Het dorp Bergen in Noord-Holland is een aantrekkelijk dorp, gelegen tegen de duinen. Die aantrekkingskracht is niet nieuw want al heel lang geleden vestigden zich hier op een strandwal de eerste mensen. Het dorp werd in de tiende eeuw voor het eerst vermeld, maar is mogelijk ouder. De oudste bewoning in dit gebied dateert van circa 3000 tot 1500 voor Christus. De strandwallen vormden ideale bewoningsplaatsen. Op de oudste strandwallen, die het meest oostelijk liggen, werden plaatsen als Alkmaar en Heiloo gesticht. Vanzelfsprekend werd daar ook begraven.
Bergen zelf werd op een jongere strandwal, meer westelijk gelegen, gesticht. De eerste prehistorische bewoning was meestal niet permanent. Pas in de periode van de zevende tot de negende eeuw vestigde men zich hier permanent en begon de bewoning zich weer enigszins uit te breiden. In diezelfde tijd werden ook de eerste kerken gesticht. Vanaf de tiende eeuw werd het uitgestrekte veengebied ten oosten van de strandwallen ontgonnen. Het gebied rondom Bergen was verre van stabiel want ten oosten van het dorp traden tot in de dertiende eeuw regelmatig overstromingen op. Hierop werd begonnen met de aanleg van dijken. Zo beschermde ten zuiden van Bergen een dijk het dorp tegen het water uit het alsmaar groter wordende Bergermeer. Dit meer werd in 1564 drooggemalen.
Ondertussen was al voor het eind van de elfde eeuw op een hogere plek de eerste tufstenen kapel gebouwd. Deze kapel lag centraal ten opzichte van een aantal buurtschappen die samen Bergen vormden. Rondom de kerk lag een ruim kerkhof waar de doden uit de omgeving werden begraven. In de vijftiende eeuw kwam op de plaats van de oude kapel een forse driebeukige kerk gereed in een laat-gotische stijl. Anderhalve eeuw na de voltooiing, in 1574, werd deze kerk verwoest door een brand, gesticht door plunderende troepen onder leiding van Diederick van Sonoy. Deze gebeurtenis speelde zich af in de nadagen van het beleg van Alkmaar.
Aan het eind van de zestiende eeuw werd alleen het koor gedeeltelijk hersteld en liet men de rest als ruïne staan. In de kerk hadden ondermeer de “heren van Bergen” hun grafkelder.
Noodzaak voor een nieuwe begraafplaats
Aan het begin van de negentiende eeuw begroef Bergen haar doden nog steeds in de kerk en op het kerkhof. Na het verbod op begraven in de kerk, dat inging in 1829, begroef men alleen nog op het kerkhof. Noodzaak om een nieuwe begraafplaats aan te leggen was er niet want met ongeveer 800 inwoners was men daartoe niet verplicht. De ongeveer 25 doden per jaar kon men gemakkelijk kwijt op het ruime kerkhof. Na 1850 begon echter de noodzaak voor een nieuwe begraafplaats steeds groter te worden. Het aantal sterfgevallen was niet groter geworden, maar de bevolking wel. Men vreesde dat het kerkhof op korte termijn niet meer voldoende ruimte zou bieden. Sommige graven werden al na zeven jaar geruimd, iets wat niet lang daarna bij wet verboden werd.
De gemeente Bergen had echter geen grond beschikbaar voor een nieuwe begraafplaats. In 1863 deed de heer van Bergen, Jan Jacobus Henricus van Reenen, een aanbod aan de gemeente om onder voorwaarde een stuk grond af te staan. Die voorwaarde was dat de grond geen andere bestemming mocht hebben dan die van algemene begraafplaats. Mocht de gemeente de bestemming wijzigen, dan zou het eigendom terugvallen aan de erven Van Reenen. Zij kunnen tot 30 jaar na bestemmingwijziging de schenking ongedaan maken. Het servituut, zoals dat heet, geldt nog steeds.
