Het Utrechtse dorp Baambrugge is van oorsprong een agrarisch rivierdorp, ontstaan als lintbebouwing langs het riviertje de Angstel. Sinds 2011 valt het dorp onder gemeente De Ronde Venen, nadat het zeventig jaar lang onder de gemeente Abcoude viel. Voor 1941 maakte Baambrugge deel uit van de gemeente Abcoude-Baambrugge. Al vroeg ging Baambrugge over op het begraven buiten de bebouwde kom.
Begraven in de kerk
In Baambrugge werd tot in de negentiende eeuw begraven in en om de oude kerk die hier stond. Van het oude kerkhof is echter niets meer terug te vinden. De oude kerk zelf werd namelijk in 1844 vervangen door een nieuwe kerk in Waterstaatsstijl. Rond de oude vroeg vijftiende-eeuwse kapel lag het kerkhof maar dat is bij de vervanging van de kerk geruimd. Van de oude kerk is alleen de slanke toren aan de zuidzijde overgebleven. Omdat bij de ingebruikname van de kerk het begrafenisbesluit al enige tijd van kracht was, is er rondom deze kerk niet meer begraven.
Algemene begraafplaats
Baambrugge begroef haar doden tot circa 1829 in en bij de oude Baambrugse kerk. Door de weinige rooms-katholieke inwoners van Baambrugge werd gebruik gemaakt van de begraafmogelijkheden in het verderop gelegen Loenersloot of ze kregen een gewijd graf op de het NH kerkhof. In 1829 kreeg Baambrugge een eigen algemene begraafplaats, gelegen langs de Rijksstraatweg naar Loenersloot die in 1813 al was bestraat. De begraafplaats werd in een landelijk gebied aangelegd, buiten de bebouwde kom van Baambrugge. Het riviertje de Angstel stroomde langs de begraafplaats, waardoor het gemakkelijk moet zijn geweest om de stoffelijke overschotten eventueel ook over het water naar de begraafplaats te brengen.
Het kleine, vierkante perceel werd aangekocht voor 494 gulden. De aanleg kostte daarnaast nog eens een kleine duizend gulden, inclusief 46,25 gulden voor een scheepslading zand om het geheel op te hogen en te egaliseren.
Lange tijd kon men met de kleine ruimte vooruit. In 1874 werd een lijkenhuisje gebouwd, maar nadat er in 1891 een uitbreiding in noordelijke richting had plaatsgevonden werd het lijkenhuisje alweer afgebroken. Aan het eind van de uitbreiding werd een nieuw lijkenhuisje gebouwd.
De begraafplaats had in de negentiende eeuw ook een naam: Rusthoff. Een voor de hand liggende naam, maar niet omdat het sloeg op de begraafplaats. Er lag op deze plek namelijk tot begin negentiende eeuw een grote buitenplaats met die naam. De naam is sinds lange tijd in onbruik geraakt. In 1952 vond de laatste grote uitbreiding plaats en werd de begraafplaats in grootte bijna verdubbeld. Het oude lijkenhuisje werd vervangen door een nieuw huisje, wederom aan het eind van de hoofdas. Het huisje werd ontworpen door architect H. Boers uit Loenen die ook de huisjes op de begraafplaatsen in Vreeland en Loenen ontwierp. De huisjes zullen in de twintigste eeuw niet meer gebruikt zijn voor doden die aan besmettelijke ziekten waren gestorven, maar wel nog voor niet geïdentificeerde drenkelingen en verkeersslachtoffers. Ook werden hier de lijken geschouwd door de schouwarts. Vandaag de dag dient het huisje alleen nog voor opslag.
Monumenten
Het oudste, nog aanwezige, grafmonument dateert uit 1838. Op de hardstenen zerk staat, weliswaar slecht leesbaar, dat Johanna Christina Virulij, echtgenote van Jan Jansen op 27 mei van dat jaar is overleden. Op 26 maart 1866 werd haar echtgenote burgemeester Jan Jacob van Voorthuijsen in de grafkelder bijgezet. Hij was overigens niet de enige burgemeester die in Baambrugge werd begraven. Ook burgemeester Christiaan Louis Roos Vlasman heeft hier zijn laatste rustplaats gevonden. Hij werd bijgezet op 14 februari 1893. Zijn graf wordt gesierd door een hoog monument van hardsteen, voorzien van zijn portret. Verder is ook het grafmonument van de bekende Amsterdamse architect Gerrit van Arkel interessant. Van Arkel stierf op 11 juli 1918 en kreeg op zijn graf een hoge zandstenen stèle met daarop een passer en een woonhuis, passend bij zijn beroep.
Tot op heden is het oppervlak van de begraafplaats niet meer gewijzigd. Aan het eind van het middenpad staat het baarhuisje en rondom is een haag aangebracht. Aan die haag is wel de overgang van de oudere delen naar de laatste uitbreiding te zien: in de oudere delen is de haag samengesteld uit liguster terwijl men op het laatste deel taxus heeft gebruikt.
De begraafplaats heeft vandaag de dag nog steeds een landelijk karakter. Bijzonder is het opmerkelijke houten toegangshek op de gemetselde dam. Het hek is uitgevoerd in de trant van de houten hekken die hier in het verleden algemeen voorkwamen bij buitenplaatsen en boerderijen. Het hek dateert waarschijnlijk niet uit de begintijd van de begraafplaats. Eind twintigste eeuw dacht men het oude hek nog te vervangen door een stalen hek, zoals dat ook lange tijd op de algemene begraafplaats in Abcoude aanwezig was. Dankzij persoonlijk ingrijpen van de toenmalige burgemeester heeft men het hek gerestaureerd. De karakteristieke kleuren van het hek geven de ingang van de begraafplaats een waardig, maar bovendien ook een waardevol aanzicht.
Literatuur
- Meijer, Peter, Hekken in Nederland, 2002 Zeist
- Wandeltocht. Een rondwandeling door Abcoude en Baambrugge, met historische omschrijvingen en wetenswaardigheden.
- Timmer, W.W.; Dood en begraven in de gemeente Abcoude, in: Angstelkroniek, tijdschrift van de Historische Kring Abcoude/Baambrugge, nr. 23, 6e jaargang, oktober 2006.
- Timmer, W.W.; Algemene begraafplaats te Baambrugge, in: Angstelkroniek, tijdschrift van de Historische Kring Abcoude/Baambrugge, nr. 25, 6e jaargang, april 2007.
- Timmer, Wim; Kroniek van Abcoude en Baambrugge, Abcoude 2010.