* Assen 25 mei 1852 - † Assen, 9 mei 1935
Henderika Alberdina van Riel-Smeenge
* Assen 1879 - † Assen 1958
Mr. Harm Smeenge (1852-1935) genoot bij de Drenten, die hem de erenaam "Oeze Haarm" hadden gegeven, veel aanzien en vertrouwen. Na zijn lagere schooltijd volgde hij onderwijs aan het Asser gymnasium. In Groningen rondde hij de studie Rechten af met een promotie in 1877. Een juridische loopbaan volgde: griffier van het kantongerecht te Meppel van 1879 tot 1890, kantonrechter te Hoogeveen van 1890 tot 1900 en griffier van het Gerechtshof te Amsterdam van 1900 tot 1929. Intussen was hij ook als liberaal politiek actief, eerst als lid van de Tweede Kamer van 1886 tot 1888 voor het kiesdistrict Assen en van 1888 tot 1918 voor het kiesdistrict Meppel, later als door de Drentse Staten gekozen lid van de Eerste Kamer van 1920- 1935. Voor een van de kiesdistricten van Amsterdam was hij van 1907 tot 1914 lid van de Provinciale Staten. In vele besturen had Smeenge zitting, waarbij vooral het onderwijs hem ter harte ging, met name het ambachtsonderwijs. Activiteiten ontplooide hij ook in de belangenorganisaties in de scheepvaart getuige zijn voorzitterschap van de schippersvereniging "Schuttevaer". Smeenge was geen staatsman, maar een praktisch ingesteld liberaal bestuurder. Vanwege zijn grote verdiensten vielen hem twee koninklijke onderscheidingen ten deel: ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau. Veelzeggender zijn misschien nog wel de vele gebouwen, straten en fondsen, die zijn naam dragen.
Henderika Alberdina van Riel-Smeenge
Voor twee zaken heeft Henderika Alberdina van Riel-Smeenge (1879-1958) zich actief en energiek ingezet: het onderwijs en de vrouwenemancipatie. Lidmaatschap van een politieke partij, in haar geval de Liberale Staatspartij, en functioneren in verschillende bestuurlijke functies waren voor haar vanzelfsprekende zaken. Haar strijdbaarheid en politieke belangstelling zal zij ongetwijfeld hebben "geërfd" van haar vader mr. Harm Smeenge. Van haar plannen rechten te gaan studeren kwam het niet, het werd een opleiding tot onderwijzeres en ze trouwde een directeur van het post- en telegraafkantoor: Willem Hendrik van Riel, die ze volgde, eerst naar Hoofddorp en later naar Emmen. In Emmen werd ze in 1917 arrondissementsschoolopziener, maar moest deze baan in 1924 opgeven, omdat een gehuwde vrouw geen openbare ambten mocht vervullen volgens de wet. In 1926 werd deze maatregel weer ingetrokken en werd zij inspectrice van het Lager Onderwijs in Borger. In Emmen was ze ook lid van de gemeenteraad en kon ze haar bijdrage leveren aan verbetering van de levenscondities in het Drentse veengebied. Tien jaar later werd ze onderwijsinspectrice in Assen, onderbroken door de Tweede Wereldoorlog. Ze wenste geen gevolg te geven aan Duitse voorschriften. Haar activiteiten in besturen van locale en landelijke vrouwenverenigingen hebben veel betekend voor de emancipatie van de vrouwen. Nadrukkelijk bepleitte zij een goede opleiding voor meisjes en leverde zo haar bijdrage in de stichting van landbouwhuishoudscholen. In 1958 overleed ze en werd begraven bij haar in 1932 overleden echtgenoot en naast haar vader. (2004)
Literatuur
- H. Gras e.a., Geschiedenis van Assen (2000)
- Dr. J. Heringa e.a., Geschiedenis van Drenthe (1985)
- Petra Brooman, Krüderige Wieven, Drentse vrouwen in de 20e eeuw (Zutphen, 1991)
- Encyclopedie van Drenthe (2003)
- Het Asser Historisch Tijdschrift
- Biografisch Woordenboek van Nederland