De aanleg
Het stuk grond dat de heer van Bergen ter beschikking stelde, was ongeveer 7.000 m2 en had een waarde van 480 gulden. Het in opzet nagenoeg vierkante stuk grond lag zo’n 200 meter ten zuiden van de kerk langs de toenmalige Schoolstraat. Eind 1863 startte de aanleg en in juli 1864 vond de eerste begrafenis plaats. In de tussentijd had de gemeentearchitect C. Stuurman Czn. een ontwerp gemaakt voor de begraafplaats. Hij koos voor een symmetrische opzet van vier nagenoeg even grote grafvelden zodat een kruisvorming padenstelsel ontstond. De grafvelden werden ongeveer een meter opgehoogd, waarschijnlijk met zand uit de sloot die rondom uitgegraven werd. Rondom werd eveneens een pad aangelegd. De grafvelden kregen elk een eigen bestemming. Zo werden de grafvelden ter rechterzijde bestemd voor katholieken en links voor algemene (lees protestante) graven. De grafvelden kregen op zich ook weer een indeling. Er was ruimte voor ongeveer 500 graven. Door de ophoging kon men tot drie lijken per graf begraven, waardoor er in totaal ruimte was voor 1500 stoffelijke overschotten. Daarmee zou Bergen zeker zestig jaar verzekerd zijn van voldoende grafruimte.
De toegang tot de begraafplaats liep via een bakstenen dam en een toegangspad van enkele tientallen meters dat aansloot op de Schoolstraat (later Ruïnelaan). De vier grafvelden werden omgeven door een haag en ook de gehele omranding van de begraafplaats kreeg een groene rand.
Op de bakstenen dam werd een smeedijzeren hekwerk tussen gietijzeren pijlers geplaatst en langs het toegangspad van de straat naar de begraafplaats werd een rij bomen geplaatst. Het hekwerk dat nog steeds op de dam staat, is opgehangen aan twee gietijzeren pilasters, die bovenin bekroond worden door een gevleugelde zandloper. Het hoofddeel wordt gevormd door twee openklappende hekdelen. De spijlen worden bekroond door speerpunten. Onderin, op ongeveer 1/3 van de hoogte, wordt het hek ondersteund door een dwarsverbinding. Vanaf de onderzijde steken hier tussen de langere spijlen nog kortere, smallere spijlen door, eveneens bekroond met speerpunten. Aan weerszijden is het hek voorzien van zogenaamde aflopende ‘wangen’, beëindigd met een sierkrul. De pilasters zijn na een restauratie in 2001 op een betonnen voet gezet. Stangen ondersteunen het hekwerk. Het hekwerk is zwart geverfd. Het hek behoort met het toegangshek van het ‘Oude Hof’ tot de twee oudste nog bewaard gebleven hekken in Bergen.
De eerste begrafenis in juli 1864 vond plaats voor de officiële opening van de begraafplaats. Die opening was officieel pas in december van dat jaar. De formaliteiten daarvoor werden verricht door dominee Tenckinck. Het katholieke gedeelte was een half jaar eerder al ingewijd door pastoor Van ’t Rood.
Waarschijnlijk na 1872 werd links van het toegangspad een lijkenhuisje gebouwd.
In de loop van de negentiende eeuw werd de Schoolstraat, nu Ruïnelaan, iets naar het oosten opgeschoven, mogelijk om de verkaveling van de percelen ten zuiden van de begraafplaats te verbeteren. Het toegangspad naar de begraafplaats is daardoor iets langer geworden dan oorspronkelijk het geval was.
