.
Na zijn dood werd Van Leeuwenhoek op 2 september 1723 onder grote belangstelling begraven in de Oude Kerk van Delft in graf N XIX, 12. In dit graf was eerder zijn tweede vrouw op 6 januari 1694 begraven. In november 1739 verruilde zijn dochter Maria dit graf tegen N XXII, 14 en 15, en liet de zerk overbrengen. Antoni van Leeuwenhoek werd op 14 november 1739 herbegraven in 15. Maria zelf zou op 30 april 1745, vijf dagen na haar dood, worden begraven in graf 14.
Onbekend is waarom het graf is verplaatst. Mogelijk kocht Maria van Leeuwenhoek het tweede graf omdat het gelegen was tegen de torenmuur in de noordzijbeuk, hier was plaats om een waardig gedenkteken voor haar vader op te richten. En dat gebeurde ook. Het gedenkteken is in 1739 vervaardigd door G. v.d. Giessen. Zijn naam staat rechts op de plint van het grafmonument. Links op dezelfde plint de naam van de uitvoerder T. Jelgersma.
Op de zerk is het wapen van Van Leeuwenhoek te zien: een leeuw. Het wapen wordt vastgehouden door een adelaar. Er onder een sfinx.
‘Hier rust Anthony van Leeuwenhoek outste lit van de Konincklijke Sosyteit in Londe gebooren binnen de Stadt Delft op den 24 October 1632 en overleeden op den 26 Augusty 1723 out sijnde 90 jaer, 10 maende en 2 dagen.
Op de zerk een gedicht van Hubert Kornelisz. Poot:
Heeft elk o wandelaer! alom
Ontzagh voor hoogen ouderdom
en wonderbaere gaven
Soo set eerbiedigh hier uw stap
Hier legt de grijse wetenschap
in Leeuwenhoek begraven.
Literatuur
- Jhr. Mr. Dr. E.A. van Beresteyn - Grafmonumenten en grafzerken in de Oude Kerk te Delft; Assen, 1938
- Leo Beek – De geschiedenis van de Nederlandse Natuurwetenschap, Kampen, 2004
- D. Wijbenga – De Oude Kerk van Delft – 750 jaar in woord en beeld; Delft, 1990
- Johan van Robays – 'Anthoni van Leeuwenhoek (1632-1723)' in: ZOLarium 2008/3