Sluiting
De begraafplaats werd gebruikt tot 1953, dus nog geen negentig jaar. In die negentig jaar werden er in totaal 1716 mensen begraven. De meeste van hen, 976 in totaal, vonden hun laatste rustplaats op het katholieke deel. De sluiting was onafwendbaar omdat de kleine begraafplaats niet voldoende ruimte bood. Daarom was al in 1920 aan de Kerkedijk in Bergen een nieuwe begraafplaats aangelegd. Daar werden vanaf dat moment de meeste doden ter aarde besteld. Na 1953 trad het verval in en werd de begraafplaats door kinderen als speelterrein gebruikt. Mede hierdoor werd voorgesteld de begraafplaats te sluiten. Dat gebeurde met ingang van 1 december 1965. Het terrein heeft daarna wel de bestemming begraafplaats gehouden en bleef daarmee in stand. De sluiting kon echter niet verhinderen dat het verval nog verder intrad. Gelukkig kwam er een lokaal initiatief op gang om de begraafplaats te ontrukken aan de vergetelheid. In 1996 adopteerden de Rotary Club Bergen en de Historische Vereniging Bergen de begraafplaats. De laatste vereniging bleef al die jaren actief en heeft het onderhoud flink ter hand genomen. Dat mocht ook wel want vele grafmonumenten waren overwoekerd en dreigden kapot te gaan. Het lijkenhuisje is ondertussen verdwenen. Hier staat nu een woning.
De begraafplaats anno nu
Ondanks de verwaarlozing die optrad na 1965 is de oorspronkelijke opzet van de begraafplaats goed bewaard gebleven. Ook zijn er veel bijzondere grafmonumenten aan te treffen. De begraafplaats wordt van de omgeving gescheiden door een hoogopgaande groensingel waarin es, eik en hulst het meest voorkomen naast taxus of andere struiken. De begraafplaats zelf ligt op maaiveld, gelijk met de omgeving. Rondom is een onverhard pad aangebracht dat nog duidelijk aanwezig is. Vanaf de entree leidt een hoofdpad de begraafplaats op, halverwege gekruist door een dwarspad. Ook deze paden zijn onverhard. Het kruisvormige padenstelsel is in het midden dubbel uitgevoerd zodat hier tussen de grafvelden nog een kleine groenstrook ligt. Deze groenstrook is geheel bezet met hulststruiken en eiken.
Direct achter de entree liggen links en rechts verhoogde grafvakken, terwijl achter het dwarspad nog eens twee grafvakken liggen. Aan de rechterzijde liggen de rooms-katholieke grafvelden, links de algemene (protestantse) grafvelden.
Het eerste grafvak rechts is de 1e klasse rooms-katholiek. Dit vak is langs het hoofdpad en langs de voorzijde van de begraafplaats afgescheiden van de andere vakken door een beukenhaag die onder aan het talud is geplant. Deze haag werd bij de aanleg als vereiste gesteld door de parochie. Deze eis was overigens opgelegd aan de parochie door het bisdom. Op de 1e klasse vinden we een aantal grotere grafkelders en een onmiskenbaar katholiek karakter. Op het tweede katholieke grafveld lagen vanoudsher de 2e en 3e klasse, alsmede een strook ongewijde aarde. In deze strook konden ongedoopte kinderen, zelfmoordenaars en misdadigers begraven worden.
De indeling van de algemene grafvelden volgt dezelfde indeling als die van de katholieke, maar dan zonder een strook ongewijde aarde. Hoewel deze grafvelden aangemerkt werden als algemeen dragen de grafmonumenten de kenmerken van het protestantse geloof.
De grafvakken zijn nu te betreden via houten of stenen trappen die nog maar enkele jaren oud zijn. De wijze waarop men vroeger de verhoogde grafvelden betrad, is niet bekend.
De grafvakken
Het grafvak katholiek 1e klasse ligt direct achter de ingang, rechts van het hoofdpad. In het midden van het veld staat een eenvoudig houten kruis. Ongeveer tien rijen grafmonumenten zijn van zuid naar noord georiënteerd. De hoofdeinden liggen nagenoeg allemaal naar het westen gekeerd, behalve van twee priesters die net andersom gericht zijn. Meest in het oog springend is de zerk op bakstenen roef van pastoor Koevoets († 1900). Deze ligt precies andersom, maar nog opvallender is het grote gietijzeren botonee-kruis met zijn klavervormige uiteinden. Naast deze zerk liggen drie zerken van de familie Leijen, een rijke en invloedrijke Bergense familie.
De verscheidenheid aan vormen, materiaaltoepassingen en symboliek is groot. Een enkel grafmonument is omgeven met een smeedijzeren hekwerk. De sfeer van dit veld is onmiskenbaar negentiende-eeuws. Er liggen zerken, tombes maar er staan vooral ook eenvoudige hardstenen stèles, duidelijk voorzien van een kruis. Hoewel de graven aaneengesloten liggen, maakt de huidige ligging van de grafmonumenten een open indruk. Hardsteen is het meest toegepaste materiaal met een enkele kunststeen. De bodem bestaat overwegend uit gras met daartussen enkele taxussen, dennen en wat hulst. In de rand waar geen beukenhaag is aangeplant, staan of taxus of varens.
Het 2e en 3e klasse grafvak voor katholieken heeft meer de uitstraling van een grafveld voor algemene graven. Helemaal achteraan was één regel bestemd voor ongewijde graven. Ook dit veld wordt op dezelfde wijze als het voorste veld omgeven door een beukenhaag. Er staan op dit veld nog maar weinig grafmonumenten. De enkele grafmonumenten die hier nog staan, zijn voorzien van een Latijns kruis en bepalen daarmee het katholieke karakter. De regels op dit veld zijn nog herkenbaar aan de betonnen nummerpaaltjes, maar ook doordat de graven ingezakt zijn. Dit levert een zeer herkenbaar beeld op.
Op dit veld liggen ook drie drenkelingen begraven wiens identiteit onbekend is gebleven. Net als op het andere grafveld is ook hier hardsteen het meest voorkomende materiaal. De bodem is op dit deel grotendeels bemost en het veld is ook dichter beplant met dennen en andere struiken en bomen.
Het 1e klasse grafvak voor algemene graven werd op 6 juli 1864 voor het eerst gebruikt. De grafsteen die op het graf kwam te staan, ligt nu in de groenstrook tussen de algemene velden in. Opvallend op dit grafveld zijn de verhoogde bakstenen grafkelders op de hoeken gedekt door een forse hardstenen zerk. De tongewelven zijn deels zichtbaar. In de zuid-westelijke hoek is ook het graf te vinden van de schenker van de grond; Jan Jacobus Henricus van Reenen. De opzet van het grafveld verschilt weinig van dat van de katholieke, maar de graftekens zijn van geheel andere aard. Er zijn hier ook meer hekwerken te vinden. Vroeger stonden op veel graven graftrommels, maar slechts één is er nog. Dat is een speciaal vervaardigde replica. De trommel wordt alleen getoond op open dagen of voor excursies. De trommel wordt binnen opgeborgen om te voorkomen dat deze beschadigd raakt.
Dit grafveld bevat de meeste grafmonumenten en ook de grootste afwisseling in vorm, stijl en materiaal. Er ligt hier ook een zandstenen grafmonument. Een klein deel van het grafveld heeft men in de staat gelaten waarin de hele begraafplaats zich in de jaren negentig bevond.
Het algemene grafvak 2e en 3e klasse bevat meer grafmonumenten dan de katholieke tegenhanger. Tussen de tientallen grafmonumenten staan nog twee bijzondere houten stèles. De overige grafmonumenten betreffen, in tegenstelling tot de 1e klasse, voornamelijk stèles, soms met bandjes rondom het grafvak. De variatie in vorm en uiterlijk is minder groot. Ook hier geven betonnen nummerpaaltjes de plaats van de graven aan. Het vak is sterker en afwisselender begroeid dan het 1e klasse vak.
Voor alle vakken geldt eigenlijk dat het huidige groene aanzicht er in oorsprong niet geweest is. De velden waren bij aanleg vermoedelijk geheel kaal met enkel grafmonumenten. Na jaren van verwaarlozing zijn er zoveel struiken en bomen op de grafvelden gegroeid dat deze de grafmonumenten in sommige gevallen verdrukken. Loof- en naaldbomen staan nu afwisselend op de velden met her en der een struik. Desondanks is de structuur van de velden nog goed zichtbaar. Intensief onderhoud heeft er voor gezorgd dat de velden nu weer goed begaanbaar zijn en dat veel grafmonumenten goed zichtbaar zijn.
Bijzondere grafmonumenten
De verscheidenheid aan grafmonumenten is reeds genoemd, maar enkele verdienen nadere aandacht. Het grafmonument voor de heer van Bergen en zijn familie ligt prominent op een hoek van de 1e klasse van het algemene gedeelte. Op een bakstenen kelder ligt een forse tombe van hardsteen, afgedekt door een grote zerk. Het geheel is zo geplaatst dat het water gemakkelijk van de steen kan lopen en dat de bezoeker de tekst en afbeelding op de zerk goed kan zien. Bovenaan is het wapen van Van Reenen opgenomen met daaronder een tekstveld. Van Reenen zelf werd hier in 1883 begraven. Dochter Pauline volgde in 1904 en zijn vrouw werd hier in 1908 bijgezet. In de kelder is ook nog een doodgeboren kleinzoon bijgezet, maar diens naam is niet op de zerk vermeld. Hoewel de bakstenen kelder aan de voorzijde bloot is komen te liggen, ziet het geheel er nog zeer goed uit.
Geheel in tegenstelling tot het grote grafmonument van Van Reenen staat het houten grafmonument voor P. Miesen, gestorven in 1908. De stèle wordt afgedekt door een zinken kapje tegen inwatering en verkeert in goede staat. De letters zijn duidelijk en diep uitgestoken uit het hout waardoor de tekst zeer goed leesbaar is. Een andere houten stèle uit 1918 heeft de tand des tijds net zo goed doorstaan. Her en der staan ook nog restanten van oude houten nummerpaaltjes. Deze waren zo vervallen dat ze niet meer te redden zijn.Op het katholieke gedeelte valt vooral het grafmonument voor pastoor Franciscus Antoinius Koevoets op. Hij overleed in 1900 en kreeg op zijn graf een zerk op een bakstenen roef. Meest opvallend is het gietijzeren kruis dat achter het monument werd geplaatst. Op de zerk is bovenaan het herkenningsteken voor een priester afgebeeld: een priesterkelk met een stralenkrans. De grafmonumenten op dit grafveld zijn goed herkenbaar aan het kruis dat op veel stenen is afgebeeld, maar fraaier dan een afbeelding van een kruis in wat een duinlandschap lijkt, omgeven door een staartbijtende slang, vind je ze hier niet.
Gebruikte materialen, materiaalhantering, vormgeving en symboliek zijn in ruime mate aanwezig op de begraafplaats. In het bijzonder de nog voorkomende houten stèles, de grote afwisseling in hekwerken en de fraaie symbolen maken de begraafplaats van belang. Dat feit is inmiddels ook door de gemeente erkend. De begraafplaats is aangewezen als gemeentelijk monument.
Openingstijden: let op de begraafplaats is niet altijd geopend, maar in ieder geval wel op donderdagmiddag van 13.30 tot 16.00 uur wanneer de vrijwilligers aan het werk zijn.
Literatuur
- Bleijs, Willem Jan; De Oude Begraafplaats aan de Ruïnelaan, in: Bergense Kroniek, jaargan 16, nr.2 2009
- Stenvert, Ronald e.a.; Monumenten in Nederland, Noord-Holland, Zwolle 2006
- Wit, Steven de; De begraafplaats aan de Ruïnelaan, in Bergense Kroniek, jaargang 5, nr. 1 1998.